ECLI:NL:RBGEL:2022:7590

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
C/05/385990 / HA ZA 21-163
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over deskundigenonderzoek in schadevergoeding na taxatie

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is een tussenuitspraak gedaan met betrekking tot een deskundigenonderzoek naar schadevergoeding na een mogelijk ondeugdelijke taxatie. De zaak betreft een geschil tussen de vereniging VVE Koningin Wilhelminahaven NZ2 te Vlaardingen, eiseres, en twee gedaagden, waarbij de taxatie van onroerend goed ter discussie staat. De rechtbank heeft op 25 mei 2022 een bevel gegeven voor het inschakelen van een deskundige, Ing. A.E. de Jong, om de taxatie te onderzoeken en specifieke vragen te beantwoorden over de taxatiepraktijken in 2015. De deskundige is gevraagd om te beoordelen of de taxatie voldoet aan de geldende normen en richtlijnen van dat moment, en om de waarde van de gebouwen te taxeren op basis van herbouwwaarde.

De rechtbank heeft de VVE opgedragen om een voorschot van € 10.890,00 te deponeren voor de kosten van de deskundige. De deskundige moet binnen twee weken na ontvangst van het voorschot een afspraak maken voor het onderzoek. De rechtbank heeft ook bepaald dat partijen verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat eventuele opmerkingen van partijen aan de deskundige moeten worden doorgegeven. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling na het deskundigenbericht, dat uiterlijk op 25 augustus 2022 moet worden ingediend. De rechtbank zal de zaak vier weken na indiening van het rapport opnieuw behandelen voor het nemen van een conclusie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/385990 / HA ZA 21-163
Vonnis van 25 mei 2022
in de zaak van
de vereniging
VVE KONINGIN WILHELMINAHAVEN NZ2 TE VLAARDINGEN,
gevestigd te Vlaardingen,
eiseres,
advocaat mr. H.W. Gierman te 's-Gravenhage,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat mr. P.M. Leerink te Deventer,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.M. Leerink te Deventer.
Partijen zullen hierna de VVE, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden samen [gezamenlijke gedaagden] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 februari 2022
  • de aktes van de VVE en [gezamenlijke gedaagden] van 23 februari 2022
  • het e-mailbericht van de rechtbank van 29 april 2022 over de begroting van de deskundige
  • de reacties van partijen daarop van 6 en 12 mei 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Het eerder aangekondigde deskundigenbericht zal nu worden bevolen. De rechtbank heeft kennis genomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent het aantal te benoemen deskundigen, de persoon van de deskundige(n) en de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
2.2.
Mede gelet op dat debat zal de rechtbank als deskundige benoemen Ing. A.E. de Jong, NIVRE-re Fuedi-ELAE, werkzaam bij Sedgwick Nederland te Rotterdam (verder: De Jong), met wiens benoeming de VVE en [gezamenlijke gedaagden] instemmen. De Jong heeft zich desgevraagd bereid en in staat verklaard om het onderzoek te verrichten en daartoe vrij te staan. Hij heeft het voorschot op zijn loon en kosten begroot op € 10.890,00 (45 uur x € 200,00 vermeerderd met 21 % btw) inclusief btw, kilometervergoeding en kosten. Geen van partijen heeft daartegen bezwaren geuit.
2.3.
De rechtbank zal De Jong als deskundige benoemen en hem de in het tussenvonnis voorgestelde vragen stellen, waarmee de VVE en [gezamenlijke gedaagden] hebben ingestemd. Het voorschot op het loon en de kosten van de deskundige worden overeenkomstig zijn begroting vastgesteld op € 10.890,00. Zoals overwogen in het tussenvonnis zal het voorschot door de VVE moeten worden gedeponeerd.
2.4.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.5.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Inleiding:
In deze zaak staat (de uitvoering van) een taxatie door [gedaagde 2] / [gedaagde 1] ter discussie. In dit kader worden u onderstaande vragen gesteld. Het zal niet mogelijk zijn om alle vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te geven. Wel wordt gevraagd of u, vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied, de geformuleerde vragen wilt beantwoorden, naar de stand van de praktijk op het moment waarop de taxatie plaats had, uw antwoorden te motiveren en zo mogelijk te verwijzen naar relevante literatuur.
