ECLI:NL:RBGEL:2022:7521

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
588059718
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij zelf geen geweld had gebruikt, wel degelijk aanwezig was bij de gewelddadige handelingen en niet ingreep om deze te stoppen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze straf niet naar behoren werd verricht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de poging tot zware mishandeling, omdat hij bijdroeg aan een dreigende sfeer en een getalsmatig overwicht tijdens de gewelddadige aanval op het slachtoffer. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan het slachtoffer, die als gevolg van de mishandeling lichamelijk letsel en psychische schade had opgelopen. De benadeelde partij kreeg een schadevergoeding van € 3.205,51, inclusief smartengeld en proceskosten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die PTSS had ontwikkeld door de gebeurtenissen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/880597-18
Datum uitspraak : 1 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
wonende aan [Adres] [Plaats] ,
Raadsman: mr. R.J.H. van der Wal, advocaat in Hengelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [Aangever] en/of [Aangeefster] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de (toegangs)deur van het pand, gelegen aan de [Adres] , af te sluiten en/of afgesloten te houden en/of
- een of meermalen te weigeren die [Aangever] en/of [Aangeefster] te laten vertrekken en/of
- een of meerdere personen bij die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te laten staan en/of een of meerdere personen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] in de gaten te laten houden en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te zeggen "jullie komen hier niet meer weg", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- ( dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te tonen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] te zeggen dat die [Aangever] een Facebookbericht over een krantenartikel moest verwijderen;
2.
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten [Aangever] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, te weten het verwijderen van een Facebookbericht over een krantenartikel, door
- de (toegangs)deur van het pand, gelegen aan de [Adres] , af te sluiten en/of afgesloten te houden en/of
- een of meermalen te weigeren die [Aangever] en/of [Aangeefster] te laten vertrekken en/of
- een of meerdere personen bij die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te laten staan en/of een of meerdere personen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] in de gaten te laten houden en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te zeggen "jullie komen hier niet meer weg", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- ( dreigend) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [Aangever] en/of die [Aangeefster] te tonen en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- ( dreigend) tegen die [Aangever] te zeggen dat die [Aangever] een Facebookbericht over een krantenartikel moest verwijderen;
3.
Primair
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [Aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging heeft gemaakt richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft geschopt/getrapt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
[Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekende daders op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om aan [Aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging heeft/hebben gemaakt richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- ( samen met [Medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekende daders) de kamer te betreden waar die [Aangever] zich bevond en/of
- tijdens bovenomschreven feit(en) in de kamer aanwezig te blijven en/of (daardoor) bij te dragen aan een numeriek overwicht ten opzichte van die [Aangever] en/of
- zich niet van het plegen van voornoemd feit te distantiëren, althans niet in te grijpen;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [Aangever] heeft mishandeld door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn
hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen;
Meest Subsidiair
[Medeverdachte 1] en/of [Medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekende daders op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met voorbedachten rade [Aangever] heeft/hebben mishandeld door
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, een stekende en/of slaande beweging te maken richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en/of - die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen en/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te schoppen/trappen en/of - die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen (met gebalde vuist) op/tegen zijn hoofd en/of lichaam te slaan/stompen, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- ( samen met [Medeverdachte 2] en/of een of meerdere onbekende daders) de kamer te betreden waar die [Aangever] zich bevond en/of
- tijdens bovenomschreven feit(en) in de kamer aanwezig te blijven en/of (daardoor) bij te dragen aan een numeriek overwicht ten opzichte van die [Aangever] en/of
- zich niet van het plegen van voornoemd feit te distantiëren, althans niet in
te grijpen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, feit 2 en ten aanzien van feit 3 het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten omdat de verklaringen van aangevers en de herkenning van verdachte [Verdachte] als onbetrouwbaar moeten worden beoordeeld en daarom niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte [Verdachte] medepleger is, nu hij niet nauw en bewust met de medeverdachte(n) heeft samengewerkt.
