ECLI:NL:RBGEL:2022:7423

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
30 januari 2023
Zaaknummer
05/780021-21 05/780036-21 05/780038-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf mannen voor aanslagen op woningen van medewerkers van een fruitbedrijf

Op 27 september 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijf mannen die betrokken waren bij een reeks aanslagen op woningen van (voormalige) medewerkers van een fruitbedrijf in Hedel. De rechtbank heeft de hoofdverdachte, die als opdrachtgever fungeerde, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 jaar en 10 maanden. De tussenpersoon kreeg 9 jaar gevangenisstraf, terwijl de uitvoerders gevangenisstraffen van 2 jaar, 6 jaar en 16 maanden jeugddetentie opgelegd kregen, met daarnaast de PIJ-maatregel (jeugd tbs) voor de jongste uitvoerder. Drie andere verdachten werden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.

De zaak kwam voort uit een onderzoek naar meerdere brandstichtingen en schietincidenten die plaatsvonden tussen mei en juni 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachten opzettelijk brand hadden gesticht en betrokken waren bij schietincidenten, waarbij levensgevaar voor de bewoners van de getroffen woningen te duchten was. De rechtbank concludeerde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan poging tot doodslag en opzettelijke brandstichting, en dat er sprake was van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers bij het bepalen van de straffen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/780021-21, 05/780036-21 en 05/780038-21 (gevoegd)
Datum uitspraak : 27 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in Amsterdam,
wonende aan de [woonadres] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de RIJ Den Hey-Acker in Breda.
Raadsvrouw: mr. S. Plas, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen met gesloten deuren van:
  • 1 september 2021 (pro forma-zitting);
  • 4 november 2021 (pro forma-zitting);
  • 26 januari 2022 (regiezitting);
  • 8 april 2022 (pro forma-zitting);
  • 5 juli 2022 (inhoudelijke behandeling);
  • 11 juli 2022 (inhoudelijke behandeling);
  • 13 september 2022 (sluiting onderzoek).

1.De verkorte inhoud van de tenlastelegging

De volledige tenlastelegging is opgenomen als
bijlage 1bij dit vonnis. De rechtbank volstaat hier met de vermelding dat verdachte - kort gezegd - het volgende wordt verweten:
Parketnummer 05/780021-21
Betrokkenheid bij een aanslag (brandstichting) op een woning aan [adres 1] in [plaats 1] op 4/5 juni 2021, tenlastegelegd als:
medeplegen van een poging tot moord/doodslag/toebrengen zwaar lichamelijk letsel (met voorbedachten rade);
medeplegen van brandstichting met gemeen gevaar voor goederen/levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel.
En daarnaast:
3. medeplegen van het voorhanden hebben van munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Parketnummer 05/780036-21
Betrokkenheid bij een aanslag (schietincident) op een woning aan de [adres 2] in [plaats 2] op 1/2 mei 2021, tenlastegelegd als:
medeplegen van poging tot moord/doodslag/toebrengen zwaar lichamelijk letsel (met voorbedachten rade);
subsidiair: medeplegen van bedreiging.
Parketnummer 05/780038-21
Betrokkenheid bij een aanslag (schietincident) op een woning aan de [adres 3] in [plaats 3] op 8/9 mei 2021, tenlastegelegd als:
1. medeplegen van een poging tot moord/doodslag/toebrengen zwaar lichamelijk letsel (met voorbedachten rade);
subsidiair: medeplegen van bedreiging.
Betrokkenheid bij een aanslag (schietincident) op een woning aan de [adres 4] in [plaats 4] op 9/10 mei 2021, tenlastegelegd als:
2. medeplegen van een poging tot moord/doodslag/toebrengen zwaar lichamelijk letsel (met voorbedachten rade);
subsidiair: medeplegen van bedreiging.
