ECLI:NL:RBGEL:2022:7527

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
05/148539-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting, diefstal en heimelijk maken van filmopnames in de woning van het slachtoffer

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting, diefstal van een telefoon en het heimelijk maken van filmopnames. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond in de nacht van 12 op 13 juni 2022, waarbij de verdachte de woning van het slachtoffer binnendrong, haar met geweld heeft gedwongen tot seksuele handelingen en haar telefoon heeft gestolen. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de aangifte van het slachtoffer bevestigd door het bewijs van DNA-sporen en camerabeelden. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, maar de rechtbank oordeelde dat hij strafrechtelijk verantwoordelijk was voor zijn daden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, maar de vordering van de zoon van het slachtoffer tot vergoeding van shockschade werd afgewezen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/148539-22
Datum uitspraak : 23 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] te [Geboorteplaats] ,
wonende te [Adres 1] ,
thans gedetineerd te P.I. Zwolle, PPC.
Raadsvrouw: mr. G. Vermaak, advocaat te Rotterdam
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 september 2022 (pro forma) en 9 december 2022 (inhoudelijke behandeling).

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is – na nadere omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting – ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 juni tot en met 13 juni 2022 te Zevenaar door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden, [Slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten het brengen van één of meer vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [Slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- ( terwijl die [Slachtoffer] sliep) met een bivakmuts op en/of handschoenen aan door het dakraam de woning van die [Slachtoffer] in is gekomen/geklommen althans genoemde woning buiten weten of tegen de wil van die [Slachtoffer] is binnengedrongen en/of
- ( toen die [Slachtoffer] wakker werd) met zijn hand de mond van die [Slachtoffer] dicht heeft gedaan/gehouden en/of
- de broek en/of de onderbroek van die [Slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- die [Slachtoffer] op/tegen het bed heeft geduwd en/of heeft vastgehouden en/of
(aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [Slachtoffer] en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [Slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [Slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 12 juni tot en met 13 juni 2022 te Zevenaar door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden, [Slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het betasten van de schaamlippen, althans de schaamstreek van die [Slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- ( terwijl die [Slachtoffer] sliep) met een bivakmuts op en/of handschoenen aan door het dakraam de woning van die [Slachtoffer] in is gekomen/geklommen althans genoemde woning buiten weten of tegen de wil van die [Slachtoffer] is binnengedrongen en/of
- ( toen die [Slachtoffer] wakker werd) met zijn hand de mond van die [Slachtoffer] dicht heeft gedaan/gehouden en/of
- de broek en/of onderbroek van die [Slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
die [Slachtoffer] op/tegen het bed heeft geduwd en/of heeft vastgehouden en/of
- ( aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht t.o.v. die [Slachtoffer] en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/ weerstand van die [Slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [Slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 12 juni tot en met 13 juni 2022 te Zevenaar in/uit een woning of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [Adres 1] , waar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een Samsung A5 telefoon (met in het hoesje een rijbewijs en/of een kentekenpas), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [Slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 5 september 2021 en/of 12 juni 2022 te Zevenaar, gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van [Slachtoffer] , aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de woning van die [Slachtoffer] (gelegen aan [Adres 1] ), een afbeelding heeft vervaardigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting (feit 1, primair), gekwalificeerde diefstal (feit 2) en het heimelijk maken van afbeeldingen van het slachtoffer (feit 3).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 1, zowel in de primaire als de subsidiair tenlastegelegde variant, en feit 2. Verdachte heeft feit 3 bekend.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen
