ECLI:NL:RBGEL:2022:7429

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
05/780023-21 05/780037-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf mannen voor aanslagen op woningen van medewerkers van een fruitbedrijf

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijf mannen die betrokken waren bij een reeks aanslagen op woningen van (voormalige) medewerkers van een fruitbedrijf in Hedel. De rechtbank heeft de hoofdverdachte, die als opdrachtgever fungeerde, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 jaar en 10 maanden. De tussenpersoon kreeg 9 jaar gevangenisstraf, terwijl de uitvoerders gevangenisstraffen van 2 jaar, 6 jaar en 16 maanden jeugddetentie opgelegd kregen. Drie andere verdachten werden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan brandstichting en schietincidenten, waarbij levensgevaar voor de bewoners van de doelwitten te duchten was. De rechtbank overwoog dat de verdachten opzettelijk brand hadden gesticht en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de bewoners. De rechtbank legde ook een PIJ-maatregel op aan de jongste verdachte, die ten tijde van de feiten 17 en 18 jaar oud was. De zaak is van belang vanwege de ernstige impact van de aanslagen op de slachtoffers en de bredere gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/780023-21, 05/780037-21
Datum uitspraak : 27 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in Amsterdam,
wonende aan de [adres verdachte] in [woonplaats verdachte] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, locatie Roermond.
Raadsman: mr. A.Ph.M. Hamelers, advocaat in Uden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van:
  • 1 september 2021 (pro forma-zitting);
  • 4 november 2021 (pro forma-zitting);
  • 26 januari 2022 (regiezitting);
  • 8 april 2022 (pro forma-zitting);
  • 5 juli 2022 (pro forma-zitting);
  • 6 juli 2022 (inhoudelijke behandeling);
  • 11 juli 2022 (inhoudelijke behandeling);
  • 13 september 2022 (sluiting onderzoek).

1.De verkorte inhoud van de tenlastelegging

De volledige tenlastelegging is opgenomen als
bijlage 1bij dit vonnis. De rechtbank volstaat hier met de vermelding dat verdachte - kort gezegd - het volgende wordt verweten:
Parketnummer 05/780023-21
Betrokkenheid bij een aanslag (brandstichting) op een woning aan [adres 1] in [plaats 1] op 4/5 juni 2021, tenlastegelegd als:
medeplegen van een poging tot moord/doodslag/toebrengen zwaar lichamelijk letsel (met voorbedachten rade);
medeplegen van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
En daarnaast:
3. het voorhanden hebben van een wapen van categorie III van de Wet Wapens en Munitie;
4. het voorhanden hebben van munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie;
Betrokkenheid bij een aanslag (schietincident) op een woning aan de [adres 2] in [plaats 2] op 15/16 mei 2021, tenlastegelegd als:
5. medeplegen van een poging tot moord/doodslag/toebrengen zwaar lichamelijk letsel (met voorbedachten rade);
subsidiair: medeplegen van bedreiging;
meer subsidiair: medeplichtigheid aan het medeplegen van een poging tot moord/doodslag/toebrengen zwaar lichamelijk letsel (met voorbedachten rade);
meest subsidiair: medeplichtigheid aan het medeplegen van bedreiging.
Parketnummer 05/780037-21
Betrokkenheid bij een aanslag (schietincident) op een woning aan de [adres 3] in [plaats 3] op 9/10 mei 2021, tenlastegelegd als:
1. medeplegen van een poging tot moord/doodslag/toebrengen zwaar lichamelijk letsel (met voorbedachten rade);
subsidiair: medeplegen van bedreiging.
En daarnaast:
2. het voorhanden hebben van een wapen van categorie I van de Wet Wapens en Munitie.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft met betrekking tot parketnummer 05/780023-21 gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 t/m 4 en feit 5 meer subsidiair en met betrekking tot parketnummer 05/780037-21 aan feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten onder parketnummer 05/780023-21 het volgende bepleit. Ten aanzien van feit 1 is vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op de dood/zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat uitsluitend gevaar voor goederen heeft bestaan. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de feiten 3 en 4 en ten aanzien van feit 5 is vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte hier een aandeel in heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 05/780037-21 is vrijspraak bepleit, nu verdachte dit wapen niet voorhanden heeft gehad.
Beoordeling door de rechtbank
In de zaken met parketnummers 05/780023-21 en 05/780037-21
Verdachte wordt - kort gezegd - de betrokkenheid (als uitvoerder) bij een brandstichting en de beschieting van twee woningen verweten. De feiten die onder bovengenoemde parketnummers ten laste zijn gelegd maken onderdeel uit van hetzelfde onderzoek en vanwege de samenhang zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken. Daarbij begint de rechtbank met de bespreking van de brandstichting, het feit dat als laatste plaats heeft gevonden en naar aanleiding waarvan verdachte is aangehouden. Vervolgens zal de rechtbank de schietincidenten bespreken. Tot slot zal de rechtbank ingaan op de beschuldiging dat verdachte wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
