ECLI:NL:RBGEL:2022:7550

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10066029
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van de beëindiging van een uitzendovereenkomst en de daaruit voortvloeiende financiële verplichtingen

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de beëindiging van een uitzendovereenkomst tussen [verzoeker] en de besloten vennootschap Halkers Groesbeek B.V. [verzoeker] was sinds 8 juni 2021 in dienst bij Halkers op basis van een uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding. De overeenkomst was aangegaan voor bepaalde tijd en zou stilzwijgend verlengd worden. Op 24 juni 2022 heeft Halkers aan [verzoeker] meegedeeld dat hij moest verhuizen naar een andere accommodatie, wat leidde tot een conflict over de voortzetting van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] heeft aangegeven dat hij niet wilde verhuizen en dat hij de uitzendovereenkomst niet opzegde. Halkers heeft echter gesteld dat [verzoeker] zijn contract zelf had beëindigd door niet op het project te verschijnen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de uitzendovereenkomst niet rechtsgeldig was opgezegd door een van de partijen. [verzoeker] had duidelijk gemaakt dat hij niet akkoord ging met de verhuizing en dat hij de overeenkomst niet wilde opzeggen. De rechter oordeelde dat de beëindiging van de overeenkomst niet kon worden afgeleid uit het inleveren van de huurauto door [verzoeker].

Daarnaast heeft de kantonrechter de verzoeken van [verzoeker] om nabetalingen en afgifte van loonstroken beoordeeld. De rechter heeft geoordeeld dat Halkers niet gerechtigd was om bedragen in mindering te brengen op de eindafrekening en dat [verzoeker] recht had op betaling van een aantal bedragen, waaronder een transitievergoeding en een nabetaling van loon. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling van de verzoeken van [verzoeker] en de mogelijkheid voor partijen om hun standpunten nader toe te lichten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10066029 \ HA VERZ 22-49 \ 520 \ 40141
uitspraak van 8 november 2022
beschikking
in de zaak van
[verzoeker]
zonder vaste woon- of verblijfplaats
verzoekende partij
gemachtigde mr. A.C.E.G. Cordesius
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Halkers Groesbeek B.V.
gevestigd te Groesbeek
verwerende partij
gemachtigde mr. S.J. Klingeman
Partijen worden hierna [verzoeker] en Halkers genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van 25 augustus 2022;
- het verweerschrift met producties;
- de aanvullende productie van de zijde van Halkers;
- de mondelinge behandeling van 11 oktober 2022 mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van [verzoeker] en de gemachtigde van Halkers.

2.De feiten

2.1.
Sinds 8 juni 2021 is [verzoeker] in dienst bij Halkers op basis van een uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding als afbouwer. Hij plaatste onder meer gipswanden. In de uitzendovereenkomst staat:

(…)
1. Werknemer wordt als uitzendkracht ter beschikking gesteld aan de opdrachtgever als bedoeld in artikel 7:690 BW. De overeenkomst gaat in op 08-06-2021 en duurt tot en met 05-07-2021. De overeenkomst wordt derhalve aangegaan voor bepaalde tijd voor de duur van 4 weken en eindigt zonder dat opzegging vereist is van rechtswege.
2. De uitzendovereenkomst zal stilzwijgend worden verlengd, steeds voor de duur van 4 weken en onder dezelfde overige voorwaarden.
(…)
6. Indien de werknemer geen 40 uur per week werkt zoals overeengekomen, is de werknemer aan werkgever een vergoeding schuldig van € 3,25 per minder gewerkt uur ter dekking van de huisvestigingskosten.
7. Het salaris zal wekelijks aan de hand van de ingeleverde urenbrief worden uitbetaald, zonder urenbrief kan er geen salaris worden uitbetaald. (…)
8. Werkgever is aan werknemer alleen loon verschuldigd over de periode dat werknemer daadwerkelijk arbeid heeft verricht voor de opdrachtgever, tenzij nadrukkelijk anders overeen is gekomen. Bij arbeidsongeschiktheid / ziekte heeft werkgever wel een loondoorbetalingsverplichting voor de duur van het contract.