Aangeefster [Slachtoffer] heeft verklaard dat zij op 12 juni 2022 in haar woning te Zevenaar was en om ongeveer 22:30 uur naar bed is gegaan. Ze schrok wakker en zag een persoon naast haar bed staan die een hand op haar mond legde. Met de andere hand probeerde de persoon de broek van aangeefster naar beneden te trekken. De persoon droeg een bivakmuts over zijn hoofd en handschoenen waarvan de vingers vrij zijn. Ze heeft gegild, geduwd en geslagen. De persoon duwde haar steeds terug op bed. Ze voelde dat de persoon haar broek half uit trok en dat hij met zijn vingers in haar vagina ging. De persoon is vervolgens naar de bovenverdieping gegaan. Aangeefster [Slachtoffer] heeft verklaard dat haar neef [Verdachte] haar heeft verkracht. [2] Zij heeft om 00:30 uur de politie gebeld. [3]
Aangeefster is lichamelijk onderzocht. Een verbalisant heeft gezien dat de binnenzijde van haar bovenlip rood was en dat er aan de buitenkant een rode streep zat. Verder zat er een kleine bloeduitstorting onder de nagel van een van haar vingers. [4]
De nagels van de rechterhand van aangeefster, de voorzijde broekrand buitenzijde, de linkerbroekrand binnenzijde en de linkerbroekrand buitenzijde zijn bemonsterd. Uit het aangetroffen celmateriaal is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal twee donoren, waarvan zeker één man. Het DNA-profiel komt overeen met het DNA-profiel van verdachte. Dit betekent dat deze bemonsteringen celmateriaal kan bevatten van verdachte. Het TMFI heeft vervolgens de matchkans berekend aan de hand van twee elkaar uitsluitende hypothesen. De hypothese dat de bemonsteringen bevat DNA van aangeefster en verdachte bevat is extreem veel waarschijnlijker (oftewel meer dan 1.000.000 keer waarschijnlijker) dan de hypothese dat de bemonstering bevat DNA van aangeefster en een onbekende, niet aan verdachte verwante persoon bevat.
Daarnaast zijn de buitenzijde van de mond en de nagels van de linkerhand van aangeefster, de voorzijde broekrand binnenzijde, voorzijde onderbroekrand binnenzijde, achterzijde onderbroekrand buitenzijde, achterzijde onderbroekrand binnenzijde en de linker onderbroekrand binnenzijde bemonsterd. Uit het genoemde rapport is gebleken, dat deze zwak aanwezige DNA-kenmerken niet geschikt zijn voor vergelijkend DNA-onderzoek. De genoemde sporen zijn nader onderzocht en onderworpen aan een zogenaamd Y-chromosomaal DNA-onderzoek. De eerder verkregen Y-chromosomale DNA-profielen van het celmateriaal in voornoemde bemonsteringen matchen met het Y-chromosomale DNA-profiel van verdachte. Y-Chromosomaal onderzoek maakt het mogelijk specifiek DNA-kenmerken van de mannelijke celdonor vast te stellen, als uit het autosomale DNA-onderzoek geen DNA-profiel kon worden afgeleid, maar er wel aanwijzingen aanwezig zijn dat er celmateriaal van een mannelijke donor aanwezig is. In deze zaak is de kans op het verkregen onderzoeksresultaat 76.000.000 keer waarschijnlijker als de bemonsteringen celmateriaal bevat van verdachte of een andere man in de mannelijke lijn van verdachte, dan dat deze bemonstering celmateriaal bevat van een willekeurige niet aan verdachte verwante man.
Ook voor de bemonstering van de buitenste schaamlippen van aangeefster geldt dat het daaruit verkregen DNA-profiel niet geschikt was voor vergelijkend DNA-onderzoek doch wel voor een Y-chromosomaal DNA-onderzoek. Bij dit monster gaat het om een onvolledig enkelvoudige Y-chromosomaal DNA-profiel. De hypothese dat de bemonstering bevat DNA van verdachte of een andere man in de mannelijke lijn van verdachte is 15.000 keer waarschijnlijker dan de hypothese dat de bemonstering bevat DNA van een willekeurige niet aan verdachte verwante man.
Op grond van het onderzoek naar de aangetroffen DNA-sporen is de rechtbank van oordeel dat dit het DNA van verdachte betreft.