Beschikt u over voldoende gegevens om de aan u voorgelegde vragen te kunnen beantwoorden? Zo nee, wilt u (de) ontbrekende informatie opvragen bij partijen en die in uw rapportage vermelden?
Wat waren in 2015 binnen uw beroepsgroep de standaarden en/of gebruiken
a. voor de wijze waarop een ‘voorafgaande taxatie’ als bedoeld in artikel 7:960 BW van een gebouw op basis van hertaxatie van commercieel vastgoed (in verband met een brandverzekering; verder: een voortaxatie) dient te worden uitgevoerd en
b. waaraan een in dat verband opgesteld taxatierapport dient te voldoen?
3. Indien u verwijst naar richtlijnen en protocollen, kunt u dan voor zover mogelijk aangeven hoe de richtlijn of het protocol tot stand is gekomen? Wilt u de richtlijn of het protocol bijvoegen, dan wel de vindplaats vermelden?
4. Indien er ten aanzien van vraag 2, binnen de beroepsgroep verschillende opvattingen bestonden, kunt u vermelden welke dat zijn?
5. Kunt u vaststellen wat in 2015 – beoordeeld naar de toen geldende normen – het bouwvolume was van de verschillende onderdelen van de gebouwen? Kunt u daarbij zoveel mogelijk een onderscheid maken tussen de hoofdgebouwen, de daarbij horende uitbouwen, bijgebouwen en/of achterliggende bouwwerken?
6. Kunt u de waarde per m3 voor de verschillende onderdelen noemen, beoordeeld naar de situatie in 2015?
7. Kunt u de waarde van de gebouwen in 2015 – beoordeeld naar de toen geldende normen – taxeren op basis van herbouwwaarde ten behoeve van een voortaxatie voor een brandverzekering? Kunt u die waarde voorts geven, uitgaande van de situatie dat de achterliggende bouwwerken in slechte staat verkeerden?
8.
U moet deze vraag zo feitelijk mogelijk beantwoorden. U hoeft niet aan te geven in hoeverre een eventuele afwijking aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is.
Valt de wijze en uitvoering van de door [gezamenlijke gedaagden] uitgevoerde voortaxatie binnen de in 2015 geldende standaard en/of binnen de gebruiken die toen door de beroepsgroep acceptabel werden geacht? Voor zover dit niet het geval was, op welke punten week de voortaxatie daarvan af?
Kunt u bij de beantwoording van deze vraag betrekken dat bij de voortaxatie
a. de kuberingsmethode is gebruikt
b. een deel het bouwvolume dat ziet op bijgebouwen – die (mogelijk) in slechte staat verkeerden – niet is meegerekend en dat dit is gecompenseerd door een toeslag (van circa 15%) op de prijs per m3 van het wel meegerekende bouwvolume?
9. Bestond er in 2015 binnen de beroepsgroep een bandbreedte waarbinnen afwijkingen van gemeten volumes en/of waarderingen op basis van herbouwwaarde bij een voortaxatie acceptabel worden geacht? Zo ja, wat was die bandbreedte?
10. Voor zover de antwoorden op vragen 5, 6 en 7 afwijken van de resultaten van de metingen van (de onderdelen van) de gebouwen en/of van de waardering door [gedaagde 2] , zoals (onder meer) blijkt uit de aantekeningen en het taxatierapport:
a. kunt u een verklaring geven voor die afwijking?
b. blijft die afwijking binnen de in vraag 9 bedoelde bandbreedte?
11 Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
3.2.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
Ing. A. E. de Jong NIVRE-re Fuedi-ELAE, werkzaam bij Sedgwick Nederland te rotterdam
Email: Arno.dejong@sedgwick.com
Telefoon +31 88 2866 464 06-23227580
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.4.
bepaalt dat de VVE binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, civiele roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.5.
bepaalt dat de VVE binnen twee weken na datum van dit vonnis als voorschot op de kosten inclusief omzetbelasting van de deskundige € 10.890,00 ter griffie van deze rechtbank dient te deponeren door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen,
3.6.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van dit voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.8.
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.9.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. T.P.E.E. van Groeningen,
3.10.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.11.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank voor 25 augustus 2022, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
3.12.
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van zowel de VVE als [gezamenlijke gedaagden] ,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan .
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.