(…)
32. Daarnaast is de ABU/NBBU cao van toepassing (…).
2.2.
Op vrijdag 24 juni 2022 heeft Halkers aan [verzoeker] per telefoon en e-mail laten weten dat hij van woning moest veranderen per 26 juni 2022. [verzoeker] heeft hierop als volgt per e-mail gereageerd: “
As [naam 1] and [naam 1] just informed me by the phone call 10 min ago that I have to move. And this not correct way to move me from one accommodation to other when ever the want.
I say that I don’t want change accommodation.
So find solutions with them.
If they want stop my contract it’s they decision. Otherwise I stay here in this accommodation and hi to work normal on Monday.
2.3.
Daarna zijn die dag nog meer e-mails gewisseld. Halkers mailt: “
We cannot stop your contract, we have work. So you have to move to an other accommodation. It is not a request. You have to. If you don’t want to move: you end your contract by yourself (…)” Waarop [verzoeker] mailt: “
I’m a human. You can’t treat me like slave all the time and inform me on Friday 5 pm that I have to spend my weekend to collect my things and go to another accommodation start clean and fix my things to leave. So if you move me like that day by day you are stopping my contract not me. I’m here to work. There is a law how to treat the employees.” Hierop reageert Halkers met: “
It is not up to you. Not anymore. We Can say where you are going to sleep. So that is in another accommodation. So don’t try to make it hard. Other wise: You have to leave. Go to the other accommodation or go Home. I spoke to you: you have to move Sunday (that is obligatory). You can not stay there.
2.4.
Op maandag 27 juni heeft [verzoeker] zijn huurauto bij Halkers ingeleverd. Hij onving ook een brief van Halkers getiteld “ontslag – niet verschenen op het project” waarin stond: “
Hierbij bevestigen wij u, dat u zelf uw uitzendovereenkomst Fase 1-2 zonder uitzendbeding heeft beëindigd. Hedenmorgen hebben wij tot onze spijt moeten constateren dat u niet op het project bent verschenen waarvoor u stond tewerkgesteld.
Uw uitzendovereenkomst fase 1&2 liep van 07-06-2022 t/m 04-07-2022.
Uw laatste werkdag is geweest op 24-06-2022. (…)

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om Halkers te gebieden/veroordelen/gelasten tot:
a. afgifte loonstroken over periode 8 juni 2021 tot en met 7 april 2022;
b. nabetaling van € 252,65 bruto inclusief het vakantiegeld daarover;
c. nabetaling van € 6.000,- netto (+ of – pro memorie) kilometervergoeding conform artikel 66 CAO Afbouw;
d. betaling van onterecht ingehouden € 210,60 netto;
e. betaling van transitievergoeding van € 1.030,- bruto;
f. betaling van een billijke vergoeding van € 5.647,24 bruto;
g. betaling van de eindafrekening van € 1.431,17 bruto;
h. betaling van 50% wettelijke verhoging over punten b, d en g;
i. betaling van € 156,- aan kosten rechtsbijstand;
j. betaling van de wettelijke rente over punten b, c, d, e, f, g, h en i vanaf datum dagvaarding tot datum algehele voldoening;
met veroordeling van Halkers in de proceskosten.
3.2.
Aan zijn verzoeken legt [verzoeker] ten grondslag dat Halkers de uitzendovereenkomst niet rechtsgeldig opgezegd heeft. [verzoeker] berust wel in het ontslag. [verzoeker] heeft vanwege de onrechtmatige beëindiging verschillende bedragen van Halkers tegoed. Hij heeft recht op een transitievergoeding (€ 1.030,- bruto), een gefixeerde schadevergoeding (€ 651,60 bruto), een billijke vergoeding (€ 5.647,24 bruto), een nabetaling € 252,65 bruto vanwege onvolledige verloning in mei en juni 2022, een nabetaling van € 6.000,- netto met betrekking tot een kilometervergoeding, een betaling van een onterecht ingehouden bedrag van € 210,60 netto, een bedrag van € 200,- als borg voor de auto, betaling van de eindafrekening van € 1.431,17 bruto en wettelijke verhoging en wettelijke rente. Daarnaast verzoekt hij om afgifte van loonstroken, nu die digitaal verstrekt werden en hij niet meer in het systeem kan waar die loonstroken instaan. De kosten voor rechtsbijstand zien op de kosten voor de aan [verzoeker] verstrekte toevoeging.