In de woning van aangeefster is forensisch onderzoek gedaan. De verbalisant zag dat er voor het dakraam een doek was gespannen en op vier punten werd bevestigd, maar dat het gordijn op één punt los hing. [5] De zoon van aangeefster, die tijdelijk sliep in de kamer met het dakraam, heeft verklaard dat het doek eerder niet kapot was. [6]
In de directe omgeving van de woning van aangeefster hingen verschillende beveiligingscamera’s. De beelden daarvan zijn uitgekeken. Daarop was te zien dat er op 12 juni 2022 omstreeks 22:09 uur een zwarte Citroën C1 het parkeerterrein achter de Spar oprijdt. Er stapt een man uit de auto en loopt op het looppad dat leidt naar de achterzijde van de woning van aangeefster. Om 22:31 uur is de man even weer binnen het bereik van de camera. Kort daarna loopt hij weer het pad op en uit beeld. Om 22:33 uur loopt de man terug naar de geparkeerde Citroën en meteen daarna weer in de richting van de woning van aangeefster. Op 13 juni 2022 om 00:05 uur komt de man aanrennen in de richting van het parkeerterrein. Op de beelden is te zien dat hij een bivakmuts draagt die hij vervolgens van zijn hoofd trekt. De man rijdt daarna weg in de Citroën. [7]
Verdachte maakt onder andere gebruik van een zwarte Citroën C1 met kenteken [Kenteken] . [8] Deze auto reed op 12 juni 2022 om 21.29 op de A12 richting Zevenaar, zo blijkt uit het ANPR-systeem. Op 13 juni 2022 om 00:12 uur reed deze auto op de A12 richting Arnhem. [9] De politie heeft voorts de historische verkeersgegevens opgevraagd van het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik is. Daaruit blijkt dat deze telefoon op 12 juni 2022 om 21:46 uur, 22:51 uur en 23:46 uur de zendmast aan [Adres 2] te Zevenaar aanstraalt. Op 13 juni 2022 om 00:07 uur straalt deze telefoon de zendmast aan [Adres 2] te Arnhem aan. [10]
De telefoon van verdachte is onderzocht. In een beveiligde map zijn videobeelden aangetroffen van aangeefster. Deze beelden zijn gemaakt op 12 juni 2022 tussen 22:16 uur en 22:25 uur. Op de beelden is te zien dat aangeefster zich in haar woning bevindt. Voorts is op een foto die op de telefoon was opgeslagen een hand te zien met een handschoen aan, waarvan de top van de wijsvinger is afgeknipt. [11]
De rechtbank leidt uit de camerabeelden, ANPR-gegevens, historische verkeersgegevens en onderzoek aan de telefoon van verdachte af dat verdachte op 12 juni 2022 aan het eind van de avond richting Zevenaar is gereden, vanuit de richting van Arnhem. Hij heeft zich in de nabijheid van de woning van aangeefster begeven. Hij is in Zevenaar gebleven tot iets na middernacht. Daarna is hij in diezelfde auto teruggereden naar Arnhem.
Over hetgeen er die avond is voorgevallen heeft hij wisselend verklaard, waarbij hij wel steeds heeft ontkend zijn tante te hebben verkracht.
Bewijsoverweging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar is. De rechtbank verwerpt dit verweer. Op belangrijke punten heeft de aangeefster steeds consistent verklaard. De rechtbank is van oordeel dat er geen indicaties uit het dossier blijken dat aangeefster niet de waarheid heeft gesproken. Aan de betrouwbaarheid van de aangifte draagt bij dat de aangifte gedetailleerd is en op veel onderdelen ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen.
Zo komt het waargenomen letsel overeen met de verklaring van aangeefster dat de dader haar mond heeft dichtgehouden, wat eveneens bevestiging vindt in het aangetroffen DNA-spoor op haar mond, waarvan de rechtbank van oordeel is dat dit het DNA van verdachte betreft. Voorts is het DNA van verdachte op verschillende plekken op de broek en onderbroek van het slachtoffer aangetroffen, ook aan de binnenkant. Dit komt ook overeen met de aangifte.
