In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 15 februari 2022, staat de tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO centraal, die is ingesteld als gevolg van de Covid-19-pandemie. Eiseres, een ouder die gebruikmaakt van gastouderopvang, heeft een beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen waarin haar bezwaar tegen de hoogte van de tegemoetkoming ongegrond werd verklaard. De rechtbank behandelt de zaak na een eerdere zitting en komt tot de conclusie dat de Belastingdienst/Toeslagen bij de berekening van de tegemoetkoming terecht is uitgegaan van het aantal opvanguren dat op 6 april 2020 bekend was. Eiseres stelt dat zij in werkelijkheid meer opvanguren heeft afgenomen dan doorgegeven aan de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelt dat de peildatum van 6 april 2020 in dit geval niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank overweegt verder dat de tijdelijke regeling, die is ingesteld om ouders te ondersteunen tijdens de sluiting van de kinderopvang, een noodmaatregel is die snel duidelijkheid moest verschaffen. Eiseres heeft echter ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, stellende dat zij op basis van uitlatingen van de overheid mocht verwachten dat haar eigen bijdrage volledig vergoed zou worden. De rechtbank oordeelt dat dit beroep slaagt, omdat eiseres aannemelijk heeft gemaakt dat zij gerechtvaardigde verwachtingen had op basis van de communicatie van de staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.