ECLI:NL:RBGEL:2022:744

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
C/05/399285 / KZ ZA 22-8
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schorsing van bewindvoerder en mentorschap in kort geding

In deze zaak vorderen eiseressen, bestaande uit [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2], dat de voorzieningenrechter de beschikking van de kantonrechter schorst die bewind en mentorschap heeft ingesteld voor [eiseres sub 1]. De eiseressen zijn van mening dat de beschikking onterecht is en dat [gedaagde], die als bewindvoerder en mentor is benoemd, zijn werkzaamheden moet neerleggen. De voorzieningenrechter heeft op 14 februari 2022 uitspraak gedaan in kort geding, waarbij de vorderingen van eiseressen zijn afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen spoedeisend belang is om de beschikking te schorsen, omdat de wet onmiddellijke werking aan de beschikking verleent. Eiseressen hebben niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de beschikking in hoger beroep zal worden vernietigd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [eiseres sub 1] momenteel niet in staat is om haar eigen belangen waar te nemen, en dat de verklaring van de wijkverpleegkundige meer gewicht heeft dan de verklaringen van bekenden van eiseressen. De vorderingen van eiseressen worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/399285 / KZ ZA 22-8
Vonnis in kort geding van 14 februari 2022
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. W. Kok te Ede Gld,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam “ [gedaagde] ”
gevestigd te [woonplaats] ,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Eiseressen zullen hierna ieder voor zich “ [eiseres sub 1] ” respectievelijk “ [eiseres sub 2] ” genoemd worden. Gezamenlijk zullen zij “ [eiseressen] ” genoemd worden.
Gedaagde zal hierna [eiseressen] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, uitgebracht op 2 februari 2022
  • de e-mail van [eiseressen] d.d. 7 februari 2022 inclusief producties
  • de e-mail van [gedaagde] d.d. 7 februari 2022 inclusief producties
  • de mondelinge behandeling op 9 februari 2022
  • de pleitnota van [eiseressen]
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Uit de e-mail van [gedaagde] van 7 februari 2022 volgt dat hij een eis in reconventie heeft willen instellen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter beslist dat deze buiten beschouwing zal blijven omdat een eis in reconventie in kort geding enkel door een advocaat kan worden ingesteld.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 2] is de dochter van [eiseres sub 1] . [eiseres sub 1] is geboren op [datum] 1935 en heeft thans de leeftijd van 86 jaar.
2.2.
[eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] deelden tot voor kort een huishouden. Daarbij droeg [eiseres sub 2] zorg voor [eiseres sub 1] .
2.3.
[eiseres sub 1] heeft bij notariële akte van 26 oktober 2020 een levenstestament laten opmaken (hierna: “het levenstestament”). In het levenstestament staat onder meer dat [eiseres sub 1] een algemene volmacht heeft verleend aan [eiseres sub 2] . Ook staat in het levenstestament dat deze volmacht ook geldt voor alle paramedische aangelegenheden en beslissingen over plaatsing in medische instellingen van [eiseres sub 1] . Verder luidt het levenstestament, voor zover relevant:
“(…)VIII. BEWIND/MENTORSCHAP/CURATELE
Deze volmacht is erop gericht geen bewind, mentorschap of curatele te hoeven verzoeken. Stelt de rechter desondanks een bewind en/of mentorschap of een curatele in, dan geldt het volgende.
Inzake bewind
Ik spreek de uitdrukkelijke voorkeur uit dat de rechter een door mij inI.aangewezen gevolmachtigde(i.e. [eiseres sub 2] , toevoeging voorzieningenrechter)
tot bewindvoerder benoemt.
Als mijn vermogen onder bewind wordt gesteld, eindigt de onderI.verleende volmacht ten aanzien van het gedeelte van het vermogen dat onder bewind is gesteld.
Inzake mentorschap
Ik spreek de uitdrukkelijke voorkeur uit dat de rechter de door mij onderV.(i.e. [eiseres sub 2] , toevoeging voorzieningenrechter)
aangewezen medische gevolmachtigde tot mentor benoemt. (…)”
2.4.
Bij verzoekschrift van 1 november 2021 hebben een zoon en een broer van [eiseres sub 1] , te weten de heer [de zoon] en de heer [de broer] (hierna: “de zoon en de broer”), aan de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland verzocht om een bewind en mentorschap in te stellen ten behoeve van [eiseres sub 1] .