Uit de overige technische bewijsmiddelen blijkt dat verdachte die bewuste nacht in de nabijheid van de woning van aangeefster was en kort na de aanval uit Zevenaar is vertrokken in zijn Citroën.
Op de telefoon van verdachte staat een foto van een hand met een handschoen aan waarvan de top van de wijsvinger is afgeknipt. Dit ondersteunt de verklaring van aangeefster dat haar aanvaller handschoenen droeg waarvan de vingers vrij zijn en dat haar aanvaller verdachte is. Ook haar verklaring dat haar aanvaller een bivakmuts over zijn hoofd droeg vindt steun in de beelden dat een man rond 00:05 uur komt aanrennen in de richting van het parkeerterrein en een bivakmuts draagt die hij vervolgens van zijn hoofd trekt en wegrijdt in een Citroën.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte daarentegen niet geloofwaardig. Hoewel verdachte van meet af aan heeft ontkend dat hij zijn tante heeft verkracht, heeft hij over alle andere omstandigheden steeds wisselend verklaard. Zijn verklaring ter zitting, dat hij in de omgeving van de woning van aangeefster was omdat hij eerder die dag een zakje wiet was kwijtgeraakt en deze wilde gaan zoeken is volstrekt ongeloofwaardig, gelet op de op zijn telefoon aangetroffen videobeelden.
Voorts verklaart hij bij de politie dat binnen een confrontatie met aangeefster heeft plaatsgevonden maar ter zitting verklaart hij dat er een woordenwisseling en handgemeen heeft plaatsgehad in de tuin van aangeefster en dat hij niet in het huis van aangeefster is geweest. Dit wordt op geen enkele wijze ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Integendeel, er zijn sporen van vernieling aangetroffen bij het dakraam, hetgeen de verklaring van aangeefster ondersteunt.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de nacht van 12 op 13 juni 2022 de woning van aangeefster is binnengedrongen en haar met geweld heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte is met zijn vingers in de vagina van aangeefster gegaan.
De rechtbank kan niet vaststellen hoe verdachte de woning binnen is gegaan. Er zijn sporen van vernieling aangetroffen bij het dakraam. Voor dat raam was een doek gespannen en op vier punten bevestigd. Na de aanval hing het doek nog aan drie punten. Aangeefster heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de man naar de bovenverdieping is gegaan. Gelet hierop is aannemelijk dat verdachte het dakraam heeft gebruikt voor het verlaten van de woning. Onduidelijk is gebleven of verdachte ook op deze wijze het huis binnen is getreden. De rechtbank kan niet uitsluiten dat het doek is losgeraakt doordat verdachte via dit raam de woning heeft verlaten. Wel staat vast dat verdachte in de woning van aangeefster aanwezig was buiten weten en tegen de wil van aangeefster.