2.1
De brandstichting
[adres 1] [plaats 1] – 5 juni 2021
Op 5 juni 2021 omstreeks 03:00 uur is brand gesticht aan de voordeur van de woning aan [adres 1] in [plaats 1] . Dit adres staat op de werknemerslijst van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ). Op dat moment lagen [bewoner 1] , zijn vrouw en zijn twee kinderen in de woning te slapen. [bewoner 1] is wakker geworden van het geluid van de rookmelder en hij hoorde zijn buurman roepen dat de voordeur in brand stond. [2] Als gevolg van de brand was er sprake van blaarvorming van de verf tot ongeveer halverwege het kozijn van de voordeur. Daarnaast was sprake van rook- en roetschade op de houten voordeur, het kozijn, de onderzijde van de deurluifel en de bakstenen daarnaast. De rubberen deurmat die buiten lag was aangetast door de brand. [3] Op de camerabeelden was te zien dat een persoon in elke hand een doorzichtige fles vasthield en daarmee zwaaiende bewegingen maakte naar de deur, waardoor vloeistof op de deur en grond terecht kwam. De persoon stapte in de vloeistof en liep de oprit af. Op een ander beeld was de brandhaard te zien. De vlammen waren hoger dan de voordeur. [4]
Verbalisanten die ter plaatse gingen, zagen op de rotonde [rotonde] in [plaats 1] een zwarte BMW met kenteken [autokenteken] aan komen rijden. [5] Rond 03:11 uur zagen verbalisanten deze auto de A2 oprijden. De BMW is vervolgens stilgezet op de vluchtstrook. De inzittenden waren [medeverdachte 1] (bestuurder), [verdachte] (bijrijder), [medeverdachte 2] (rechtsachter) en [medeverdachte 3] (linksachter). [verdachte] droeg een donkerblauwe joggingbroek waarop aan de voorzijde donkere, natte spetters/vlekken zaten. [6]
Achterin de auto, voor de middenconsole, lag een iPhone 6, die in gebruik was bij [medeverdachte 2] . [7]
In de telefoon werd het volgende snapchat-gesprek aangetroffen van 4 en 5 juni 2021:
Tijdstip Afzender Ontvanger Bericht
4 juni 2021
23:41:47 NN-persoon [medeverdachte 2] En 2 liter benzine bij95
(…)
5 juni 2021
03:08:18 [medeverdachte 2] NN-persoon Soecht nieuws man
03:08:21 NN-persoon [medeverdachte 2] Wat dan
03:08:27 [medeverdachte 2] NN-persoon lk was daarm
03:08:34 [medeverdachte 2] NN-persoon K zoek
03:08:39 [medeverdachte 2] NN-persoon Vind die 95
03:08:57 [medeverdachte 2] NN-persoon 99 was sndere kant
03:09:06 [medeverdachte 2] NN-persoon lk kijk boven
03:09:17 [medeverdachte 2] NN-persoon Er staat een kanker live campoe boven
03:09:19 [medeverdachte 2] NN-persoon Die os
(…)
03:09:43 NN-persoon [medeverdachte 2] Je moest gwnnsnel doen dan
(…)
03:09:54 [medeverdachte 2] NN-persoon Heb die twee flessen epakf
03:09:59 EL.RAEI NN-persoon Heb k ze moeder kos gegooig tegen
03:10:00 [medeverdachte 2] NN-persoon 95
03:10:02 [medeverdachte 2] NN-persoon Vol
03:10:04 [medeverdachte 2] NN-persoon Hepemaal
(…)
03:10:20 NN-persoon [medeverdachte 2] Tazz je moest 99
(…)
03:10:25 NN-persoon [medeverdachte 2] Die was belagerihkste
03:10:26 [medeverdachte 2] NN-persoon Scotoe komt
03:10:28 [medeverdachte 2] NN-persoon Aanrijden
03:10:30 NN-persoon [medeverdachte 2] Dikke lul
03:10:35 [medeverdachte 2] NN-persoon Ze rijden achter ons
03:10:36 [medeverdachte 2] NN-persoon Oo me moeder
(…)
03:10:46 [medeverdachte 2] NN-persoon Se ging die wijk
03:10:46 [medeverdachte 2] NN-persoon In
03:10:50 [medeverdachte 2] NN-persoon K sprong gelijk beneden
03:10:59 [medeverdachte 2] NN-persoon Se dagen [naam] en [naam]
(…)
03:11:20 NN-persoon [medeverdachte 2] Leg goed uit
03:11:24 NN-persoon [medeverdachte 2] Dus scotoe kwam aantijden en toen
03:11:30 [medeverdachte 2] NN-persoon Ol rotonde
03:11:32 [medeverdachte 2] NN-persoon Op
(…)
03:11:55 NN-persoon [medeverdachte 2] Maar wrm ging [naam] miet mee
03:12:02 [medeverdachte 2] NN-persoon Hij ging mee
03:12:10 [medeverdachte 2] NN-persoon Hij zou dir sndere doen
03:12:11 NN-persoon [medeverdachte 2] Wrm deed hij die 99 niet
03:12:17 [medeverdachte 2] NN-persoon Dat sou ooksleen die
03:12:24 [medeverdachte 2] NN-persoon Se rijden
03:12:26 [medeverdachte 2] NN-persoon Achter ons
(…)
03:12:42 [medeverdachte 2] NN-persoon Scotoe komt
03:12:58 NN-persoon [medeverdachte 2] Terwihl je die fik foxt of wat
03:13:01 NN-persoon [medeverdachte 2] Praat duidelijk
03:13:31 [medeverdachte 2] NN-persoon Sr sijn drt num
03:13:44 NN-persoon [medeverdachte 2] Wat?
03:13:58 NN-persoon [medeverdachte 2] Jullie zijn al pleite toch
03:14:55 NN-persoon [medeverdachte 2] Kkk man
03:14:58 NN-persoon [medeverdachte 2] Gooi alle tellies uit
03:15:03 NN-persoon [medeverdachte 2] Reset ze
03:15:05 NN-persoon [medeverdachte 2] Die van kimo
03:15:06 NN-persoon [medeverdachte 2] Met adres
03:15:07 NN-persoon [medeverdachte 2] Broer
03:15:08 NN-persoon [medeverdachte 2] Snel
03:15:41 NN-persoon [medeverdachte 2] Trekje jakka uit als ie opvallend doet
03:15:51 NN-persoon [medeverdachte 2] Verzin snel verhaal
03:15:54 NN-persoon [medeverdachte 2] Met ze alle
03:16:15 NN-persoon [medeverdachte 2] Hou me op de hoogte
03:17:01 NN-persoon [medeverdachte 2] Verw me
03:17:05 NN-persoon [medeverdachte 2] Prat via me broertje [8]
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van deze berichten volgt dat [medeverdachte 2] hier contact onderhield met de opdrachtgever.