Beoordeling door de rechtbank
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Feit 1, 2 en 3 primair
Aan verdachte is onder 1 het medeplegen van wederrechtelijke vrijheid beroving van [Aangever] en [Aangeefster] ten laste gelegd. Onder 2 is aan verdachte het medeplegen van dwang aan verdachte ten laste gelegd. Onder 3 primair is aan de verdachte kortgezegd ten laste gelegd dat hij in vereniging heeft gepoogd om opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel aan [Aangever] toe te brengen.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of bewezen kan worden dat verdachte [Verdachte] op de plaats delict aanwezig was. Aangeefster [Aangeefster] heeft verklaard dat zij de kleine dikke kale man met tatoeages in zijn gezicht herkende. Een verbalisant toonde zoals gezegd een foto van verdachte [Verdachte] aan aangeefster [Aangeefster] en zij heeft toen verklaard dat zij deze persoon zeer vermoedelijk had gezien op 31 maart 2018 in het pand van [Medeverdachte 1] . Zij herkende de man aan zijn opvallende tatoeages en de persoon die zij in het pand van [Medeverdachte 1] zag had een tatoeage onder zijn kin met de tekst ‘ [Tekst] ’ en dat had de man op de foto ook. Aan aangever [Aangever] werd een foto getoond van een man met tatoeages in zijn gezicht en hij herkende deze man. De herkenning van verdachte door aangevers acht de rechtbank betrouwbaar, mede gelet op het navolgende.
Uit de hieronder genoemde bewijsmiddelen blijkt dat een verbalisant zag dat er zich op 1 juli 2017 een kale man in het voertuig met het kenteken [Kenteken] bevond die zijn hele gezicht had getatoeëerd. Toen is de identiteit van deze man vastgesteld en het bleek te gaan om verdachte [Verdachte] . De verbalisant zag dat in meerdere zogenoemde mutaties naar voren kwam dat verdachte [Verdachte] de beschikking heeft over de Seat Leon met kenteken [Kenteken] . Verbalisanten hebben verder beschreven dat zij op 31 maart 2018 omstreeks 21:15 uur naar het pand aan de [Adres] in [Plaats] zijn gereden naar aanleiding van een melding. Omstreeks 21:50 uur zagen verbalisanten een man uit het pand komen en naar een geparkeerde Seat Leon met het kenteken [Kenteken] lopen. De man leek iets uit de auto te pakken en liep daarna terug naar het pand. De man keek continu wat schichtig om zich heen en hij keek meerdere malen naar verbalisanten.
Bovendien is op de uitdraai, van de tijdlijn van de forensische kopie van de telefoon van medeverdachte [Medeverdachte 2] van 31 maart 2018, te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:24 uur een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Verdachte] gedurende 31 seconden. Op de uitdraai van de tijdlijn van 31 maart 2018 is te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:33 uur er een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Verdachte] gedurende 1 minuut en 27 seconden. Op 31 maart 2018 had het toestel van [Medeverdachte 2] daarnaast contact met [Telefoonnummer] Whatsapp.net [Verdachte] . Op basis van de profielfoto in de contactenlijst werd de gebruiker van het nummer [Telefoonnummer] herkend als zijnde verdachte [Verdachte] . De rechtbank acht daarom de verklaringen van aangevers, waaronder de herkenning van verdachte [Verdachte] , betrouwbaar en gaat uit van deze verklaringen en de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict. Verdachte [Verdachte] heeft geen redelijke verklaring gegeven op basis waarvan zijn aanwezigheid op de plaats delict niet kan worden aangenomen.
De rechtbank moet vervolgens beoordelen hoe de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde juridisch moet worden gekwalificeerd. De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of sprake is van medeplegen, zoals onder feit 1, 2 en 3 primair ten laste is gelegd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Aangever [Aangever] heeft verklaard dat de man met tatoeages in zijn gezicht ook bij het incident aanwezig was, maar hij weet niet of hij hem heeft geslagen. Deze man deelde biertjes uit ten tijde van het incident, aldus [Aangever] . [Aangeefster] heeft daarnaast verklaard dat de man met tatoeages in zijn gezicht overal bij is geweest, maar zelf voor zover haar bekend geen handelingen heeft verricht. Aangeefster heeft verklaard dat zij niet heeft gezien dat de man met tatoeages in zijn gezicht aangever [Aangever] sloeg. Deze man had niet een hele actieve rol. Zij verklaarde verder dat de man met gezichtstatoeages er bij was, maar werd overruled door een groep mannen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte [Verdachte] en de medeverdachte(n) niet is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht om te kunnen spreken van medeplegen. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van feit 1, 2 en 3 primair.