2.5.
Op 25 november 2021 heeft bij de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland de mondelinge behandeling plaatsgehad van het hiervoor genoemde verzoek. Bij deze mondelinge behandeling waren (onder meer) aanwezig:
de zoon en de broer van [eiseres sub 1] ;
de toenmalige advocaat van [eiseres sub 1] ;
[eiseres sub 2] .
[eiseres sub 1] was niet in persoon aanwezig op de mondelinge behandeling omdat zij was verhinderd wegens ziekte. Op 12 januari 2022 heeft de kantonrechter zich begeven naar [eiseres sub 1] en met haar gesproken.
2.6.
Bij beschikking van 15 december 2021 heeft de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland bewind en mentorschap ingesteld ten behoeve van [eiseres sub 1] (zaaknummers 9522308 UT VERZ 21-15411 en 9522309 \ UT VERZ 21-15412, hierna: “de beschikking”). Daarbij is [gedaagde] benoemd tot bewindvoerder en mentor. De beschikking luidt, voor zover relevant;
“(…)De beoordeling
(…)
Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand (tijdelijk of duurzaam) niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is voldoende aannemelijk geworden dat betrokkende als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
(…)
Gelet op het spoedeisend karakter van het verzoek zal het bewind worden uitgesproken en mentorschap worden ingesteld, zonder dat rechthebbende hierover is gehoord. Daartoe zal op een nader te bepalen tijdstip een zitting worden gepland. (…)”
2.7.
Op 28 januari 2022 is [eiseres sub 1] vervoerd naar het ziekenhuis voor behandeling aan wonden aan haar been en een wond aan haar teen.
2.8.
[eiseressen] is tegen de beschikking in hoger beroep gegaan en heeft daartoe op
2 februari 2022 een beroepschrift met grieven ingediend bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

3.Het geschil

3.1.
[eiseressen] vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad,
I. de beschikking schorst voor de duur van het hoger beroep;
II. [gedaagde] veroordeelt om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle door [gedaagde] in het kader van het bewindvoerderschap/mentorschap ingezette acties ongedaan te maken, zodat er een toestand ontstaat alsof er nimmer van bewindvoering/mentorschap sprake is geweest;
III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt [eiseressen] het volgende. Op grond van de wet heeft de beschikking onmiddelijke werking. [eiseressen] heeft er spoedeisend belang bij dat dit wordt geschorst voor de duur van het hoger beroep en dat [gedaagde] al zijn reeds verrichte werkzaamheden ongedaan maakt.
3.3.
[gedaagde] voert als volgt verweer. Door een kort geding te starten heeft [eiseressen] een onjuiste rechtsgang gekozen. De belangen van [eiseres sub 1] zijn gediend bij een instandhouding en voortzetting van het bewind en mentorschap. [gedaagde] concludeert niet-ontvankelijkheid van [eiseressen] , althans tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van [eiseressen] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Dit kort geding draait om de vraag of [gedaagde] zijn werkzaamheden als mentor en bewindvoerder ten behoeve van [eiseres sub 1] mag voortzetten hangende het hoger beroep tegen de beschikking.
ontvankelijkheid [eiseressen]
4.2.
[gedaagde] heeft zich onder meer verweerd door aan te voeren dat [eiseressen] de verkeerde rechtsgang heeft gekozen. Volgens [gedaagde] had [eiseressen] met gebruikmaking van de wettelijke regels over bewind en mentorschap bij de rechtbank Midden-Nederland om een voorlopige voorziening moeten verzoeken. Door dat niet te doen is [eiseressen] volgens [gedaagde] in dit kort geding niet-ontvankelijk.
4.3.
Dit verweer van [gedaagde] faalt. De wet bepaalt namelijk dat de voorzieningenrechter bevoegd is in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening vereist is. [gedaagde] heeft niet aangevoerd noch onderbouwd dat het in deze zaak ontbreekt aan spoedeisendheid. Bovendien bepalen de wettelijke regels over bewind en mentorschap niet dat een rechtszoekende geen kort geding meer kan starten indien ook de weg van een voorlopige voorziening bij de kantonrechter openstaat. Dat betekent dat [eiseressen] in dit kort geding in haar vorderingen ontvangen kan worden.
voortzetting bewind en mentorschap
4.4.