[verdachte] heeft verklaard dat hij in de avond van 4 juni 2021 in opdracht van [medeverdachte 2] twee flessen wasbenzine heeft gekocht bij de Albert Heijn. Later die avond werd hij door [medeverdachte 2] gevraagd mee te gaan en vervolgens is hij samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] vanuit Amsterdam naar [plaats 1] gereden. [medeverdachte 2] had een beetje een sturende rol. Toen zij in [plaats 1] stopten, vertelde [medeverdachte 2] dat er brand gesticht zou worden en hij vroeg [verdachte] om op de uitkijk te staan. Nadat hij te horen had gekregen wat er moest gebeuren, kreeg hij kleding aangegeven van achteruit de auto. [verdachte] heeft toen zijn spijkerbroek omgewisseld voor een zwarte joggingsbroek om later niet herkend te worden. Hij is samen met [medeverdachte 2] uitgestapt en hij kreeg van achteruit een plastic tas aangegeven. Ze liepen een stukje totdat ze in een straat met woningen kwamen. [medeverdachte 2] pakte iets uit de tas en liep naar een woning. [medeverdachte 2] riep hem en zei dat hij onder de benzine zat. [verdachte] kreeg van hem een servet en een aansteker en toen was voor hem duidelijk dat het servet aangestoken moest worden om brand te stichten en dat [medeverdachte 2] dit niet kon doen, omdat hij dan zelf in brand zou vliegen. [verdachte] is richting de voordeur gelopen en heeft het brandende servet richting de plas vloeistof voor de voordeur gegooid. Direct daarna zag hij vuur en is hij omgedraaid en achter [medeverdachte 2] naar de BMW gerend. [9]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte] is uitgestapt in [plaats 1] . Bij de woning heeft hij de vloeistof gegooid en vervolgens is hij weggerend naar de auto. Hij heeft de brand niet aangestoken. [verdachte] , [medeverdachte 1] en hijzelf wisten wat er moest gebeuren. Ze hadden alle drie hun rol meegekregen. Een paar uur voordat ze naar [plaats 1] gingen had hij het adres doorgekregen van de opdrachtgever. De opdrachtgever zei dat hij dit samen met [verdachte] moest doen en dat [medeverdachte 1] hen naar [plaats 1] zou brengen. [10]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] en [verdachte] tezamen en in vereniging opzettelijk brand hebben gesticht bij de woning aan [adres 1] in [plaats 1] door brandbare vloeistof tegen de voordeur te gooien en deze vervolgens aan te steken. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is hoe dit handelen juridisch gekwalificeerd dient te worden (de vraag dus onder welke strafbepaling(en) dit handelen valt). Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Opzettelijke brandstichting
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van dit feit het opzet van een verdachte slechts gericht hoeft te zijn op de brandstichting en niet ook op het teweegbrengen van de gevolgen daarvan. Van belang is of het gevaar
ten tijde van de brandstichtingnaar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
De rechtbank overweegt dat de gecertificeerd forensisch brandonderzoeker het te duchten gevaar of levensgevaar gering aanwezig acht. Deze deskundige is van mening dat het vuur door gebrek aan direct in de omgeving liggende ontbrandbare goederen niet had kunnen overslaan en een zelfdovend karakter waarschijnlijker moet worden geacht.
Naar het oordeel van de rechtbank staan deze bevindingen een bewezenverklaring van het element ‘gevaar voor goederen’ niet in de weg. De rechtbank overweegt daartoe dat de deskundige de situatie heeft beoordeeld nadat het vuur uit was en hij zijn conclusies dus mede heeft gebaseerd op het gevaar dat zich daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Hoewel het gevaar zich uiteindelijk nauwelijks verwezenlijkt heeft, is de rechtbank van oordeel dat ten tijde van de brandstichting voorzienbaar was dat het in brand steken van een voordeur met behulp van brandversnellende middelen (twee flessen wasbenzine) een situatie oplevert waarin naar algemene ervaringsregels sprake is van gevaar voor de woning (inclusief de inboedel) en objecten in de nabijheid daarvan.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat naar algemene ervaringsregels voor [medeverdachte 2] en [verdachte] voorzienbaar moet zijn geweest dat door hun handelen levensgevaar, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning te duchten was, gelet op:
  • het tijdstip waarop de brand is gesticht (in de nachtelijke uren, een tijdstip waarop bewoners doorgaans thuis zijn);
  • het feit dat de bewoners in de woning aanwezig waren (en vanwege het tijdstip al lagen te slapen);
  • de hoeveelheid brandversnellende middelen die zijn gebruikt (twee flessen wasbenzine) en het feit dat een brand hierdoor een zeer onvoorspelbaar verloop kan hebben;
  • het feit dat deze wasbenzine tegen de houten voordeur (de gebruikelijke vluchtroute in noodsituaties) aan is gegooid.
Poging tot moord, doodslag of zware mishandeling
Hetzelfde feitencomplex is ook ten laste gelegd als poging tot moord/doodslag, dan wel zware mishandeling.
Opzet
De eerste vraag die de rechtbank ten aanzien van dit feit dient te beantwoorden is of [verdachte] en [medeverdachte 2] opzet hadden op de dood van de bewoners van [adres 1] . De rechtbank overweegt dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat die onderbouwen dat sprake was van vol opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor ten aanzien van de opzettelijke brandstichting reeds is overwogen, concludeert de rechtbank dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat de bewoners bij de brand zouden komen te overlijden. Gelet op het tijdstip van de brandstichting en het feit dat er auto’s op de oprit bij de woning geparkeerd stonden, was het reëel dat de bewoners thuis waren en lagen te slapen. Dat de opdrachtgever zou hebben gezegd dat er niemand thuis zou zijn, omdat de bewoners op vakantie waren, blijkt niet uit de bewijsmiddelen en is ook anderszins niet aannemelijk geworden. Bovendien verschoont een dergelijke opmerking van de opdrachtgever de uitvoerders ook niet om dit ter plaatse zelf nader te onderzoeken.
Voor de vaststelling dat de verdachten zich willens en wetens hebben blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachten wetenschap hebben van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedraging bewust hebben aanvaard (op de koop toe hebben genomen). De rechtbank overweegt dat de aard en hoeveelheid van de brandversnellende middelen die zijn gebruikt ervoor kunnen zorgen dat een oncontroleerbare brand ontstaat die snel om zich heen kan grijpen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het niet anders kan zijn geweest dan dat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard. Dit zou alleen anders zijn als er aanwijzingen voor het tegendeel bestaan. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Integendeel: nadat [medeverdachte 2] de wasbenzine tegen de voordeur aan had gegooid, waarbij ook vloeistof op zijn kleding terecht was gekomen, heeft hij [verdachte] gevraagd de vloeistof met behulp van een servet aan te steken. Hieruit volgt dat zij zich er allebei van bewust moeten zijn geweest dat het een heel gevaarlijke situatie was.
Concluderend is dus het oordeel van de rechtbank dat de verdachten (voorwaardelijk) opzet hadden op de dood van de bewoners van [adres 1] .