Feit 3 subsidiair
Onder feit 3 subsidiair is aan verdachte kortgezegd ten laste gelegd dat hij medeplichtig is aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
De rechtbank dient, voorafgaand aan de vraag of [Verdachte] medeplichtig is, eerst de vraag te beantwoorden of – kortgezegd – bewezen kan worden dat de medeverdachten van [Verdachte] , te weten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] , samen met voorbedachten rade hebben gepoogd om [Aangever] zwaar te mishandelen. De rechtbank overweegt dat bij vonnissen [2] van heden bewezen is verklaard dat verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] , in vereniging en met voorbedachten rade een poging hebben gedaan [Aangever] zwaar te mishandelen. Daartoe heeft de rechtbank – onder meer – het navolgende overwogen.
Bewijsmiddelen
Aangever [Aangever] heeft verklaard dat hij op 31 maart 2018 omstreeks 19:00 uur werd gebeld door verdachte [Medeverdachte 1] , zijn ex-werkgever. [3] Aangever ging vervolgens samen met getuige [Aangeefster] en haar vader [Vader van aangeefster] naar het bedrijf van verdachte [Medeverdachte 1] aan de [Adres] in [Plaats] . Bij het pand aangekomen werden aangever, [Aangeefster] en [Vader van aangeefster] binnen gelaten. De aangever zag binnen dat een man, door hem man 1 genoemd, een mes in zijn hand vasthield en dit aanhaalde in de richting van aangever. [4] De man bracht het mes vanuit zijn heupen met een zwaaiende beweging richting het hoofd van aangever, op zeer korte afstand. [5] Direct achter man 1 kwamen er nog meer mannen, ongeveer 8 tot 10, het vertrek inlopen. Een van de mannen sloeg hem onder zijn rechteroog, vervolgens kreeg hij een vuistslag op zijn linkeroog van man 1. Daarna kreeg hij nog 1 of 2 klappen van een andere man, waarna hij denkt het bewustzijn te hebben verloren. Hij kwam toen op de grond te liggen in de hoek van de keuken. [6] Daarna werd hij nog geschopt en gaf man 1 hem weer een vuistslag. Op het moment dat [Vader van aangeefster] met de mannen naar het washok ging kreeg aangever een schop in zijn gezicht van verdachte [Medeverdachte 1] . [7] Aangever [Aangever] heeft verklaard dat hij verdachte [Medeverdachte 2] herkende als de man met het mes, ook wel man 1 genoemd. Verder zag aangever nog een man met een getatoeëerd hoofd voorbij komen die ook bij het incident aanwezig was. [8] Aangever [Aangever] herkent op bijlage 10 de man met de tatoeages in zijn gezicht als degene die ook bij het incident aanwezig was, heen en weer liep naar het washok en biertjes uitdeelde tijdens het incident. Aangever weet niet of hij hem heeft geslagen. [9]
Op de geneeskundige verklaring is beschreven dat het bij aangever [Aangever] uitwendig waargenomen letsel een bloeduitstorting op het jukbeen rechts en een wond net naast de neus betrof. Daarnaast staat beschreven dat er sprake was van dubbelzien bij naar rechts kijken. Verder was er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel, te weten een hersenschudding en een mogelijke kneuzing van het oog. [10]
Aangeefster [Aangeefster] heeft verklaard dat zij samen met aangever [Aangever] en haar vader [Vader van aangeefster] naar [Plaats] gegaan. Omstreeks 21:15 uur waren zij allen bij het bedrijf [Bedrijfsnaam] van verdachte [Medeverdachte 1] . Eenmaal binnen zag aangeefster dat er een man uit de bijkeuken kwam stormen. Zij zag dat hij een mes in zijn hand had en met gestrekte arm, dit mes naar voren gericht, richting aangever [Aangever] liep. Aangever [Aangever] kon de man met het mes (dader 1) afweren. [11] Uit de bijkeuken kwamen vervolgens nog zeker tien mannen en die begonnen aangever [Aangever] te slaan en te schoppen. Verdachte [Medeverdachte 1] gaf aangever [Aangever] zeker twee vuistslagen in zijn gezicht, aldus aangeefster. Aangeefster heeft verklaard dat [Aangever] zeker zes tot tien klappen in zijn gezicht kreeg. [12] Aangeefster herkende later op camerabeelden van het bedrijf van [Naam] één van de mannen die bij de mishandeling aanwezig was, te weten een dikke man met tatoeages in zijn gezicht. [13] Aangeefster heeft verklaard dat zij samen met aangever [Aangever] de man met het mes op Facebook had gevonden en zo kwam zij aan zijn naam, te weten [Medeverdachte 2] . Zij verklaarde dat hij de schoonvader van verdachte [Medeverdachte 1] was. [14] Aangeefster herkende de kleine dikke kale man met tatoeages in zijn gezicht. [15] Een verbalisant toonde een foto van verdachte [Verdachte] aan aangeefster [Aangeefster] en zij heeft toen verklaard dat zij deze persoon zeer vermoedelijk had gezien op 31 maart 2018 in het pand van [Medeverdachte 1] . Zij herkende de man aan zijn opvallende tatoeages en de persoon die zij in het pand van [Medeverdachte 1] zag had een tatoeage onder zijn kin met de tekst ‘ [Tekst] ’ en dat had de man op de foto ook. [Aangeefster] heeft verklaard dat deze persoon overal bij was geweest, maar zelf voor zover haar bekend geen handelingen had verricht. [16] Aangeefster heeft verklaard dat zij niet heeft gezien dat de man met tatoeages in zijn gezicht aangever [Aangever] sloeg. Deze man had niet een hele actieve rol. [17] Zij verklaarde verder dat de man met gezichtstatoeages er bij was, maar werd overruled door een groep mannen. [18]