Feit 2
Aangeefster [Slachtoffer] heeft verklaard dat zij, toen zij naar bed ging, haar telefoon aan de lader heeft gelegd op het nachtkastje naast haar bed. In het hoesje van de telefoon zat haar rijbewijs en kentekenpas. Nadat zij was aangevallen, zag ze dat haar telefoon niet meer op het nachtkastje lag. Ze zag dat de persoon die haar had aangevallen de telefoon had meegenomen. [12]
Er is onderzoek gedaan naar de locatie van de telefoon van aangeefster. Daaruit blijkt dat haar telefoon op 13 juni 2022 om 03:49 en 04:11 uur, aldus enkele uren na de door aangeefster gestelde diefstal, een mast aanstraalde in de buurt van Babberich. [13]
Hoewel onduidelijk is gebleven hoe de weggenomen telefoon van aangeefster in de omgeving van Babberich terecht is gekomen, kan het niet anders zijn dan dat verdachte degene is geweest die de telefoon heeft weggenomen, gelet op hetgeen de rechtbank ten aanzien van feit 1 heeft overwogen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de woning van aangeefster tegen de wil en buiten weten van aangeefster binnen is gedrongen en dat hij haar telefoon weg heeft genomen.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanvullend verhoor [Slachtoffer] , p. 89;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 396;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 december 2022.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 1, primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1, primair
hij in
of omstreeksde periode van 12 juni tot en met 13 juni 2022 te Zevenaar door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden
en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden, [Slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten het brengen van één of meer vinger(s) in de vagina,
althans tussen de schaamlippenvan die [Slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden
en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkhedener in heeft
/hebbenbestaan dat verdachte
- ( terwijl die [Slachtoffer] sliep) met een bivakmuts op en
/ofhandschoenen aan
door het dakraam de woning van die [Slachtoffer] in is gekomen/geklommen althansgenoemde woning buiten weten of tegen de wil van die [Slachtoffer] is binnengedrongen en
/of
- ( toen die [Slachtoffer] wakker werd) met zijn hand de mond van die [Slachtoffer] dicht heeft gedaan/gehouden en
/of
- de broek en
/ofde onderbroek van die [Slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
/of
- die [Slachtoffer] op/tegen het bed heeft geduwd en
/ofheeft vastgehouden en
/of
(aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [Slachtoffer] en
/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en
/ofnon-verbale signalen van verzet/weerstand van die [Slachtoffer] en
/of
- ( aldus) voor die [Slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 12 juni tot en met 13 juni 2022 te Zevenaar
in/uit een woning
of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [Adres 1] , waar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een Samsung A5 telefoon (met in het hoesje een rijbewijs en/of een kentekenpas),
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [Slachtoffer] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op
een of meer tijdstippen op of omstreeks5 september 2021 en
/of12 juni 2022 te Zevenaar, gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar was gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van [Slachtoffer] , aanwezig in een woning
of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de woning van die [Slachtoffer](gelegen aan [Adres 1] ), een afbeelding heeft vervaardigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair:
Verkrachting;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
Ten aanzien van feit 3:
Gebruik maken van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en dientengevolge dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank heeft kennis genomen van een multidisciplinair rapport van drs. [Naam] , GZ-psycholoog, gedateerd 31 augustus 2022 en van dr. [Naam] , psychiater en [Naam] , arts in opleiding tot psychiater, gedateerd 30 november 2022.
Volgens de psycholoog lijdt verdachte aan een schizoaffectieve stoornis, een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis en aan een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Ten tijde van de tenlastegelegde zaken was verdachte psychotisch. Daar verdachte zich niets van het gebeurde kan herinneren en er geen reëel motief voor het tenlastegelegde bestaat, gaat de psycholoog ervan uit dat verdachte volledig in beslag werd genomen door zijn psychose. De psycholoog adviseert om de bewezenverklaarde feiten niet toe te rekenen aan verdachte.
Volgens de psychiater lijdt verdachte aan een psychotische stoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol. Daarnaast is er sprake van zwakbegaafdheid. De psychiater acht het aannemelijk dat er ten tijde van het bewezenverklaarde sprake was van psychotische ontregeling. Verdachte is hier gevoelig voor. Na de geboorte van zijn zoontje is een toename van psychotische symptomen waargenomen. In de huidige ontregeling was er een aanloop waarin verdachte zich meer terugtrok en meer middelen ging gebruiken. De psychotische stoornis is door het gebruik van cannabis en alcohol verergerd. Gelet op de ontkennende houding van verdachte kan de psychiater geen uitspraken doen omtrent de toerekenbaarheid.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een regelmatige gebruiker van cannabis was. Van cannabis is bekend dat het gebruik effect heeft op de psychische toestand. Bovendien was voor verdachte bekend dat hij gevoelig is voor psychoses. Hij is daarvoor eerder onder behandeling geweest. De verdachte kon dus ook weten dat het gebruik van de cannabis niet geheel ontbloot was van risico’s en dat dit middel zijn functioneren zodanig kon beïnvloeden en de kans op een psychose kon vergroten. Desondanks heeft hij in de periode voor en ook ten tijde van de bewezenverklaarde feiten veel cannabis gerookt, zo heeft hij ter zitting verklaard.