3.3.
Halkers heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen en [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 235,95 aan Halkers ter zake de VCA, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is of de uitzendovereenkomst ten einde is gekomen door opzegging door [verzoeker] (stelling Halkers) of door opzegging door Halkers (stelling [verzoeker] ). De kantonrechter is van oordeel dat de uitzendovereenkomst niet ten einde is gekomen door opzegging van een van partijen.
4.2.
Dat [verzoeker] niet heeft opgezegd blijkt uit het volgende. [verzoeker] heeft in zijn e-mails van 24 juni 2022 meerdere malen duidelijk aangegeven dat hij het oneens was met de plotselinge verhuizing die van hem gevraagd werd. Hij heeft expliciet aangegeven de uitzendovereenkomst niet op te (willen) zeggen, maar gemaild dat als hij gedwongen zou worden tot de verhuizing, hij dat zou beschouwen als een opzegging door Halkers. Omdat Halkers erop bleef staan dat [verzoeker] zou verhuizen, heeft [verzoeker] , nadat hij zijn spullen in het weekend van 25 en 26 juni 2022 had ingepakt, zijn auto op 27 juni 2022 ingeleverd. Hij ging er dus van uit dat Halkers de uitzendovereenkomst opgezegd had. Halkers kon daarom uit het inleveren van de auto geen opzegging door [verzoeker] afleiden. Helemaal niet nu [verzoeker] ook, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling aangaf, op 27 juni 2022 geweigerd heeft een vaststellingsovereenkomst te ondertekenen.
4.3.
Ook Halkers heeft de uitzendovereenkomst niet opgezegd. Uit haar e-mails van 24 juni 2022 blijkt dat ze werk voor [verzoeker] had en dat ze (enkel) wilde dat [verzoeker] ging verhuizen. Ook de brief van 27 juni 2022 kan niet als opzegging door Halkers gelezen worden. Daarin staat namelijk: “
Hierbij bevestigen wij u, dat u zelf uw uitzendovereenkomst (…) heeft beëindigd.” Dat Halkers een eindafrekening gestuurd heeft, betekent ook niet dat Halkers heeft opgezegd. Het betekent enkel dat Halkers uitging van een opzegging door [verzoeker] en daarom een eindafrekening opstelde.
4.4.
Halkers heeft nog betoogd dat, als geen sprake is van opzegging, de arbeidsovereenkomst van rechtswege tot een einde is gekomen op 4 juli 2022. Toen eindigde namelijk de laatste uitzendovereenkomst (die liep van 7 juni tot 4 juli 2022) en die overeenkomst is, op initiatief van [verzoeker] , niet (stilzwijgend) voortgezet, aldus Halkers.
4.5.
Artikel 7:691 lid 1 BW bepaalt dat op de uitzendovereenkomst artikel 7:668a (ketenregeling) van toepassing is zodra de werknemer in meer dan 26 weken arbeid heeft verricht. Dit is slechts anders als sprake is van de uitzondering van art. 7:691 lid 8 aanhef en onder a BW waar Halkers vanuit gaat. In dit gedeelte van lid 8 staat dat
bij caoonder meer de termijn van 26 weken kan worden verlengd tot ten hoogste 78 weken.
De vraag is of sprake is van een afwijking “bij cao” (waarbij partijen er overigens vanuit gaan dat in casu de ABU cao (hierna: de cao) van toepassing is). Daarbij wordt opgemerkt dat de cao in de in geding zijnde periode niet algemeen verbindend was verklaard en Halkers zich er niet over heeft uitgelaten of zij een gebonden werkgever is. Aangezien dit punt ter zitting niet aan de orde is geweest, wordt aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte hierover uit te laten. Daarbij dienen zij in te gaan op de vraag of (en zo ja, op welke wijze) zij menen “bij cao” gebonden te zijn en artikel 10 van de cao dus op hen van toepassing is.