Er is een forensische kopie gemaakt van de data op de Samsung Galaxy S7 Edge, de telefoon van verdachte [Medeverdachte 2] . [19] Op de uitdraai van de tijdlijn van 31 maart 2018 is te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:24 uur er een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Verdachte] gedurende 31 seconden. Op de uitdraai van de tijdlijn van 31 maart 2018 is te zien dat er op genoemde datum omstreeks 22:33 uur er een ‘outgoing call’ was naar [Telefoonnummer] @s.whatsapp.net [Verdachte] gedurende 1 minuut en 27 seconden. [20] Er is onderzoek ingesteld naar twee telefoonnummers en images die werden aangetroffen op het toestel van verdachte [Medeverdachte 2] . Op 31 maart 2018 had het toestel van [Medeverdachte 2] contact met [Telefoonnummer] Whatsapp.net [Verdachte] . Op basis van de profielfoto in de contactenlijst werd de gebruiker van het nummer [Telefoonnummer] herkend als zijnde verdachte [Verdachte] . [21]
Op 1 juli 2017 is [Verdachte] , een kale man met tatoeages in zijn gehele gezicht, aangetroffen in het voertuig met het kenteken [Kenteken] . Uit meerdere zogenoemde mutaties kwam naar voren kwam dat verdachte [Verdachte] de beschikking heeft over de Seat Leon met kenteken [Kenteken] . [22] Verbalisanten hebben gezien dat op 31 maart 2018 omstreeks 21:50 uur een man uit het pand aan de [Adres] in [Plaats] kwam en naar een geparkeerde Seat Leon met het kenteken [Kenteken] liep. De man leek iets uit de auto te pakken en liep daarna terug naar het pand. De man keek continu wat schichtig om zich heen en hij keek meerdere malen naar verbalisanten. [23]
De camerabeelden van eetcafé [Bedrijfsnaam] zijn bekeken en daarop was te zien dat verdachte [Medeverdachte 1] om 18.36 uur die avond het café binnenkomt en direct doorloopt naar achteren. Kort daarop komen verschillende mannen binnen, die ook direct doorlopen naar achteren. Om 18.57 uur verlaat verdachte [Medeverdachte 1] het café. [24]
De eigenaresse van [Bedrijfsnaam] heeft verklaard dat verdachte [Medeverdachte 1] op 31 maart 2018 in de avond in [Bedrijfsnaam] was en 1 biertje had gedronken en dat er ook een groep van ongeveer 14 of 15 mannen - semi-kampers - aanwezig was, die helemaal onder de tatoeages zaten. De eigenaresse heeft verklaard dat enkele mannen spraken met verdachte [Medeverdachte 1] en dat hij deze mannen moet kennen. Zij heeft verklaard dat de groep mannen lopend is vertrokken. [25]
Verdachte [Medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 31 maart rond 20:00 uur aangever [Aangever] belde en zei dat hij wilde dat een probleem diezelfde avond nog opgelost werd. Hij sprak met [Aangever] af op zijn kantoor aan de Beukenhorstweg in [Plaats] . Verdachte belde toen hij in de kroeg was, en daar waren meerdere mensen bij waarvan hij de namen niet wilde noemen. Die mensen zijn op initiatief van verdachte meegegaan naar het kantoor naar het gesprek met [Aangever] . [Aangever] , zijn vrouw en een onbekende man kwamen binnen en de onbekende man pakte toen een groot mes uit zijn jaszak en zei ‘geld, geld’. Verdachte zei dat hij dat mes weg moest doen en toen kwamen de mensen die hij mee had genomen uit de spreekkamer en toen is er een schermutseling ontstaan. [26]
Verdachte [Verdachte] heeft zich bij de politie en ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Onder feit 3 primair is aan verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] kortgezegd tenlastegelegd dat zij in vereniging hebben gepoogd om opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel aan [Aangever] toe te brengen. Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aangever [Aangever] – ook op het moment dat hij op de grond lag – door meerdere personen, waaronder verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] , meermalen tegen zijn hoofd werd geslagen en geschopt. Daarbij maakte verdachte [Medeverdachte 2] een stekende en/of slaande beweging met een mes richting [Aangever] . Blijkens de medische informatie in het dossier heeft [Aangever] als gevolg van de geweldshandelingen van de verdachten letsel aan zijn hoofd, waaronder een hersenschudding, opgelopen.