De rechtbank is onder deze omstandigheden van oordeel dat de verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk moet worden gehouden voor zijn daden en de gevolgen daarvan, omdat, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, hij zijn psychotische toestand in juni 2021 mede aan zichzelf te wijten heeft. De rechtbank ziet gelet op de rapportages wel aanleiding het bewezen verklaarde verminderd aan verdachte toe te rekenen.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, primair, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd en een locatieverbod voor de woonplaats van het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op haar hiervoor bepleite ontoerekeningsvatbaarheid en ontslag van alle rechtsvervolging, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen ruimte is voor strafoplegging. Verwijzend naar de adviezen van de psycholoog en de psychiater, waaruit zou blijken dat het recidiverisico laag is, is oplegging van een maatregel niet nodig om de maatschappij te beschermen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkrachten van zijn tante. Dit gebeurde in haar woning, een plaats waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Hij is midden in de nacht haar woning binnengedrongen en heeft haar in haar bed misbruikt. Het slachtoffer heeft zich verzet, maar daar heeft verdachte zich niet door laten tegenhouden. Daarnaast heeft verdachte de telefoon van het slachtoffer gestolen. De rechtbank heeft de indruk dat hij haar hiermee heeft geprobeerd te beletten hulp in te schakelen. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het heimelijk maken van afbeeldingen van het slachtoffer in haar woning. Dit heeft hij op meerdere tijdstippen gedaan, waaronder op de avond dat hij haar woning is binnengedrongen en haar heeft aangevallen. Door aldus te handelen, heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de privacy van aangeefster.
Bij slachtoffers van verkrachting blijven in het algemeen lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid bestaan. Dat het een ingrijpende gebeurtenis is geweest, blijkt ook uit hetgeen namens het slachtoffer ter terechtzitting is voorgehouden in het kader van het spreekrecht. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer zwaar aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een op verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit.
De psycholoog merkt in voormeld rapport op dat het recidiverisico samenhangt met zijn stoornis. Zolang verdachte niet psychotisch wordt, is het recidiverisico laag. Daarom is een behandeling geïndiceerd. Hoewel verdachte zijn stoornis niet accepteert en er weinig inzicht in heeft, is hij er wel steeds meer van doordrongen dat hij hulp en behandeling nodig heeft. Een forensisch kader is daarom volgens de psycholoog niet nodig. Geadviseerd wordt de mogelijkheden voor een opname in het kader van een zorgmachtiging te onderzoeken.
De psychiater spreekt eveneens van een laag recidiverisico, mits verdachte behandeld wordt, hij zijn medicatie slikt en gemotiveerd blijft voor de behandeling. Indien verdachte niet meer in behandeling is en ook geen medicatie meer gebruikt, zou hij opnieuw psychotisch kunnen worden wat het risico op recidive verhoogt. Een behandeling is daarmee noodzakelijk ter voorkoming van recidive. De psychiater acht een poliklinische behandeling daarvoor voldoende en adviseert dit in een forensische setting te starten.
Voorts heeft de rechtbank de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte in aanmerking genomen, voor zover die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over verdachte van 6 december 2022. De reclassering heeft, gelet op de uitgebreide onderzoeken door de psycholoog en de psychiater, geen risicofactoren benoemd. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een contactverbod met het slachtoffer en meewerken aan middelencontrole.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld dat een verkrachting met geweld of vergelijkbare mate van dwang wordt bestraft met een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. De rechtbank heeft voorts rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat, in verband met een juiste normhandhaving en in het bijzonder gelet op de belangen van het slachtoffer, aan wie verdachte aanzienlijk persoonlijk leed teweeg heeft gebracht, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor aanzienlijke duur met zich brengt. Al hetgeen in dit kader door de verdediging is aangevoerd, kan naar het oordeel van de rechtbank niet tot een andere slotsom leiden.