4.6.
Daarbij wordt alvast het volgende overwogen. Mocht geen sprake zijn van afwijking “bij cao”, dan geldt de wettelijke regeling. Deze houdt in dat als na 26 weken meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van ten hoogste zes maanden, de laatste arbeidsovereenkomst geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd (art. 7:668a lid 1 aanhef en onder b). Dit zou in casu betekenen dat tussen [verzoeker] en Halkers een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan.
4.7.
Verder wordt als volgt overwogen.
Afgifte loonstroken en onvolledige loonbetaling mei/juni 2022
4.8.
In de procedure heeft Halkers de loonstroken waar [verzoeker] om had verzocht overgelegd. Het verzoek tot afgifte van loonstroken heeft [verzoeker] dus ingetrokken. Ook heeft Halkers verduidelijkt welke dagen [verzoeker] in mei en juni 2022 gewerkt heeft en hoe de uitbetaling in elkaar zat. Daarom heeft [verzoeker] ook niet langer verzocht om uitbetaling van het bedrag van € 252,65 bruto inclusief vakantiegeld.
Verkeersboete
4.9.
Halkers heeft gesteld dat de inhouding van € 210,60 netto grotendeels ziet op een verkeersboete van € 197,10. Waarom het bedrag hoger is dan de gestelde verkeersboete is haar niet duidelijk. [verzoeker] heeft binnen de bebouwde kom 18 km te hard gereden, aldus Halkers. [verzoeker] heeft betwist dat dit bedrag verschuldigd is. Nu Halkers het bedrag onvoldoende heeft onderbouwd (ze heeft de verkeersboete niet bijgevoegd) en bovendien geldt dat op basis van art. 37 van de cao een overzicht van verrekeningen in de landstaal van de uitzendkracht ter beschikking moeten worden gesteld en dit niet gebeurd is, zal het verzoek van [verzoeker] tot betaling van € 210,60 netto bij eindbeschikking worden toegewezen.
Eindafrekening
4.10.
[verzoeker] heeft verzocht om betaling van een bedrag van € 1.431,17 bruto op basis van een uitdraai van het dashboard van Halkers. Het gaat om uit te betalen vakantiedagen, vakantiegeld en tijd-voor-tijd. Halkers heeft zich hiertegen verweerd door te stellen dat zij nog bedragen van [verzoeker] tegoed had die het bedrag van € 1.431,17 bruto overstegen en dat zij die bedragen met de eindafrekening verrekend heeft.
4.11.
Uit de door Halkers overgelegde eindafrekening blijkt dat, na loonheffing en inhouding premie wga, een netto loon van € 870,91 overbleef. In totaal heeft Halkers de volgende (netto) bedragen daarmee verrekend:
- € 235,95 aan opleidingskosten VCA
- € 764,66 aan gefixeerde schadevergoeding vanwege opzegging door [verzoeker]
- € 8,35 aan premie zorgverzekering door Holland Zorg
- € 40,00 bruto aan huisvestingskosten
- € 140,00 aan huisvestingskosten.
4.12.
Nog los van de vraag of voormelde posten alle als netto bedragen konden worden verrekend, geldt het volgende.
De gefixeerde schadevergoeding is ten onrechte verrekend nu, zoals hierboven is geoordeeld, geen sprake was van opzegging van de uitzendovereenkomst door [verzoeker] . Ook huisvestingskosten, die volgens art. 6 van de uitzendovereenkomst verschuldigd zijn wanneer een werknemer minder dan 40 uur per week werkt, kunnen niet in mindering worden gebracht, nu [verzoeker] op 27 juni 2022 geen huisvesting meer had. Daarbij wordt, ten overvloede, opgemerkt dat, anders dan Halkers bij herhaling heeft aangevoerd, van “gratis” huisvesting allerminst sprake is, nu uit de loonstroken blijkt dat telkens een bedrag van € 140,00 bruto aan huisvestingskosten op het loon in mindering werd gebracht. Daarnaast kan de premie zorgverzekering zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet worden ingehouden. Halkers heeft wel gesteld dat [verzoeker] een volmacht voor het inhouden van de premie had afgegeven, maar deze volmacht is niet overgelegd en daarmee is onvoldoende onderbouwd dat die er was.
