ECLI:NL:RBGEL:2022:7495

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
C/05/409242 / FA RK 22-2941
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding wegens onrechtmatige vrijheidsberoving in de zorg onder de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 november 2022 een beschikking gegeven in een schadevergoedingsverzoek van een cliënt die onrechtmatig was vrijheidsbenomen onder de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt was op 12 augustus 2022 opgenomen bij een zorgaanbieder, maar er was geen rechtsgeldige grondslag voor zijn verblijf van 14 augustus tot 29 september 2022. De rechtbank oordeelde dat de zorgaanbieder de wet niet in acht had genomen, wat leidde tot onnodige angst en onzekerheid voor de cliënt. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van €10,- per dag voor de periode van 46 dagen dat de cliënt onrechtmatig was vrijheidsbenomen, wat resulteerde in een totaalbedrag van €460,-. De rechtbank hield rekening met de ernst van de normschending en de gevolgen voor de cliënt, die passende zorg had ontvangen, maar in dezelfde positie zou hebben verkeerd als de zorgaanbieder tijdig de juiste juridische grondslag had gebruikt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/409242 / FA RK 22-2941
Datum mondelinge uitspraak: 24 november 2022
Beschikking betreffende een schadevergoeding als bedoeld in artikel 44 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
[naam cliënt]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna: cliënt,
verblijvende te [naam zorginstelling] , te [plaats] ,
advocaat: mr. L.S. Wachters, te Arnhem.
t e g e n
[naam zorgaanbieder] , locatie [naam zorginstelling] ,
hierna: zorgaanbieder,
gevestigd te [plaats] .
advocaten: mr. A.E. Nip en mr. M.S. Bettelheim

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 28 september 2022;
  • het verweerschrift, binnengekomen ter griffie op 27 oktober 2022;
  • aanvullende stukken van mr. Wachters, binnengekomen ter griffie op 1 november 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 november 2022, in het gebouw van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
de advocaat van betrokkene;
de advocaat van verweerster mr. M.S. Bettelheim;
[naam] , als specialist ouderengeneeskundige, verbonden aan [naam zorgaanbieder] .

2.Feiten

2.1.
Op 12 augustus 2022 is cliënt opgenomen bij de zorgaanbieder, op de locatie [naam zorginstelling] , te [plaats] .
2.2.
Op 15 augustus heeft verweerder bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een aanvraag gedaan voor een besluit tot opname en verblijf op grond van artikel 21 Wet zorg en dwang (Wzd). Het CIZ heeft geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat er sprake is van verzet tegen de voortzetting van het verblijf in de accommodatie. Op 15 september 2022 heeft het CIZ een verzoekschrift rechterlijke machtiging ex. art 26 Wzd bij de rechtbank ingediend.
2.3.
Op 29 september 2022 heeft deze rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf verleend voor de duur van zes maanden.

3.Het verzoek

3.1.
Cliënt verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
o Primair de zorgaanbieder op grond van artikel 44 Wzd te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding aan hem wegens onrechtmatige vrijheidsberoving ter grootte van €4.600,-, oftewel €100,- per dag;
o Subsidiair de zorgaanbieder op grond van artikel 44 Wzd te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding aan hem wegens onrechtmatige vrijheidsberoving ter grootte van €2.500,-.
o Meer subsidiair de zorgaanbieder op grond van artikel 44 Wzd te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding aan hem wegens onrechtmatige vrijheidsberoving ter grootte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag.
Ter onderbouwing van het verzoek brengt cliënt onder meer het volgende naar voren. Cliënt is op 12 augustus 2022 opgenomen bij [naam zorginstelling] . Via de schoondochter begreep de advocaat dat cliënt in eerste instantie meeging naar het verpleeghuis, wellicht onder invloed van medicatie. Na verloop van tijd begon cliënt verzet te tonen. In het verzoekschrift van de rechterlijke machtiging wordt aangegeven dat er op 25 augustus 2022 een onderzoek heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek is gebleken dat cliënt zich duidelijk verzet tegen de voortzetting van het verblijf. Ook staat in dat zelfde verzoekschrift dat de ter zake kundige arts verzet heeft geconstateerd tijdens haar onderzoek voor het opstellen van een medische verklaring. Betrokkene heeft aangegeven weg te willen, hij zou zijn spullen actief pakken en willen vertrekken. Het verzet van betrokkene blijkt dan ook duidelijk uit de stukken. De zorgaanbieder heeft echter destijds geen inbewaringstelling aangevraagd, ondanks het verzet van betrokkene en zijn verblijf in de zorginstelling. Voor de opname en het verblijf bestond in de periode van 14 augustus 2022 tot aan het verlenen van de rechterlijke machtiging op 29 september 2022 (46 dagen) geen wettelijke basis. Er is daarom sprake geweest van onrechtmatige vrijheidsberoving.