Daarbij zal de rechtbank een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen te weten 16 maanden en daaraan als bijzondere voorwaarden koppelen een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan middelencontrole, een ambulante behandelverplichting (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor Zevenaar.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Vordering benadeelde partij [Slachtoffer]
De benadeelde partij [Slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1, primair, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 973,31 aan materiële schade en € 11.000,00 aan immateriële schade, beide vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en verdachte te veroordelen tot een proceskostenvergoeding.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering in zijn geheel toewijsbaar en vordert tevens verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, dan wel ontslag van alle rechtsvervolging zonder oplegging van maatregel. De verdediging heeft de vordering op een aantal punten inhoudelijk betwist.
Beoordeling door de rechtbank
Geleden schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. De volgende gevorderde kosten zijn voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen, waarbij de rechtbank de hierna te noemen bedragen vaststelt:
  • Reis-en parkeerkosten Radboud UMC 30,28
  • Reiskosten huisarts 1,68
  • Reiskosten apotheek 0,90
  • Reiskosten Bruna (laten maken van pasfoto’s) 1,32
  • Reiskosten gemeente Zevenaar (verklaring diefstal rijbewijs) 1,74
  • Reiskosten GZ-psycholoog 12,72
  • Voorgeschreven medicatie 18,21
  • Kleding 26,40
  • Mobiele telefoon en beltegoed 135,00
  • Kenteken bewijs 32,60
  • Rijbewijs en pasfoto’s 86,70
  • Kosten ter vaststelling van de schade 242,00
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, voor zover de vordering betrekking heeft op de overige gevorderde kosten, bestaande uit reiskosten naar de gemeente voor het kopen van een historisch uittreksel, reiskosten voor het inleveren van het historische uittreksel, paracetamol, opbergdozen, pen en klembord, de kosten voor het kopen van het historisch overzicht en de kosten van het bederfelijke eten dat de benadeelde partij voor de dag na het bewezenverklaarde had aangeschaft. Deze kosten betreffen geen rechtstreekse schade.
Ten aanzien van de kosten voor huishoudelijke hulp overweegt de rechtbank als volgt. De benadeelde partij heeft vergoeding gevorderd van de schade als gevolg van het feit dat zij wegens haar gekneusde knie twee weken lang niet in staat was het huishouden te doen, maar daarbij hulp nodig had. Voor de vaststelling van de kosten is verwezen naar De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp. Nog daargelaten dat het normbedrag waar de vordering op is gebaseerd uitgaat van een alleenstaande ouder met twee thuiswonende kinderen, waarvan in casu geen sprake is, is onvoldoende vast komen te staan dat het letsel dat de benadeelde partij heeft bekomen als gevolg van het bewezenverklaarde van dusdanige aard was, dat zij niet in staat was de gebruikelijke huishoudelijke taken uit te voeren. Ook ten aanzien van deze schadepost zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarnaast zal de rechtbank de immateriële schade van de benadeelde partij naar billijkheid schatten op € 5.000,00 en benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 5.589,55, bestaande uit € 589,55 aan materiële schade en € 5.000 aan immateriële schade. De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 13 juni 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte voor het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 5.589,55, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [Slachtoffer] .
Proceskosten
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Blijkens de onderbouwing gaat het hierbij om 2 punten voor het opstellen schadevergoedingsvordering, 1 punt voor de pro forma-zitting, 1 punt voor het getuigenverhoor en 1 punt voor de inhoudelijke zitting. Deze kosten zullen aan de hand van het Liquidatietarief kanton worden begroot, gelet op de hoogte van het toe te wijzen bedrag. De rechtbank acht op basis van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering 4 punten (waarvan 1 punt voor het opstellen van de vordering) en daarmee € 1.244,- toewijsbaar.