4.13.
Halkers heeft een opleidingsovereenkomst overgelegd. Daarin staat onder meer dat opleidingskosten bij einde dienstverband binnen 52 gewerkte weken na afsluiting van de cursus worden verrekend en dat als een werknemer de cursus niet haalt die werknemer de volgende cursus zelf moet betalen. Aangezien van beide omstandigheden sprake was, moest [verzoeker] de opleidingskosten terugbetalen. [verzoeker] heeft betwist dat hij de opleidingsovereenkomst heeft gesloten en dat hij twee keer examen heeft moeten doen. Nu Halkers onvoldoende heeft onderbouwd dat de opleidingsovereenkomst door [verzoeker] (digitaal) is ondertekend en dat [verzoeker] twee keer examen heeft moeten doen, kan Halkers het bedrag van € 235,95 niet (twee keer) van [verzoeker] terugvorderen.
4.14.
Samengevat betekent het voorgaande dat [verzoeker] recht heeft op een bedrag van
€ 1.431,17 bruto op basis van de eindafrekening en Halkers tot uitbetaling van dit bedrag zal worden veroordeeld bij eindbeschikking.
Kilometervergoeding
4.15.
[verzoeker] heeft, zo stelt hij, volgens een voorlopige schatting recht op € 6.000,- netto aan reiskosten. Reiskostenvergoeding valt namelijk onder de inlenersbeloning en moet dus aan uitzendkrachten betaald worden. [verzoeker] maakte geen gebruik van vervoer dat door Halkers werd georganiseerd en heeft daarom op grond van art. 66 van de cao afbouw recht op € 0,32 (over het jaar 2021) respectievelijk € 0,33 (over het jaar 2022) bruto per kilometer, aldus [verzoeker] .
4.16.
Halkers betwist dit. Volgens haar is sprake van door de werkgever georganiseerd vervoer. Halkers stelde een auto aan [verzoeker] ter beschikking. De huurprijs van die auto was € 100,- tot € 130,- per week, maar [verzoeker] betaalde daarvoor een eigen bijdrage van € 50,- per week. Hij ontving € 47,60 per week aan kilometervergoeding. Volgens art. 16 lid 1 sub e van de cao zijn kostenvergoedingen slechts onderdeel van de inlenersbeloning voor zover Halkers deze vrij van loonheffing en premies kan uitbetalen en dat is niet het geval, aldus Halkers.
4.17.
Ook in deze discussie tussen partijen geldt dat de cao, met art. 16, afwijkt van de wet, in dit geval van art. 8 lid 4 van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). In dit artikellid staat dat bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van het eerste tot en met het derde lid. Kort gezegd betekent dit dat ingeleend personeel recht heeft op dezelfde voorwaarden als personeel dat bij de inlener werkt en dat daar slechts bij cao van kan worden afgeweken. Ook op dit punt is dus van belang of er sprake is van een afwijking bij cao. Partijen mogen zich uitlaten over wat dit betekent voor hun standpunten over en weer.
4.18.
Daarnaast wordt [verzoeker] in de gelegenheid gesteld zijn verzoek omtrent de reiskosten nader te onderbouwen. [verzoeker] heeft aangegeven aan de hand van loonstroken zijn eis te wijzigen, maar heeft dit niet (meer) gedaan.
4.19.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
stelt [verzoeker] in de gelegenheid een akte te nemen op 6 december 2022, waarin wordt ingegaan op hetgeen hierboven is overwogen onder 4.5, 4.17 en 4.18 en waarin hij zijn verzoek om reiskostenvergoeding nader onderbouwt;
5.2.
stelt Halkers in de gelegenheid daarop vier weken later bij antwoordakte te reageren;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken door mr. L.J.P. Lambooij op 8 november 2022