Voorbedachte raad
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of [verdachte] en [medeverdachte 2] zich schuldig hebben gemaakt aan poging tot moord of poging tot doodslag. Bij (poging tot) moord moet bewezen worden dat de verdachten hebben gehandeld met voorbedachte raad. Uit het dossier komen aanwijzingen naar voren dat sprake was van een vooropgezet plan, maar dit plan was naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gericht op de dood van de aanwezigen. Hoewel voorwaardelijk opzet op de dood en voorbedachte raad in theorie met elkaar verenigbaar zijn, acht de rechtbank in dit geval de voorbedachte raad niet wettig en overtuigend bewezen. In het feit dat het uiteindelijke doel van het handelen afschrikken was, ziet de rechtbank een contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachte raad. Dit betekent dat [verdachte] zal worden vrijgesproken van poging tot moord.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 2] zich samen schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag in eendaadse samenloop met het medeplegen van opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
2.2
De schietincidenten
[adres 3] [plaats 3] – 10 mei 2021
Niet ter discussie staat dat een persoon op 10 mei 2021 een kogel heeft afgevuurd in de voordeur van een woning aan de [adres 3] in [plaats 3] en dat verdachte met deze persoon is meegereisd in een auto van Amsterdam richting [plaats 3] en weer terug. [verdachte] heeft verklaard dat het de eerste keer was dat hij meeging, dat hij in de auto is blijven zitten en hij vooraf niet wist wat er zou gaan gebeuren. Deze verklaring wordt niet weersproken door de bewijsmiddelen. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor strafrechtelijke betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Dat betekent dat de rechtbank verdachte van dit feit zal vrij spreken.
[adres 2] [plaats 2] – 16 mei 2021
Op 16 mei 2021 is rond 02:58 uur een kogel afgevuurd door de ruit van de woonkamer van de woning aan de [adres 2] in [plaats 2] . Op dat moment lagen [bewoner 2] en [medebewoner] in de woning te slapen. Zij werden wakker van een knal. In het raam aan de voorzijde van de woning zat een gat met daaromheen breuken. Op de vensterbank lag een koper fragment van een projectiel. Op het rolgordijn zaten minimale beschadigingen. [11] Het adres [adres 2] ligt om de hoek van het adres [adres 5] in [plaats 2] . Dit laatste adres staat op de werknemerslijst van [bedrijf] . [12]
De vraag die voorligt is wie bij deze aanslag betrokken zijn geweest.
Uit onderzoek aan de iPhone 11 in gebruik bij [verdachte] is gebleken dat met zijn telefoon op 16 mei 2021 om 02:08 uur vanaf de A2 ter hoogte van Breukelen is genavigeerd naar de [adres 2] in [plaats 2] . Om 02:54 uur was de telefoon ter hoogte van perceel 10. [13]
[verdachte] heeft verklaard dat hij die nacht gevraagd is mee te gaan. Hij is samen met twee anderen met de auto naar [plaats 2] gereisd. De bestuurder kende hij vaag, de ander kende hij wel. Toen ze met de auto voor de woning stonden, werd hem gevraagd uit te stappen om te kijken welk huisnummer het was. Hij heeft gekeken en zag dat het nummer [nummer] was. De jongen die achterin de auto zat heeft geschoten en van hem ging het initiatief ook uit. [14]
Uit deze verklaring volgt dat er die nacht drie personen met de auto vanuit Amsterdam zijn afgereisd naar het adres in [plaats 2] , te weten [verdachte] , de bestuurder van de auto en een derde persoon die [verdachte] kent.
Uit onderzoek aan de iPhone 6 van [medeverdachte 2] is gebleken dat op 16 mei 2021 om 01:43 uur het adres [adres 2] in [plaats 2] werd weergegeven in de Apple Maps applicatie. [15] Om 01:44 uur straalde de telefoon een mast aan in Amsterdam en om 02:53 uur werd een mast aangestraald in [plaats 2] . [16]
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 2] de derde persoon was in de auto en hij de schutter was in [plaats 2] .
Geen poging tot moord, doodslag of zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake was van vol opzet om de bewoners van de beschoten woning te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verder is de rechtbank van oordeel dat ook van voorwaardelijk opzet geen sprake was, nu naar algemene ervaringsregels niet kan worden gesteld dat het ’s nachts afvuren van één kogel in een raam of een voordeur (op de begane grond) van een woning de aanmerkelijke kans oplevert dat een bewoner daarbij om het leven komt of zwaar lichamelijk letsel oploopt. Doorgaans liggen mensen immers rond dit tijdstip boven in een woning te slapen en niet is gebleken dat er in de woning (beneden) ten tijde van het schietincident nog licht brandde, hetgeen een aanwijzing had kunnen zijn dat er op dat moment mensen op de begane grond waren. Zou er al sprake zijn geweest van een aanmerkelijke kans, dan volgt uit de bewijsmiddelen niet dat deze kans bewust is aanvaard.
Wel bedreiging
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier volgt dat afschrikken het doel was van de beschieting. De bewoners van de woning zijn op de hoogte geraakt van de bedreiging en naar het oordeel van de rechtbank was de bedreiging van dien aard dat bij de bewoners in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen. De rechtbank kwalificeert dit feit dan ook als een bedreiging.
De rol van verdachte
[verdachte] heeft verklaard dat de schutter in [plaats 2] dezelfde persoon is als de schutter in [plaats 3] . In [plaats 3] was deze jongen bij de woning uitgestapt en kort daarna hoorde [verdachte] een knal. [17] De rechtbank overweegt dat hieruit volgt dat [verdachte] wist dat [medeverdachte 2] in [plaats 3] op de woning had geschoten en hij ten tijde van het meereizen naar [plaats 2] en het verifiëren van het adres dus ook wist wat daar zou gebeuren.
De rechtbank is van oordeel dat voor de primair ten laste gelegde bewuste en nauwe samenwerking - die is vereist voor het bestanddeel medeplegen - onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, nu de rol van verdachte zich heeft beperkt tot het meereizen naar de plaats delict en het verifiëren van het huisnummer. Uit het dossier volgt niet dat er van tevoren afspraken zijn gemaakt over de wijze van uitvoering of rolverdeling. Wel acht de rechtbank de meest subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid bewezen, omdat verdachte met zijn handelen behulpzaam is geweest bij het feit.
2.3
Voorhanden hebben munitie
Parketnummer 05/780023-21 (feiten 3 en 4)
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres verdachte] in [woonplaats verdachte] zijn in een blauwe rugtas de volgende wapens en munitie aangetroffen:
  • een gaspistool van het merk Zoraki, type M 906-TD van het kaliber 9 mm dat zodanig was omgebouwd dat hiermee projectielen kunnen worden afgevuurd;
  • een aantal volmantel kogelpatronen van het kaliber 9x19;
  • 2 volmantel kogelpatronen van het kaliber 9x17;
  • 13 volmantel kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm.
Verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen en de munitie voor een ander in bewaring had. [19]
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorhanden hebben’ niet is vereist dat verdachte het wapen en de munitie daadwerkelijk in handen heeft gehad. Vast staat dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid ervan en hij hierover directe beschikkingsmacht had. De rechtbank acht de feiten dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 05/780037-21 (feit 2)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 138 (bronnenmap 1);
  • het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 1027-1031 (bronnenmap 3);
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juli 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan:
  • onder parketnummer 05/780023-21 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 meest subsidiair;
  • onder parketnummer 05/780037-21 feit 2,
te weten dat:
Parketnummer 05/780023-21
1.
hij
in of omstreeks nacht van 4op 5 juni 2021 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[bewoner 1] en
/ofde vrouw en
/ofde kinderen van die [bewoner 1]
opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade
van het leven te beroven
met een hoeveelheid brandbare
(vloei
)stof
fennaar een woning (perceel [adres 1]
[plaats 1] ) waar op dat moment voornoemde [bewoner 1] en zijn voornoemde
gezinsleden lagen te slapen
/verbleven) is
/zijngereden
/gegaanen
/ofvervolgens
brand heeft
/hebbengesticht
in/bij
(de directe nabijheid van)die woning
door
(die
)brandbare
(vloei
)stof
(fen)te gooien
en/of te plaatsen en/of uit te
sprenkelentegen de voordeur van die woning en
/ofdie
(vloei
)stof
(fen)aan te
steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
in of omstreeks de nacht van 4op 5 juni 2021 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht
in/bij een woning (perceel [adres 1] )
door
(een
)brandbare
(vloei
)stof
(fen)te gooien
en/of te plaatsen en/of uit te
sprenkelentegen de voordeur van die woning en
/ofdie
(vloei
)stof
(fen)aan te
steken,
althans door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan d
(i
)e voordeur en
/ofeen kozijn
en/of de voorgevelvan die
woning
geheel ofgedeeltelijk
is/zijn verbrand,
in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan
gemeen gevaar voor de bewoner(s) van die woning, te weten [bewoner 1]
en/of de vrouw en/of de kinderen van die [bewoner 1] , in elk gevalgemeen gevaar
voor goederen en
/oflevensgevaar voor die bewoner
(s
), in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderenen
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk
letsel
voor die bewoner(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderente duchten was;
3.
hij op
of omstreeks05 juni 2021 in de gemeente Amsterdam,
althans in Nederland
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten
een pistool (een omgebouwd gaspistool) van het merk Zoraki, type M 906-TD,
zijnde
/althanseen vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks05 juni 2021 in de gemeente Amsterdam,
althans in Nederland,
- twee
/eenvolmantel kogelpatro
(o)n
(en
)(kaliber 9 x 17 mm) en
/of
- dertien
, althans een aantalvolmantel kogelpatro
(o)n
(en
)(kaliber 7.65 mm)
en
/of
- een aantal volmantel kogelpatro
(o)n
(en
)(kaliber 9 x 19 mm)
zijnde
/althansmunitie van categorie III van de Wet wapens en munitie
voorhanden heeft gehad;
5.
meest subsidiair:
[medeverdachte 2]
en/of een of meer onbekend gebleven personen
in of omstreeks de nacht van 15op 16 mei 2021 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 2] en
/of[medebewoner] heeft
/hebbenbedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
en/of met zware mishandeling,
immers is
/zijndie [medeverdachte 2]
en/of die perso(o)n(en)opzettelijk
naar een woning (perceel [adres 2] [plaats 2] )
waar op dat moment voornoemde [bewoner 2] en
/ofvoornoemde [medebewoner]
en/of die
perso(o)n(en)verbleven gereden/gegaan en
/of
heeft
/hebbendie [medeverdachte 2]
en/of die perso(o)n(en)vervolgens
een
of meerkogel
(s)afgevuurd door het woonkamerraam van die woning,
tot en/ofbij het plegen van dit misdrijf hij, verdachte
in
of omstreeksvoornoemde nacht
te Amsterdam en
/of[plaats 2]
en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
samen met die [medeverdachte 2]
en/of een meer anderennaar voornoemd(e) adres/woning te
rijden
en/of de buurt te verkennenen
/ofte verifiëren waar het adres zich
precies bevond en
/ofdeze informatie aan die [medeverdachte 2]
en/of een of meer
onbekendendoor te geven en
/ofop deze persoon
/personente wachten
en/of in de
gaten te houden wat er gebeurdeterwijl deze persoon
/personenhet huis op het
adres ( [adres 2]
beschotenbeschooten/of de vlucht daarna
mogelijk te maken.
Parketnummer 05/780037-21
2.
hij op
of omstreeks05 juni 2021 in de gemeente Amsterdam
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp
dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/ofdat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
een voorwerp dat wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis
vertoonde met een echt bestaand vuurwapen, namelijk
een pistool (merk Sig-Sauer, type P 229 Tactical)
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/780023-21
Eendaadse samenloop van:
  • medeplegen van poging tot doodslag (feit 1), en
  • medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen te duchten is (feit 2).
En daarnaast:
  • handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en munitie (feiten 3 en 4);
  • medeplichtigheid aan bedreiging (feit 5).
Parketnummer 05/780037-21
- handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet Wapens en munitie (feit 2).

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is gevorderd dat een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat toepassing wordt gegeven aan het jeugdstrafrecht, waarbij de duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk is aan het voorarrest. Daarnaast kan een deel in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, eventueel met medewerking aan een klinische behandeling. De raadsman heeft daarbij gewezen op het feit dat verdachte in het kader van zijn voorarrest reeds dertien maanden in volwassenendetentie heeft doorgebracht en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Aard en ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte is betrokken geweest bij twee aanslagen op woningen die gerelateerd zijn aan [bedrijf] , hetzij omdat een medewerker van de [bedrijf] op het adres woont, hetzij omdat een adres op de werknemerslijst van [bedrijf] het beoogde doelwit was, maar de uitvoerders zich vergist hebben in het adres. Nadat verdachte eerder al was meegereden naar een aanslag, terwijl hij naar eigen zeggen vooraf niet wist wat daar stond te gebeuren, besloot hij een week later nogmaals mee te gaan. Ditmaal wetende wat er zou gaan gebeuren, controleerde hij voorafgaand aan de aanslag het huisnummer. Hiermee was hij medeplichtig aan deze aanslag. Enkele weken later pleegde verdachte samen met [medeverdachte 2] een aanslag op een woning in [plaats 1] door de inhoud van twee flessen wasbenzine tegen een voordeur aan te gooien en deze vervolgens aan te steken. Verdachte is tot zijn aanhouding doorgegaan met het plegen van aanslagen en toonde kennelijk geen enkele vorm van empathie voor de slachtoffers van de mede door hem gepleegde feiten. Hij heeft zich hierbij niet laten afschrikken door de potentieel zeer ernstige gevolgen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten, die zijn gepleegd tegen een achtergrond van zeer zware en ontwrichtende criminaliteit. Dat de beschieting naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de omstandigheden waaronder deze is begaan, juridisch gezien ‘slechts’ een bedreiging oplevert, doet aan de ernst en impact van de incidenten niet af. De gehele Bommelerwaard leeft al jaren in angst voor aanslagen, omdat ieder gezin op ieder willekeurig moment slachtoffer zou kunnen worden van een zeer heftige aanslag. Dit geldt niet alleen voor de bewoners van woningen waar aanslagen zijn gepleegd, maar voor iedereen wiens adres op de bewuste werknemerslijst staat of in de buurt woont van een dergelijk adres. Verdachte heeft aan dit gevoel van onveiligheid een bijdrage geleverd.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen, een imitatie-vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Dergelijke voorwerpen vormen een gevaar voor de samenleving.