Betrokkenheid bij een aanslag (schietincident) op een woning aan de [adres 5] in [plaats 5] op 15/16 mei 2021, tenlastegelegd als:
3. medeplegen van een poging tot moord/doodslag/toebrengen zwaar lichamelijk letsel (met voorbedachten rade);
subsidiair: medeplegen van bedreiging.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 t/m 3 onder parketnummer 05/780021-21, waarbij de feiten 1 en 2 respectievelijk dienen te worden gekwalificeerd als het medeplegen van poging tot moord en het medeplegen van opzettelijke brandstichting met levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen. Daarnaast heeft de officier van justitie gesteld dat het primair tenlastegelegde onder parketnummer 05/780036-21 en de feiten 1 primair, 2 primair en 3 primair onder parketnummer 05/780038-21 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Deze feiten dienen te worden gekwalificeerd als het medeplegen van poging tot moord.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 05/780021-21
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op de dood, dan wel zwaar lichamelijk letsel. Er is geen aanmerkelijke kans geweest op deze gevolgen en bovendien volgt uit het dossier niet dat verdachte een dergelijke kans bewust zou hebben aanvaard. Een plan om een voordeur in brand te steken kan bovendien niet gelijk worden gesteld met voorbedachte raad op een dodelijke afloop of het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat uit de forensische rapportage volgt dat geen sprake was van levensgevaar, zodat verdachte van die kwalificatie dient te worden vrijgesproken.
De raadvrouw heeft daarnaast vrijspraak bepleit van feit 3, nu uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte over de munitie kon beschikken.
Ten aanzien van parketnummers 05/780036-21 en 05/780038-21
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de aanslagen in [plaats 4] en [plaats 5] (feiten 2 en 3 onder parketnummer 05/780038-21), vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij deze aanslagen. De zendmastgegevens zijn hiervoor onvoldoende, mede gelet op het feit dat de iPhone 6 niet uitsluitend in gebruik was bij verdachte.
Daarnaast heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van alle schietincidenten op het standpunt gesteld dat de feiten niet gekwalificeerd kunnen worden als poging tot moord, doodslag of zware mishandeling, nu geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op die gevolgen, noch kan worden bewezen dat verdachte deze eventuele kans bewust heeft aanvaard. Uit het dossier volgt dat bedreigen en intimideren de intentie was. Dit staat aan een bewezenverklaring voor voorbedachte raad in de weg.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde bedreigingen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
In de zaken met parketnummers 05/780021-21, 05/780036-21 en 05/780038-21
Verdachte wordt - kort gezegd - de betrokkenheid (als uitvoerder) bij een reeks feiten (brandstichting en beschietingen van woningen) verweten. De feiten die onder bovengenoemde parketnummers ten laste zijn gelegd maken onderdeel uit van hetzelfde onderzoek en vanwege de samenhang zal de rechtbank deze feiten gezamenlijk bespreken. Daarbij begint de rechtbank met de bespreking van de brandstichting, het feit dat als laatste plaats heeft gevonden en naar aanleiding waarvan verdachte is aangehouden. Vervolgens zal de rechtbank de overige feiten (schietincidenten) bespreken. Tot slot zal de rechtbank ingaan op de beschuldiging dat verdachte munitie voorhanden heeft gehad.