Het hoofd is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Omdat de verdachten meermalen op het hoofd van [Aangever] hebben geslagen en geschopt – ook terwijl hij al op de grond lag – en [Aangever] daadwerkelijk letsel had aan zijn hoofd, waaronder een hersenschudding, is er sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan die [Aangever] . Ook het met een mes maken van een stekende en/of slaande beweging richting het hoofd en/of het lichaam van [Aangever] levert voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. Het handelen van verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [Aangever] , dat het niet anders kan dan dat zij die kans ook welbewust hebben aanvaard. Van contra-indicaties die een andersluidend oordeel zouden kunnen rechtvaardigen is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] voorwaardelijk opzet hebben gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [Aangever] .
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of gepoogd is het zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met voorbedachten rade.
Voor bewezenverklaring van voorbedachten rade is voldoende dat komt vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat (Hoge Raad 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6758).
Aan de verklaring van verdachte [Medeverdachte 1] dat hij alleen met [Aangever] afsprak om met hem in gesprek te gaan en er vervolgens in zijn pand tussen een aantal aanwezigen een schermutseling plaatsvond, hecht de rechtbank geen geloof. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte [Medeverdachte 1] terwijl hij zich in eetcafé [Bedrijfsnaam] bevond, een afspraak heeft gemaakt met [Aangever] en dat op verzoek van verdachte een aantal mannen met hem naar zijn woning/bedrijfsruimte is gegaan. Toen [Aangever] het pand betrad waren er al meerdere personen, waaronder verdachte [Medeverdachte 2] en [Verdachte] , aanwezig in een andere ruimte van het pand. Vervolgens is de groep van ongeveer 10 mannen uit de andere ruimte van het pand gekomen waarvan één - te weten verdachte [Medeverdachte 2] - met een mes, waarna de aanval op [Aangever] is begonnen. Uit de camerabeelden van eetcafé [Bedrijfsnaam] blijkt dat verdachte [Medeverdachte 1] om 18.36 uur die avond het café binnenkomt en direct doorloopt naar achteren. Kort daarop komen verschillende mannen binnen, die ook direct doorlopen naar achteren. Om 18.57 uur verlaat verdachte [Medeverdachte 1] het café en begeeft zich naar zijn huis. Als [Aangever] daar aankomt bevinden de mannen zich inmiddels ruim 2 uur in de woning. Tussen het moment in het café waarop verdachte de mannen heeft geïnformeerd over ‘het conflict’ met [Aangever] en de uitvoering van de aanval is geruime tijd verstreken. De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] voorafgaand aan hun handelen voldoende tijd hebben gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat zij gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van deze verdachten niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachten [Medeverdachte 1] en [Medeverdachte 2] met voorbedachte raad hebben gehandeld en acht bewezen dat verdachte in vereniging met anderen en met voorbedachten rade heeft gepoogd aan [Aangever] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Zoals gezegd is de rechtbank evenwel van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte [Verdachte] en de medeverdachten niet is komen vast te staan. Daarom is verdachte [Verdachte] vrijgesproken van feit 1, 2 en 3 primair.