Rapportages
Uit de rapportage van de ForCa komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een persisterende depressieve stoornis (dysthymie), een andere gespecificeerde psychotrauma en stressor gerelateerde stoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met afhankelijke, vermijdende en antisociale trekken. Verdachte heeft een laag zelfbeeld en een beperkt ontwikkelde identiteit en hij loopt sociaal emotioneel achter. Dit heeft enerzijds geleid tot internaliserende problematiek (een persisterende depressieve stoornis) en anderzijds resulteerde dit in het zoeken van aansluiting bij een groep die hem een identiteit verschafte. Binnen deze groep heeft hij zich kritiekloos gevoegd bij criminele activiteiten. Bij verdachte ontbreekt het vermogen tot reflectie en anticipatie waardoor hij afhankelijk is van de dynamiek en keuzes van een groep en dit heeft hem beperkt in zijn keuzes. Er lijkt geen beperking in de wilsvrijheid te zijn, maar doordat de beschreven dynamiek zo sterk en pathologisch is, menen de deskundigen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De deskundigen adviseren daarnaast het jeugdstrafrecht toe te passen voor alle feiten, nu de persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte als niet uitgerijpt moet worden beschouwd.
Behandeling van de pathologie van verdachte is aangewezen om het recidiverisico te verminderen. Om tot persoonlijkheidsontwikkeling te komen dient deze behandeling plaats te vinden binnen een orthopsychiatrisch klimaat, zoals De Catamaran. Gelet op het hoge recidiverisico en de verwachting dat de behandeling langdurig zal moeten zijn, wordt door de deskundigen geen andere mogelijkheid gezien dan een behandeling binnen het kader van een onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel).
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte inziet dat hij kwetsbaar is en hij (nog) niet bestand is tegen invloeden vanuit zijn negatieve netwerk. Hij wil graag hulp om hierin gesterkt te worden. De reclassering heeft zich geconformeerd aan het advies van de deskundigen.
Jeugdstrafrecht
Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten was verdachte 17 en 18 jaar oud. Gelet op voornoemde rapportages, de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, en hetgeen verder uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting omtrent verdachte is gebleken, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen.
PIJ-maatregel
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde (poging) doodslag en brandstichting misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en dat één van de gepleegde feiten behoort tot een misdrijf omschreven in artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van hetgeen de psycholoog en de psychiater in hun rapport concluderen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Deze maatregel is bovendien in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. De rechtbank zal deze maatregel dan ook opleggen.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Straf
De rechtbank zal - naast de PIJ-maatregel - aan verdachte een jeugddetentie opleggen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is. Deze straf is lager dan door de officier van justitie geëist. De kernredenen daarvoor zijn:
  • dat de rechtbank de bewezen verklaarde feiten anders kwalificeert;
  • het feit dat verdachte gedurende zijn voorlopige hechtenis (bijna 16 maanden) grotendeels in een penitentiaire inrichting voor volwassenen heeft verbleven;
  • het feit dat verdachte bekennend heeft verklaard.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich ten aanzien van parketnummer 05/780023-21 in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
Benadeelde partij
Feit
Materiële schade
Smartengeld
1. [medebewoner] en [bewoner 1]
2. [bewoner 2] en [medebewoner]
1 + 2
5
€ 175,98 ( [medebewoner] )
€ 7.500,- p.p.
€ 5.000,- p.p.
De benadeelde partijen verzoeken de rechtbank de gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen volledig kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de bedragen die aan smartengeld worden gevorderd dienen te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
Algemene overweging ten aanzien van alle vorderingen
De rechtbank beoordeelt de vorderingen van de benadeelde partijen tegen de achtergrond van de voortdurende en nietsontziende terreurcampagne gericht tegen het bedrijf [bedrijf] ( [bedrijf] ) die de regio Bommelerwaard reeds enkele jaren in zijn greep houdt. Hiervan zijn volstrekt onschuldige personen het slachtoffer geworden, simpelweg omdat hun adressen, als (oud-)medewerkers van het bedrijf, op de uitgelekte werknemerslijst stonden of de aanslagplegers zich kennelijk vergisten in het adres.
Hoewel verdachte wellicht niet volledig in de gaten had binnen welke context hij handelde, kunnen de vorderingen hier niet los van worden gezien, omdat deze situatie in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de impact die de feiten op de slachtoffers hebben gehad.
Op de vorderingen is het materiële civiele recht van toepassing. Waarbij in ieder geval heeft te gelden dat niet meer kan worden toegewezen, dan is gevorderd.
Benadeelde partij [medebewoner] en [bewoner 1]
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de poging tot doodslag en de brandstichting zijn de benadeelden immers op andere wijze in de persoon aangetast, doordat een diepe inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest dat zij midden in de nacht werden opgeschrikt door het geluid van de rookmelder en het feit dat hun voordeur in brand bleek te staan, terwijl zij met hun jonge kinderen boven lagen te slapen. De omstandigheid dat de enige reden voor de aanslag was dat het adres van de benadeelden op een lijst van werknemers van [bedrijf] stond en het feit dat er om die reden geen garantie bestond dat het bij één aanslag zou blijven, ook in de periode na deze aanslag zal gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid met zich mee hebben gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en ernst van de normschending met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 7.500,- per benadeelde vaststellen, zodat de vordering in totaal tot een bedrag van € 15.000,- zal worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 5 juni 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Benadeelde partijen [bewoner 2] en [medebewoner]
Materiële schade ( [bewoner 2] )
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de materiële schadeposten niet inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade, zijnde een bedrag van € 175,98, kan worden toegewezen.