2.1
De brandstichting
[adres 1] [plaats 1] – 5 juni 2021
Op 5 juni 2021 omstreeks 03:00 uur is brand gesticht aan de voordeur van de woning aan [adres 1] in [plaats 1] . Dit adres staat op de werknemerslijst van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ). Op dat moment lagen [bewoner 1] , zijn vrouw en zijn twee kinderen in de woning te slapen. [bewoner 1] is wakker geworden van het geluid van de rookmelder en hij hoorde zijn buurman roepen dat de voordeur in brand stond. [2] Als gevolg van de brand was er sprake van blaarvorming van de verf tot ongeveer halverwege het kozijn van de voordeur. Daarnaast was sprake van rook- en roetschade op de houten voordeur, het kozijn, de onderzijde van de deurluifel en de bakstenen daarnaast. De rubberen deurmat die buiten lag was aangetast door de brand. [3] Op de camerabeelden was te zien dat een persoon in elke hand een doorzichtige fles vasthield en daarmee zwaaiende bewegingen maakte naar de deur, waardoor vloeistof op de deur en grond terecht kwam. De persoon stapte in de vloeistof en liep de oprit af. Op een ander beeld was de brandhaard te zien. De vlammen waren hoger dan de voordeur. [4]
Verbalisanten die ter plaatse gingen, zagen op de rotonde [rotonde] in [plaats 1] een zwarte BMW met kenteken [autokenteken] aan komen rijden. [5] Rond 03:11 uur zagen verbalisanten deze auto de A2 oprijden. De BMW is vervolgens stilgezet op de vluchtstrook. De inzittenden waren [medeverdachte 1] (bestuurder), [medeverdachte 2] (bijrijder), [verdachte] (rechtsachter) en [medeverdachte 3] (linksachter). [medeverdachte 2] droeg een donkerblauwe joggingbroek waarop aan de voorzijde donkere, natte spetters/vlekken zaten. [6]
In de kofferbak en op de achterbank van de BMW lagen onder meer diverse kledingstukken. Daarnaast werd in de auto een paar schoenen van het merk Nike (maat 43) aangetroffen. [7] [verdachte] was de enige inzittende met maat 43. [8] De rechtbank stelt dan ook vast dat deze schoenen van hem zijn.
Achterin de auto, voor de middenconsole, lag een iPhone 6. De politie heeft onderzoek gedaan naar de gebruiker van het toestel en heeft daarbij onder meer de volgende bevindingen gedaan:
  • de accountnaam van snapchat was ‘ [medeverdachte 4] ’;
  • in snapchat-conversaties van onder andere 4 juni 2021 wordt de gebruiker van de telefoon aangesproken met [verdachte] ;
  • deze [verdachte] stuurt vervolgens een bericht terug en noemt daarbij de naam [ex-vriendin verdachte] . Op 26 mei 2021 had [ex-vriendin verdachte] haar NAW-gegevens via snapchat verstuurd aan [verdachte] . In de politiesystemen komen haar gegevens voor in een registratie waarbij [verdachte] werd genoemd als haar (ex-)vriend;
  • op 4 april 2021 deelde de gebruiker van de telefoon de NAW-gegevens van [verdachte] .
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de iPhone 6 (in die periode) in gebruik was bij [verdachte] . Dat deze telefoon ook door anderen werd gebruikt, volgt niet uit de bewijsmiddelen en is ook anderszins niet aannemelijk geworden. De rechtbank schrijft de gehele inhoud van deze telefoon dan ook toe aan [verdachte] .
In de telefoon werd het volgende snapchat-gesprek aangetroffen van 4 en 5 juni 2021:
Tijdstip Afzender Ontvanger Bericht
4 juni 2021
23:41:47 NN-persoon [verdachte] En 2 liter benzine bij95
(…)
5 juni 2021
03:08:18 [verdachte] NN-persoon Soecht nieuws man
03:08:21 NN-persoon [verdachte] Wat dan
03:08:27 [verdachte] NN-persoon lk was daarm
03:08:34 [verdachte] NN-persoon K zoek
03:08:39 [verdachte] NN-persoon Vind die 95
03:08:57 [verdachte] NN-persoon 99 was sndere kant
03:09:06 [verdachte] NN-persoon lk kijk boven
03:09:17 [verdachte] NN-persoon Er staat een kanker live campoe boven
03:09:19 [verdachte] NN-persoon Die os
(…)