[eiseressen] heeft in feite gevorderd dat [gedaagde] zijn werkzaamheden als bewindvoerder en mentor van [eiseres sub 1] neerlegt en terugdraait zolang het hoger beroep tegen de beschikking aanhangig is. [eiseressen] heeft daarbij aangevoerd dat de beschikking weliswaar niet uitvoerbaar bij voorraad is, maar wel op grond van de wet onmiddellijke werking heeft. Volgens [eiseressen] levert tenuitvoerlegging van de beschikking misbruik van recht op. Overwogen wordt echter dat in deze zaak geen sprake is van tenuitvoerlegging. Er zijn immers geen beslagen gelegd en een executoriale titel ontbreekt. Voor toewijzing van de vorderingen van [eiseressen] is vereist is dat het voldoende aannemelijk is dat de beschikking in hoger beroep vernietigd zal worden, of dat een kantonrechter zal oordelen dat [gedaagde] als bewindvoerder en/of mentor geschorst moet worden. Ook is vereist dat [eiseressen] er spoedeisend belang bij heeft dat er hangende het hoger beroep vooruitgelopen wordt op vernietiging van de beschikking of schorsing van [gedaagde] als bewindvoerder en/of mentor.
4.5.
Ter onderbouwing van haar vorderingen heeft [eiseressen] onder meer aangevoerd dat de beschikking op een misslag berust omdat [eiseres sub 1] niet is gehoord door de kantonrechter. Deze stelling van [eiseressen] gaat echter niet op. Vast staat immers dat [eiseres sub 1] op de mondelinge behandeling voorafgaand aan de beschikking is vertegenwoordigd door haar advocaat alsmede door haar dochter. Bij die mondelinge behandeling was [eiseres sub 1] weliswaar afwezig wegens ziekte, maar de kantonrechter heeft zich nadien nog naar [eiseres sub 1] begeven en met haar gesproken. Dat [eiseres sub 1] niet is gehoord, is dus onjuist.
4.6.
Verder heeft [eiseressen] aangevoerd dat de beschikking ten onrechte voorbij is gegaan aan het levenstestament van [eiseres sub 1] . Het levenstestament bevat een algemene volmacht, aldus [eiseressen] , en bovendien staat erin dat [eiseres sub 1] wenst dat [eiseres sub 2] – indien nodig – haar bewindvoerder en/of mentor wordt. Volgens [eiseressen] heeft de kantonrechter het levenstestament ten onrechte niet betrokken in de beoordeling.
4.7.
[gedaagde] heeft weersproken dat de kantonrechter heeft nagelaten om het levenstestament in de beoordeling te betrekken. Ter onderbouwing heeft [gedaagde] aangevoerd dat hij de kantonrechter tijdens het bezoek aan [eiseres sub 1] op
12 januari 2022 heeft gesproken, ter gelegenheid waarvan hij heeft gevraagd of de kantonrechter bekend was met het levenstestament. Volgens [gedaagde] heeft de kantonrechter daarop bevestigend geantwoord en laten weten dat hij toch heeft beslist tot instelling van een bewindvoerder en mentor, en wel in de persoon van [gedaagde] .
4.8.
Overwogen wordt dat uit de beschikking niet volgt of het levenstestament in de beoordeling is betrokken. Partijen beschikking ook niet over een proces-verbaal van het verhandelde ter zitting op 25 november 2021 of 12 januari 2022. Daar staat tegenover dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de kantonrechter heeft gesproken en heeft gevraagd of het levenstestament in de beoordeling was betrokken, waarop volgens [gedaagde] bevestigend is geantwoord. Hoe een en ander precies is verlopen, zal moeten blijken in het hoger beroep. Echter, het enkele feit dat [eiseres sub 1] een levenstestament heeft laten opmaken – waarin onder meer staat dat [eiseres sub 1] liever geen bewind of mentorschap wenst – betekent niet dat [gedaagde] zijn werkzaamheden als bewindvoerder en mentor thans moet neerleggen en terugdraaien. Een rechter is immers niet aan een levenstestament gebonden. Een levenstestament is enkel aan te merken als een combinatie van een volmacht met persoonlijke wensen, bijvoorbeeld ten aanzien van medische beslissingen. Weliswaar kan een rechter de aanwijzingen van de betreffende persoon meewegen bij zijn beslissing, doorslaggevend is het levenstestament niet.
4.9.