4.Het verweer

4.1.
De zorginstelling vraagt de vordering van cliënt tot schadevergoeding af te wijzen dan wel te matigen tot €10,- per dag voor de periode gelegen tussen 25 augustus 2022 en 29 september 2022.
4.2.
Ter onderbouwing brengt de zorginstelling twee verweren naar voren.
4.3.
De zorginstelling wenst te benadrukken dat zij achteraf inziet dat cliënt, gedurende zijn verblijf in [naam zorginstelling] in de periode van 25 augustus 2022 tot 29 september 2022, op bepaalde momenten (verbaal) verzet heeft vertoont tegen zijn verblijf, terwijl er op dat moment nog geen juridische grondslag was voor zijn onvrijwillige verblijf in [naam zorginstelling] . De zorginstelling betreurt dat zij dit niet tijdig heeft ingezien als gevolg van een andere interpretatie van de wettelijke voorschriften. Echter heeft de zorgaanbieder vanaf de start van de opname van betrokkene getracht te voorzien in een rechtsgeldige titel voor zijn opname en verblijf door een verzoek op grond van artikel 21 Wzd in te dienen bij het CIZ. Cliënt kon vanwege zijn dementie geen instemming verlenen ten aanzien van de opname, maar verzette zich hier ook niet tegen, waardoor een rechterlijke machtiging op basis van de inschatting van de zorgverleners van de zorgaanbieder op dat moment (nog) niet nodig was. Pas bij de beoordeling van de aanvraag voor het besluit tot opname en verblijf door het CIZ werd geconstateerd dat cliënt verzet vertoonde tegen de voorzetting van zijn verblijf in de zorginstelling. Op dat moment heeft de zorgaanbieder de procedure voor afgifte van een rechterlijke machtiging in gang gezet. De zorgaanbieder was – als gevolg van een andere interpretatie van de Wzd- in de veronderstelling dat er vanaf dat moment ook een geldige titel was voor het voortzetten van het verblijf van cliënt.
Daarnaast was het volgens de zorgaanbieder onverantwoord geweest om cliënt terug te laten keren naar huis. De thuissituatie van cliënt was onhoudbaar geworden en cliënt had (en heeft nog steeds) verzorging en begeleiding nodig bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Met de voorzetting van het verblijf van en de zorgverlening aan cliënt heeft de zorgaanbieder juist geprobeerd te handelen in overeenstemming met de op haar rustende verplichting om de zorg van een ‘goed hulpverlener ’ in acht te nemen, die voortvloeit uit de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst.
4.4.
Daarnaast is de zorginstelling van mening dat de verzochte schadevergoeding onbillijk hoog is. Op grond van vaste jurisprudentie wordt bij de vaststelling van een schadevergoeding rekening gehouden met de ernst van de normschending en met de gevolgen hiervan voor cliënt. Daarnaast wordt meegewogen of het aannemelijk is dat cliënt in dezelfde positie zou hebben verkeerd als er wel tijdig zou zijn voorzien in de benodigde juridische grondslag voor het verblijf. Uit de vaste jurisprudentie blijkt dat in vergelijkbare gevallen aangenomen wordt dat een bedrag van €10,- per dag een billijke vergoeding is.

5.De beoordeling

5.1.
Uit artikel 44 lid 2 Wzd volgt dat indien de wet niet in acht is genomen door de zorgaanbieder, de Wzd-functionaris of de zorgverantwoordelijke, de cliënt of zijn vertegenwoordiger de rechter kan verzoeken tot schadevergoeding door de zorgaanbieder, de Wzd-functionaris of de zorgverantwoordelijke. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
5.2.
De rechtbank dient te beoordelen of de zorgaanbieder in dit geval de wet niet in acht heeft genomen. De rechtbank oordeelt daarover als volgt. Onweersproken is vast komen te staan dat cliënt in de periode van 14 augustus 2022 tot 29 september 2022 zonder wettelijke titel en onvrijwillig heeft verbleven bij de zorgaanbieder. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de wet niet in acht is genomen door de zorgaanbieder en dat er sprake is van nadeel voor cliënt. Er heeft een langere tijd vrijheidsbeneming plaatsgevonden zonder wettelijke titel en dit heeft bij cliënt voor onnodige angst en onzekerheid gezorgd.
5.3.
De rechtbank houdt bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding rekening met de ernst van de normschending en met wat de gevolgen hiervan voor cliënt zijn geweest. Cliënt heeft nadeel ondervonden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank zal niet het tarief volgen dat gebruikelijk is in strafzaken, omdat het onvrijwillig onder beschuldiging vastzitten in een politiecel of een huis van bewaring in het algemeen een andere en zwaardere situatie is. De vergoeding van de schade wordt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vastgesteld op een bedrag van €10,- per dag. Mede bepalend voor de hoogte van de schadevergoeding is het feit dat cliënt passende zorg heeft ontvangen en dat hij in dezelfde positie zou hebben verkeerd in het geval de zorgaanbieder wel tijdig de juiste juridische grondslag zou hebben gebruikt voor het verblijf. De rechtbank acht het aannemelijk dat de psychogeriatrische aandoening bij cliënt en het daaruit voortvloeiende ernstig nadeel tijdens het gehele verblijf aanwezig was. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan cliënt een bedrag van €10,- per dag moet worden toegekend.
5.4.
De rechtbank is tevens van oordeel dat de periode dat cliënt zonder rechtsgeldige titel heeft verbleven in de zorginstelling ligt tussen 14 augustus 2022 en 29 september 2022. Uit de rapportages van de zorginstelling blijkt dat cliënt voor het eerst op 13 augustus 2022 en sinds 14 augustus 2022 consequent (mondeling) verzet toont tegen een langer voortdurend verblijf in de zorginstelling.
5.5.
Op grond van het voorgaande kent de rechtbank aan cliënt een vergoeding van de schade toe van 46 dagen x €10,- = € 460,-.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst het verzoek tot schadevergoeding toe;
6.2.
veroordeelt de zorgaanbieder
[naam zorgaanbieder]tot betaling van een bedrag van € 460,- (zegge: vierhonderdzestig euro) aan
[naam cliënt];
6.3.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven mr. S.W. Kuip, rechter, in tegenwoordigheid van F. Dijkstra, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2022.
Tegen de beslissing staat beroep in cassatie open.
. .