Vordering benadeelde partij [Zoon van slachtoffer]
De benadeelde partij [Zoon van slachtoffer] , zoon van slachtoffer [Slachtoffer] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 263,18 aan materiële schade en € 1.100,00 aan shockschade, beide vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts is verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en verdachte te veroordelen tot een proceskostenvergoeding.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering in zijn geheel toewijsbaar en vordert tevens verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, dan wel ontslag van alle rechtsvervolging zonder oplegging van maatregel. Subsidiair heeft zij verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren, nu hij onvoldoende rechtstreekse schade heeft geleden. Er is niet voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een verzoek om vergoeding van shockschade.
Beoordeling door de rechtbank
Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een
zelfstandigejegens het shockschadeslachtoffer gepleegde onrechtmatige daad. Wat betreft de criteria voor de toekenning van (immateriële) schade in de vorm van shockschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het tenlastegelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zal zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (vgl. HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958).
Benadeelde partij verbleef ten tijde van het tenlastegelegde bij zijn moeder. In de nacht van 12 op 13 juni 2022 trof hij bij thuiskomst zijn moeder verward aan. Zij vertelde hem dat een man de woning binnen was gedrongen, haar broek naar beneden probeerde te trekken en haar telefoon had gestolen. Zij heeft benadeelde partij – haar zoon – op dat moment niet verteld dat zij was verkracht.
De rechtbank is van oordeel, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, dat geen sprake is van omstandigheden die vergoeding van shockschade rechtvaardigen. Benadeelde partij heeft de daad niet zelf waargenomen en de confrontatie met de gevolgen van de daad zijn beperkt gebleven tot het aantreffen van zijn moeder in verwarde toestand. Het ter onderbouwing van de vordering aangehaalde arrest van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch beschrijft een wezenlijk andere situatie, daar het secundaire slachtoffer getuige was van een steekpartij. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Proceskosten
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de kosten die in verband met deze vordering zijn gemaakt compenseren door te bepalen dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerp zal worden verbeurdverklaard
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de telefoon aan verdachte terug te geven, nadat de strafbare afbeeldingen zijn verwijderd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten een telefoon van verdachte, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het verwijderen van de heimelijk gemaakte afbeeldingen van nietsvermoedende vrouwen acht de rechtbank geen redelijk alternatief, gelet op de werkbelasting voor de politie die dit met zich zou brengen en het risico dat de afbeeldingen niet dusdanig verwijderd worden dat het niet langer mogelijk is om deze weer te herstellen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 139f, 242 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte meldt zich bij Leger des Heils Oost-Nederland, adres: Dobbe 70 te Zwolle, telefoonnummer 088-0654200 en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
- verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering, om zich te laten behandelen voor zijn schizoaffectieve/psychotische stoornis en stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis en zich zal houden aan de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven, waaronder ook het innemen van medicijnen kan vallen. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal,
nadat dit door de rechter is bevolen,de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
- verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [Slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Zevenaar, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 verklaart verbeurd het telefoontoestel, merk Samsung;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 1 primair, 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Slachtoffer] van € 589,55 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, (telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald);
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 1.244,-;
 verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [Slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 589,55 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, (telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald). Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 62 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [Zoon van slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
 bepaalt dat de benadeelde partij [Zoon van slachtoffer] en verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.H. Steenweg (voorzitter), mrs. S. Kropman en R.M.H. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant(en) van de politie Oost-Nederland, district Gelderland Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022264470, gesloten op 9 augustus 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [Slachtoffer] , p. 81-84.
3.Proces-verbaal van bevindingen, 64.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
5.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 312.
6.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 331.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 263-279.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 182.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 183.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 211.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 401-406.
12.Proces-verbaal van aangifte, p. 73-74.
13.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 26 september 2022, documentcode 20220926.2032.