In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de minister van Financiën over de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (TKKO). Eiseres had een tegemoetkoming van € 447,- ontvangen ter compensatie van de eigen bijdrage voor kinderopvang tijdens de sluiting door de Covid-19 pandemie. Eiseres was het niet eens met de hoogte van de tegemoetkoming, omdat zij en haar man meer opvanguren hadden doorgegeven dan waar de tegemoetkoming op was gebaseerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Sociale Verzekeringsbank bij de berekening van de tegemoetkoming terecht is uitgegaan van het aantal opvanguren dat op 6 april 2020 bekend was bij de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank oordeelde dat de TTKO een tijdelijke noodmaatregel was en dat de peildatum van 6 april 2020 niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel. Eiseres voerde ook aan dat zij had vertrouwd op toezeggingen van de overheid over compensatie van de eigen bijdrage. De rechtbank oordeelde dat eiseres aannemelijk had gemaakt dat er gerechtvaardigde verwachtingen waren gewekt door de overheid, en dat verweerder de kosten van de eigen bijdrage over de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020 alsnog geheel moest vergoeden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.