Smartengeld ( [bewoner 2] en [medebewoner] )
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de beschieting van de woning zijn de benadeelden immers op andere wijze in de persoon aangetast, doordat een diepe inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest toen zij midden in de nacht werden opgeschrikt door een harde knal en zij de volgende ochtend ontdekten dat hun woning beschoten was. De benadeelden hebben geen enkele band met [bedrijf] . De omstandigheid dat de enige reden voor de aanslag was dat het adres van buurtbewoners op een lijst van werknemers van [bedrijf] stond en de aanslagplegers zich kennelijk vergist hadden in het adres, zal voor gevoelens van veel angst en onveiligheid hebben gezorgd. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld vaststellen op het door benadeelden gevorderde bedrag van € 5.000,- per benadeelde.
Verdachte is vanaf 16 mei 2021 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
Samenvatting
In totaal wijst de rechtbank de volgende bedragen aan schadevergoeding toe:
  • [medebewoner] en [bewoner 1] : € 15.000,00 smartengeld;
  • [bewoner 2] : € 175,98 materiële schade en € 5.000,00 smartengeld;
  • [medebewoner] : € 5.000,00 smartengeld.
Ten aanzien van alle vorderingen: hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen.
Gelet op de minderjarigheid van verdachte ten tijde van een deel van de feiten, zal de rechtbank, mede gelet op een rapport van de Kinderombudsman van 5 juli 2018, in dit geval bepalen dat de maximaal toe te passen gijzeling bij alle opgelegde schadevergoedingsmaatregelen 0 dagen bedraagt.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van schoenen, sokken, een trainingspak, een t-shirt en een vest aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen (nep)wapens en munitie worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Daarnaast ligt beslag op een aantal voorwerpen (VT5_48SLKL.03 t/m VT5_48SLKL.16) in de zaken van zowel verdachte als van medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Het betreft kledingstukken en goederen die bij de aanhouding op 5 juni 2021 in de auto zijn aangetroffen. Uit de beslaglijsten is niet af te leiden (per item) aan wie welk voorwerp toebehoort en dus of een aantal daarvan van verdachte is. De rechtbank zal daarom bepalen dat de voorwerpen aan de rechtmatige eigenaar terug dienen te worden gegeven, zonder daarbij specifiek aan te geven welk voorwerp naar verdachte terug moet.
Dit is anders ten aanzien van de schroefdop (VT5_48SLKL.07). De rechtbank zal deze schroefdop (van een fles wasbenzine), met behulp waarvan de feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/780021-21 zijn begaan, verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36b, 36d, 36f, 45, 48, 49, 55, 60a, 63, 77c, 77g, 77i, 77s, 77gg, 157, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de navolgende ten laste gelegde feiten:
  • onder parketnummer 05/780023-21 feit 5 primair, subsidiair en meer subsidiair;
  • onder parketnummer 05/780037-21 feit 1;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
16 (zestien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 legt op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigenvoor de duur van 3 jaren.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [medebewoner] en [bewoner 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/780023-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [medebewoner] en [bewoner 1] van € 15.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [medebewoner] en [bewoner 1] , een bedrag te betalen van € 15.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bewoner 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 5 onder parketnummer 05/780023-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bewoner 2] van € 175,98 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [bewoner 2] , een bedrag te betalen van € 5.175,98 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [medebewoner]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 5 onder parketnummer 05/780023-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [medebewoner] van € 5.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [medebewoner] , een bedrag te betalen van € 5.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
De beslissing ten aanzien van het beslag
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van:
  • een pistool (N.01.01.001.001);
  • munitie (N.01.01.001.002);
  • kogelpatronen (N01.01.001.004);
  • een (nep)pistool (N.02.01.002);
 gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan verdachte:
  • schoenen Puma (DIJKK03.03);
  • trainingspak (DIJKK03.04);
  • sokken (DIJKK03.05);
  • t-shirt Nike (DIJKK03.06);
  • vest Nike (DIJKK03.07);
 gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan de rechthebbende:
  • handschoenen condor (VT5_48SLKL.03);
  • jas workout (VT5_48SLKL.04);
  • jas The North Face (VT5_48SLKL.05);
  • joggingbroek (VT5_48SLKL.06);
  • linkerschoen Nike mt 43 (VT5_48SLKL.08);
  • pet Under Armour (VT5_48SLKL.09);
  • flesje water (VT5_48SLKL.10);
  • hoodie (VT5_48SLKL.11);
  • spijkerbroek (VT5_48SLKL.12);
  • jas Primark (VT5_48SLKL.13);
  • pet Gucci (VT5_48SLKL.14);
  • pet Under Armour (VT5_48SLKL.15);
  • schoenen Nike Flyknit mt 43 (VT5_48SLKL.16).
 verklaart verbeurd de schroefdop (VT5_48SLKL.07).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (kinderrechter als voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa en mr. L.H.M. van Keulen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2022.
Bijlage I – volledige inhoud tenlastelegging
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 05/780023-21
1.