Verder heeft [eiseressen] aangevoerd dat er voor instelling van bewind en mentorschap geen aanleiding bestaat. Volgens [eiseressen] is [eiseres sub 1] in staat om haar eigen belangen waar te nemen. Ter onderbouwing heeft [eiseressen] onder meer diverse schriftelijke verklaringen overgelegd waaruit dat zou moeten blijken. Deze verklaringen zijn afkomstig van bekenden van [eiseressen] Ook heeft [eiseressen] aangevoerd dat [eiseres sub 1] op 9 december 2021 een testament heeft laten passeren en dat de notaris van mening was dat [eiseres sub 1] wilsbekwaam was. Ter onderbouwing heeft [eiseressen] verwezen naar een e-mail van een medewerker van het desbetreffende notariskantoor van 7 februari 2022.
4.10.
[gedaagde] heeft daarentegen aangevoerd dat [eiseres sub 1] niet in staat is om haar eigen belangen waar te nemen. Volgens [gedaagde] maakt [eiseres sub 1] een verwarde indruk. Ter onderbouwing heeft hij een e-mail overgelegd van mevrouw
[verpleegkundige] , verpleegkundige bij Buurtzorg, gedateerd op 28 januari 2022. Deze e-mail luidt, voor zover relevant:
“(…) Wij troffen een zwakke vrouw aan met een zeer gecompliceerd beeld van meerdere wonden aan beide benen. (…)
Tijdens onze bezoeken zien wij een niet adequate vrouw die volledig afhankelijk van haar dochter is. (…)”
Verder staat er in de e-mail dat de wond aan de teen van [eiseres sub 1] “bedreigd en risicovol” is, met een risico op (fatale) infectie, en dat de teen waarschijnlijk geamputeerd moet worden.
4.11.
Geoordeeld wordt dat in dit kort geding onvoldoende aannemelijk is geworden dat [eiseres sub 1] momenteel in staat is om haar eigen belangen waar te nemen. De verklaringen die [eiseressen] heeft overgelegd zijn afkomstig van bekenden van haar. De verklaring die [gedaagde] heeft overgelegd is afkomstig van de wijkverpleegkundige. Niet alleen is het aannemelijk dat de wijkverpleegkundige mentale gesteldheid van [eiseres sub 1] objectief beoordeelt, ook wordt zij, gezien haar vak, geacht over een zekere mate van deskundigheid te beschikken. Dat maakt dat de verklaring van de wijkverpleegkundige in dit geval de doorslag geeft. Uit die verklaring volgt dat [eiseres sub 1] op dit moment onvoldoende in staat is om haar eigen belangen waar te nemen. De e-mail van
7 februari 2022 van het notariskantoor waar [eiseres sub 1] haar testament heeft laten passeren leidt niet tot een ander oordeel. Een notaris beschikt immers, anders dan de wijkverpleegkundige, niet over medische kennis. Bovendien volgt uit de e-mail minder stellig dan [eiseressen] doet voorkomen dat [eiseres sub 1] wilsbekwaam zou zijn. In de e-mail staat immers slechts:
“…Aangezien ik zelf niet bij de afspraken aanwezig ben geweest, kan ik u alleen maar in zijn algemeenheid verklaren dat notaris (…) niet had gepasseerd als hij twijfels had gehad over de wilsbekwaamheid van mevrouw (…)”
4.12.
Tot slot heeft [eiseressen] aangevoerd dat zij tegen haar wens is overgebracht naar een ziekenhuis en daar tot op heden verblijft. Deze omstandigheid biedt echter geen steun voor de stelling van [eiseressen] dat [eiseres sub 1] in staat zou zijn om haar eigen belangen waar te nemen, zodat dit verder buiten beschouwing zal blijven.
4.13.
Ook overigens is niet gebleken dat [gedaagde] zijn taken als bewindvoerder en mentor onbehoorlijk uitvoert. Dat een kantonrechter over zal gaan tot schorsing van [gedaagde] als bewindvoerder en mentor is dus niet aannemelijk geworden.
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat op dit moment onvoldoende aanleiding bestaat om [gedaagde] hangende het hoger beroep te verbieden zijn werkzaamheden als bewindvoerder en mentor uit te voeren. De vorderingen van [eiseressen] zullen daarom worden afgewezen.
proceskosten
4.15.
[eiseressen] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 676,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseressen] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 676,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op
14 februari 2022.