Medeplichtigheid [Verdachte]
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht. Ingeval het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) was gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Doorgaans kan worden aangenomen dat dit verband bestaat indien het misdrijf waarop het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict, zoals het geval is bij een misdrijf dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden. Maar ook in andere gevallen, waarbij zowel de aard van het gronddelict als de aard van de gedraging van de medeplichtige en de overige omstandigheden van het geval van belang zijn, kan sprake zijn van een dergelijk verband.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte [Verdachte] was tezamen met medeverdachten, waaronder verdachte [Medeverdachte 2] , aanwezig in het bedrijf van verdachte [Medeverdachte 1] , op uitnodiging van die [Medeverdachte 1] . Verdachte had op 31 maart 2018 meermalen telefonisch contact met medeverdachte [Medeverdachte 2] . Hij en de medeverdachten die aanwezig waren in dat bedrijf bevonden zich in een andere ruimte en kwamen na enige tijd, nadat de toegangsdeur door verdachte [Medeverdachte 1] op slot werd gedraaid en hij tegen de aangevers zei dat zij niet meer weg zouden komen, tevoorschijn. Vervolgens maakte verdachte [Medeverdachte 2] een stekende ofwel slaande beweging met een mes richting aangever [Aangever] en werd aangever [Aangever] door de medeverdachten van [Verdachte] en onbekend gebleven personen meermalen tegen zijn hoofd geslagen en getrapt, ook toen hij al enige tijd op de grond lag. Verdachte [Verdachte] was overal bij aanwezig, bevond zich zowel in de kamer als in het washok en deelde biertjes uit aan de groep verdachten. Hij bleef aanwezig gedurende de periode dat de feiten werden gepleegd, distantieerde zich niet van de feiten en greep op geen enkele wijze in. De rechtbank concludeert op grond van de bewijsmiddelen dat verdachte zich samen met de medeverdachten in het bedrijfspand bevond toen [Medeverdachte 2] een stekende ofwel slaande beweging met een mes richting [Aangever] maakte en die [Aangever] meermaals tegen zijn hoofd werd geslagen en getrapt. Door zijn aanwezigheid heeft hij bijgedragen aan een getalsmatig overwicht en een dreigende sfeer voor aangever. Daarbij overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat verdachte op enig moment daadwerkelijk heeft ingegrepen om de dreiging en het geweld te stoppen, dan wel zich daarvan heeft gedistantieerd.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het verschaffen van gelegenheid als voorwaardelijk opzet op hier het tenlastegelegde gronddelict, zakelijk weergegeven het medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte wist/moet hebben geweten dat zijn medeverdachten met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel aan [Aangever] poogden toe te brengen. Hij heeft gezwegen en heeft met name ook niet aangegeven wat de reden van zijn aanwezigheid in de avonduren die dag in het bedrijf van [Medeverdachte 1] was.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
3
Subsidiair
[Medeverdachte 1] en
/of[Medeverdachte 2] en
/ofeen
of meerdereonbekende dader
sop
of omstreeks31 maart 2018 te [Plaats] , tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om aan [Aangever] opzettelijk en met voorbedachten rade
, althans opzettelijk,zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,een stekende en/of slaande beweging heeft/hebben gemaakt richting het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [Aangever] en
/of
- die [Aangever] een of meermalen (met gebalde vuist)
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamheeft/hebben geslagen/gestompt en/
of- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag)
een ofmeermalen
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamheeft/hebben geschopt/getrapt en
/of
- die [Aangever] (terwijl hij op de grond lag)
een ofmeermalen (met gebalde vuist)
op/tegen zijn hoofd
en/of lichaamheeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij
en/of tothet plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 31 maart 2018 te [Plaats] opzettelijk
behulpzaam is geweest en/ofgelegenheid en/
of middelen en/of inlichtingenheeft verschaft door
-
(samen met [Medeverdachte 2] en
/ofeen of meerdere onbekende daders
)de kamer te betreden waar die [Aangever] zich bevond en
/of
- tijdens bovenomschreven feit
(en
)in de kamer aanwezig te blijven en
/of (daardoor
)bij te dragen aan een numeriek overwicht ten opzichte van die [Aangever] en
/of
- zich niet van het plegen van voornoemd feit te distantiëren, althans niet in
te grijpen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3 subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft niets gesteld ten aanzien van de op te leggen straf en/of maatregel.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. Verdachte heeft daarbij zelf geen geweld gebruikt, maar was onderdeel van de groep verdachten, heeft zich niet gedistantieerd van dit feit en heeft ook op geen enkele wijze ingegrepen. Hij deelde zelfs biertjes uit aan de groep medeverdachten, alsof het een gezellige bijeenkomst was die avond. Het slachtoffer is daarbij door zijn medeverdachte [Medeverdachte 1] gevraagd naar het bedrijfspand van hem te komen terwijl daar een groep personen – waaronder verdachte [Verdachte] – verborgen klaar stond, is in dat pand samen met zijn vriendin en haar vader van zijn vrijheid beroofd, ernstig mishandeld en gedwongen het krantenbericht van Facebook te verwijderen. Dit alles moet voor de slachtoffers uiterst beangstigend en traumatiserend zijn geweest. Uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding en de bijgevoegde producties blijkt dat het slachtoffer [Aangever] nog steeds last heeft van deze gebeurtenis en PTSS heeft opgelopen ten gevolge van de feiten die door verdachte zijn gepleegd. Een wederrechtelijke vrijheidsberoving vormt een ingrijpende inbreuk op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer en brengt angst, bedreiging en onzekerheid met zich mee. Mishandeling veroorzaakt pijn en leed bij het slachtoffer. De gevolgen kunnen voor het slachtoffer gruwelijk en blijvend zijn.