hij in of omstreeks nacht van 4 op 5 juni 2021 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[bewoner 1] en/of de vrouw en/of de kinderen van die [bewoner 1]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
van het leven te beroven
met een hoeveelheid brandbare (vloei)stoffen naar een woning (perceel [adres 1]
[plaats 1] ) waar op dat moment voornoemde [bewoner 1] en zijn voornoemde
gezinsleden lagen te slapen/verbleven) is/zijn gereden /gegaan en/of vervolgens
brand heeft/hebben gesticht in/bij (de directe nabijheid van) die woning
door (die) brandbare (vloei)stof(fen) te gooien en/of te plaatsen en/of uit te
sprenkelen tegen de voordeur van die woning en/of die (vloei)stof(fen) aan te
steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 4 op 5 juni 2021 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in/bij een woning (perceel [adres 1] )
door (een) brandbare (vloei)stof(fen) te gooien en/of te plaatsen en/of uit te
sprenkelen tegen de voordeur van die woning en/of die (vloei)stof(fen) aan te
steken,
althans door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan d(i)e voordeur en/of een kozijn en/of de voorgevel van die
woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de bewoner(s) van die woning, te weten [bewoner 1]
en/of de vrouw en/of de kinderen van die [bewoner 1] , in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar voor die bewoner(s), in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor die bewoner(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 05 juni 2021 in de gemeente Amsterdam, althans in Nederland
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
te weten
een pistool (een omgebouwd gaspistool) van het merk Zoraki, type M 906-TD,
zijnde/althans een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 05 juni 2021 in de gemeente Amsterdam,
althans in Nederland,
- twee/een volmantel kogelpatro(o)n(en) (kaliber 9 x 17 mm) en/of
- dertien, althans een aantal volmantel kogelpatro(o)n(en) (kaliber 7.65 mm)
en/of
- een aantal volmantel kogelpatro(o)n(en) (kaliber 9 x 19 mm)
zijnde/althans munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie
voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 mei 2021 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[bewoner 2] en/of [medebewoner] en/of een of meer andere perso(o)nen)
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven dan
wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
naar een woning (perceel [adres 2] [plaats 2] )
waar op dat moment voornoemde [bewoner 2] en/of voornoemde [medebewoner] en/of die
perso(o)n(en) verbleven is/zijn gereden /gegaan en/of vervolgens
een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd door het woonkamerraam van die
woning,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 mei 2021 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 2] en/of [medebewoner] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
naar een woning (perceel [adres 2] [plaats 2] )
waar op dat moment voornoemde [bewoner 2] en/of voornoemde [medebewoner] en/of die
perso(o)n(en) verbleven gereden /gegaan en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) vervolgens
een of meer kogel(s) afgevuurd door het woonkamerraam van die woning;
meer subsidiair:
[medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen
in of omstreeks nacht van 15 op 16 mei 2021 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 2] en/of die perso(o)n(en)
voorgenomen misdrijf om [bewoner 2] en/of [medebewoner] en/of een of meer
andere perso(o)nen) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het
leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
naar een woning ( perceel [adres 2] [plaats 2] )
waar op dat moment voornoemde [bewoner 2] en/of voornoemde [medebewoner] en/of die
perso(o)n(en) verbleven is/zijn gereden /gegaan en/of vervolgens
een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd door het woonkamerraam van die
woning,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van dit misdrijf hij, verdachte
in of omstreeks voornoemde nacht
te Amsterdam en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
samen met die [medeverdachte 2] en/of een meer anderen naar voornoemd(e) adres/woning te
rijden en/of de buurt te verkennen en/of te verifiëren waar het adres zich
precies bevond en/of deze informatie aan die [medeverdachte 2] en/of een of meer
onbekenden door te geven en/of op deze persoon/personen te wachten en/of in de
gaten te houden wat er gebeurde terwijl deze persoon/personen het huis op het
adres ( [adres 2] ) beschoten en/of de vlucht daarna
mogelijk te maken;
meest subsidiair:
[medeverdachte 2] en/of een of meer onbekend gebleven personen
in of omstreeks de nacht van 15 op 16 mei 2021 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 2] en/of [medebewoner] heeft/hebben bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
immers is/zijn die [medeverdachte 2] en/of die perso(o)n(en) opzettelijk
naar een woning ( perceel [adres 2] [plaats 2] )
waar op dat moment voornoemde [bewoner 2] en/of voornoemde [medebewoner] en/of die
perso(o)n(en) verbleven gereden /gegaan en/of
heeft/hebben die [medeverdachte 2] en/of die perso(o)n(en) vervolgens
een of meer kogel(s) afgevuurd door het woonkamerraam van die woning,
tot en/of bij het plegen van dit misdrijf hij, verdachte
in of omstreeks voornoemde nacht
te Amsterdam en/of [plaats 2] en/of elders in Nederland
opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk
samen met die [medeverdachte 2] en/of een meer anderen naar voornoemd(e) adres/woning te
rijden en/of de buurt te verkennen en/of te verifiëren waar het adres zich
precies bevond en/of deze informatie aan die [medeverdachte 2] en/of een of meer
onbekenden door te geven en/of op deze persoon/personen te wachten en/of in de
gaten te houden wat er gebeurde terwijl deze persoon/personen het huis op het
adres ( [adres 2] ) beschoten en/of de vlucht daarna
mogelijk te maken.
In de zaak met parketnummer 05/780037-21
1.
hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 mei 2021 te [plaats 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
[bewoner 3] en/of [bewoner 4] en/of [bewoner 5]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen
naar de woning van voornoemde (n) [bewoners] , waar deze op dat moment sliepen/
verbleven ( [adres 3] [plaats 3] ) is/zijn gereden/gegaan
en/of vervolgens
een kogel in/door de voordeur van die woning heeft/hebben afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 mei 2021 te [plaats 3]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 3] en/of [bewoner 4] en/of [bewoner 5] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
naar de woning van voornoemde (n) [bewoners] , waar deze op dat moment sliepen/
verbleven ( [adres 3] [plaats 3] ) gereden/gegaan en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) vervolgens
een kogel in/door de voordeur van die woning afgevuurd;
2.
hij op of omstreeks 05 juni 2021 in de gemeente Amsterdam
een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
een voorwerp dat wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis
vertoonde met een echt bestaand vuurwapen, namelijk
een pistool (merk Sig-Sauer, type P 229 Tactical)
voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021253450, onderzoek PANTER II / ONRAA20123, gesloten op 28 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 9-13 (bronnenmap 1); proces-verbaal relaas van onderzoek zaaksdossier 14, p. 117 (map zaaksdossiers).
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1127-1139 (bronnenmap 3).
4.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 62-63 (bronnenmap 1).
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 72-73 (bronnenmap 1).
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69-71 (bronnenmap 1).
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 161-166 (bronnenmap 1).
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 116-117; proces-verbaal van bevindingen, p. 161-166 (bronnenmap 1).
9.Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [verdachte] , p. 1694-1697, 1707 (bronnenmap 4).
10.Proces-verbaal van 5e verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 1469, 1473-1474 (bronnenmap 4).
11.Proces-verbaal van aangifte, p. 14-16 (bronnenmap 1); relaas van zaaksdossier 13, p. 88 (map 8, zaaksdossiers); proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 1110-1126 (bronnenmap 3).
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17-18 (bronnenmap 1).
13.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 11 [verdachte] , p. 118-131 (bronnenmap 1).
14.Proces-verbaal van 5e verhoor verdachte [verdachte] , p. 1732-1733; proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [verdachte] , p. 1711 (beide bronnenmap 4).
15.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 6 [medeverdachte 2] , p. 210-214 (bronnenmap 1).
16.Proces-verbaal van bevindingen analyse histo’s iPhone 6 [medeverdachte 2] , p. 291-297 (bronnenmap 1).
17.Proces-verbaal van 5e verhoor verdachte [verdachte] , p. 1734 (bronnenmap 4).
18.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 1014-1026 (bronnenmap 3).
19.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 6 juli 2022.