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Hij heeft geen enkel inzicht gegeven in de feiten. Anderzijds heeft de rechtbank rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aangezien verdachte in 2021 wegens een ander feit is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden en in datzelfde jaar twee strafbeschikkingen wegens andere feiten kreeg.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op wat in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt opgelegd, een taakstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van 60 uren opleggen met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [Aangever] heeft in verband met de bewezenverklaarde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij heeft € 3.701,42 aan materiële schade, € 5.000 aan immateriële schade en € 91,52 aan proceskosten gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij wat betreft de kosten van de eigen bijdrage van de zorgverzekering over 2018 en 2019 volledig kan worden toegewezen. De officier van justitie heeft gesteld dat ten aanzien van de kosten voor de vernielde iPhone op basis van de bijgevoegde productie niet duidelijk wordt wanneer de iPhone is aangeschaft en met welke afschrijving er eventueel rekening dient te worden gehouden, en verzoekt de rechtbank om de schade te schatten en een bedrag van € 500 toe te wijzen. Voor het overige deel van de gevorderde materiële schade is het standpunt van de officier van justitie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De eigen bijdrage van 2022 en 2023 betreft namelijk toekomstige en dus nog onduidelijke kosten en ten aanzien van de kosten voor de aanschaf van het alarmsysteem ontbreekt voldoende rechtstreeks verband met de gebeurtenissen van 31 maart 2018. De officier van justitie heeft gesteld dat de gevraagde immateriële schadevergoeding van € 5.000 voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.
Voor zover de vordering kan worden toegewezen, te weten in totaal voor een bedrag van € 6205,51, kan dat met toekenning van de wettelijke rente en met de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft de rechtbank daarnaast verzocht de hoofdelijkheid te bepalen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu verdachte dient te worden vrijgesproken.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
iPhone
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 792 gevorderd in verband met schade aan zijn iPhone. De vordering is onderbouwd met een factuur van de abonnementskosten en maandelijkse kosten van het toestelkrediet. Op basis van de bijgevoegde productie wordt naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk wordt wanneer de iPhone is aangeschaft en met welke afschrijving er eventueel rekening dient te worden gehouden. Daarom zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en een bedrag van € 500 toewijzen. Verdachte is vanaf 1 april 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. Voor het overige deel wordt de benadeelde niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Eigen bijdrage zorgverzekering
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 705,51 gevorderd in verband met de door hem betaalde eigen bijdrage van de zorgverzekering over de jaren 2018 en 2019. Dit deel van de vordering is niet betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering wat betreft de eigen bijdrage voor het bedrag van € 705,51 kan worden toegewezen. Verdachte is vanaf 1 april 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De toekomstige eigen bijdrage
De benadeelde partij heeft een nader door de rechtbank te schatten bedrag, door benadeelde zelf geschat op € 700, gevorderd in verband met de toekomstige eigen bijdrage van de zorgverzekering over de jaren 2022 en 2023. Daarbij heeft de benadeelde partij gesteld dat hij wederom zijn behandelingen bij de psycholoog van GGNet zal oppakken De genoemde eigen bijdrage van 2022 en 2023 betreft naar het oordeel van de rechtbank toekomstige en nog onduidelijke schade. De rechtbank verklaart de benadeelde daarom niet-ontvankelijk in de vordering van deze schadepost.
Alarmsysteem
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 1.503,91 gevorderd in verband met de aanschaf en installatie van een alarmsysteem. De vordering is onderbouwd met een factuur van de aanschaf en installatie van het alarmsysteem. Op de factuur valt te zien dat de factuurdatum 26 maart 2019 is. Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt voldoende rechtstreeks verband tussen de aanschaf en installatie van dit alarmsysteem, die kennelijk bijna een jaar na de bewezenverklaarde feiten plaatsvond. De rechtbank verklaart de benadeelde daarom niet-ontvankelijk in de vordering van deze schadepost.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van zogenoemd smartengeld in het geval dat:
- verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen;
- de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen;
- de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
- de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door het feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen.
Degene die zich beroept op een aantasting in de persoon op andere wijze zal de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. De benadeelde partij heeft informatie van zijn GZ-psycholoog en medische dossier overgelegd waaruit volgt dat hij vanwege herbelevingen, angst- en slaapklachten naar een psycholoog is verwezen. In een brief van de GZ-psycholoog is beschreven dat benadeelde is gediagnosticeerd met PTSS, een stoornis die is geclassificeerd in de DSM-IV. Zijn klachten passen binnen het kader van een post traumatische stressstoornis. De psycholoog beschrijft in de brief dat er is sprake van ‘stressarousal’ als waakzaam en alert zijn. Daarnaast slaapt benadeelde slecht en is er sprake van herbelevingen in de trant van beelden en nachtmerries. Uit deze onderbouwing volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is van geestelijk letsel in de zin van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld en een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde partij is door meerdere personen gewelddadig van zijn vrijheid beroofd, ernstig door hen mishandeld en gedwongen een krantenbericht van zijn Facebook te verwijderen. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit een dusdanig ernstige normschending op dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze.
Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,00 vaststellen. Verdachte is vanaf 1 april 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Voor het overige wordt benadeelde niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering terzake.
Proceskosten
De benadeelde partij heeft een bedrag van € 91,52 gevorderd in verband met de door hem gemaakte reiskosten. De reiskosten voor het bezoek aan de rechtbank voor de regiebehandeling van de strafzaak, het getuigenverhoor bij de rechter-commissaris, het slachtoffergesprek met de officier van justitie en de inhoudelijke behandeling van de strafzaak, ter hoogte van € 91,52 zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit en zullen dan ook worden toegewezen.
Totaalbedrag
Dit maakt dat het totale bedrag aan schadevergoeding op € 3.205,51 en het bedrag aan proceskosten op € 91,52 uitkomt.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 1 april 2018 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn mededader(s) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn mededader(s) de schade heeft (hebben) vergoed.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. Als het toegewezen bedrag niet wordt betaald, kunnen 42 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 47, 48, 49, 63 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van feit 1, feit 2 en feit 3 primair;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 3 subsidiair, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder 3 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Aangever] van € 1.205,51 aan materiële schade en € 2.000 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 91,52;
 verklaart de benadeelde partij [Aangever] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [Aangever] , een bedrag te betalen van € 3.205,51 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2018 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 42 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat verdachte en zijn mededader(s) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken en dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Gielissen (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. W.L.F. Prisse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Hessel, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2022.
mr. M.F. Gielissen en mr. W.L.F. Prisse zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door[ [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018138761, gesloten op 16 juli 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Vonnis rechtbank Gelderland, 1 november 2022 (parketnummer 05/720140-18) en vonnis rechtbank Gelderland, 1 november 2022 (parketnummer 05/720141-18).
3.Proces-verbaal van aangifte [Aangever] , p. 51.
4.Proces-verbaal van aangifte [Aangever] , p. 52.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangever] , p. 60
6.Proces-verbaal van aangifte [Aangever] , p. 52.
7.Proces-verbaal van aangifte [Aangever] , p. 53.
8.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangever] , p. 60.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangever] , p. 96.
10.Geneeskundige verklaring, p. 110.
11.Proces-verbaal aangifte [Aangeefster] , p. 118.
12.Proces-verbaal aangifte [Aangeefster] , p. 119.
13.Proces-verbaal aangifte [Aangeefster] , p. 121.
14.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangeefster] , p. 129.
15.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangeefster] , p. 130.
16.Proces-verbaal van bevindingen herkenning, p. 273.
17.Proces-verbaal van verhoor aangever [Aangeefster] , p. 142.
18.Proces-verbaal getuigenverhoor [Aangeefster] bij de rechter-commissaris.
19.Proces-verbaal onderzoek Samsung Galaxy S7 Edge, p. 286-287 en 290.
20.Proces-verbaal onderzoek Samsung Galaxy S7 Edge, p. 295.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 303.
22.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek informatiesystemen, p. 346.
23.Proces-verbaal van bevindingen surveillance, p. 165.
24.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [Bedrijfsnaam] , p. 233-234.
25.Proces-verbaal van bevindingen verklaring [Naam] , p. 174.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte 1] , p. 411-412.