03:09:43 NN-persoon [verdachte] Je moest gwnnsnel doen dan
(…)
03:09:54 [verdachte] NN-persoon Heb die twee flessen epakf
03:09:59 [verdachte] NN-persoon Heb k ze moeder kos gegooig tegen
03:10:00 [verdachte] NN-persoon 95
03:10:02 [verdachte] NN-persoon Vol
03:10:04 [verdachte] NN-persoon Hepemaal
(…)
03:10:20 NN-persoon [verdachte] Tazz je moest 99
(…)
03:10:25 NN-persoon [verdachte] Die was belagerihkste
03:10:26 [verdachte] NN-persoon Scotoe komt
03:10:28 [verdachte] NN-persoon Aanrijden
03:10:30 NN-persoon [verdachte] Dikke lul
03:10:35 [verdachte] NN-persoon Ze rijden achter ons
03:10:36 [verdachte] NN-persoon Oo me moeder
(…)
03:10:46 [verdachte] NN-persoon Se ging die wijk
03:10:46 [verdachte] NN-persoon In
03:10:50 [verdachte] NN-persoon K sprong gelijk beneden
03:10:59 [verdachte] NN-persoon Se dagen [naam] en [naam]
(…)
03:11:20 NN-persoon [verdachte] Leg goed uit
03:11:24 NN-persoon [verdachte] Dus scotoe kwam aantijden en toen
03:11:30 [verdachte] NN-persoon Ol rotonde
03:11:32 [verdachte] NN-persoon Op
(…)
03:11:55 NN-persoon [verdachte] Maar wrm ging [naam] miet mee
03:12:02 [verdachte] NN-persoon Hij ging mee
03:12:10 [verdachte] NN-persoon Hij zou dir sndere doen
03:12:11 NN-persoon [verdachte] Wrm deed hij die 99 niet
03:12:17 [verdachte] NN-persoon Dat sou ooksleen die
03:12:24 [verdachte] NN-persoon Se rijden
03:12:26 [verdachte] NN-persoon Achter ons
(…)
03:12:42 [verdachte] NN-persoon Scotoe komt
03:12:58 NN-persoon [verdachte] Terwihl je die fik foxt of wat
03:13:01 NN-persoon [verdachte] Praat duidelijk
03:13:31 [verdachte] NN-persoon Sr sijn drt num
03:13:44 NN-persoon [verdachte] Wat?
03:13:58 NN-persoon [verdachte] Jullie zijn al pleite toch
03:14:55 NN-persoon [verdachte] Kkk man
03:14:58 NN-persoon [verdachte] Gooi alle tellies uit
03:15:03 NN-persoon [verdachte] Reset ze
03:15:05 NN-persoon [verdachte] Die van [naam]
03:15:06 NN-persoon [verdachte] Met adres
03:15:07 NN-persoon [verdachte] Broer
03:15:08 NN-persoon [verdachte] Snel
03:15:41 NN-persoon [verdachte] Trekje jakka uit als ie opvallend doet
03:15:51 NN-persoon [verdachte] Verzin snel verhaal
03:15:54 NN-persoon [verdachte] Met ze alle
03:16:15 NN-persoon [verdachte] Hou me op de hoogte
03:17:01 NN-persoon [verdachte] Verw me
03:17:05 NN-persoon [verdachte] Prat via me broertje [10]
De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van deze berichten volgt dat [verdachte] hier contact onderhield met de opdrachtgever.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in de avond van 4 juni 2021 in opdracht van [verdachte] twee flessen wasbenzine heeft gekocht bij de Albert Heijn. Later die avond werd hij door [verdachte] gevraagd mee te gaan en vervolgens is hij samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] vanuit Amsterdam naar [plaats 1] gereden. [verdachte] had een beetje een sturende rol. Toen zij in [plaats 1] stopten, vertelde [verdachte] dat er brand gesticht zou worden en hij vroeg [medeverdachte 2] om op de uitkijk te staan. Nadat hij te horen had gekregen wat er moest gebeuren, kreeg hij kleding aangegeven van achteruit de auto. [medeverdachte 2] heeft toen zijn spijkerbroek omgewisseld voor een zwarte joggingsbroek om later niet herkend te worden. Hij is samen met [verdachte] uitgestapt en hij kreeg van achteruit een plastic tas aangegeven. Ze liepen een stukje totdat ze in een straat met woningen kwamen. [verdachte] pakte iets uit de tas en liep naar een woning. [verdachte] riep hem en zei dat hij onder de benzine zat. [medeverdachte 2] kreeg van hem een servet en een aansteker en toen was voor hem duidelijk dat het servet aangestoken moest worden om brand te stichten en dat [verdachte] dit niet kon doen, omdat hij dan zelf in brand zou vliegen. [medeverdachte 2] is richting de voordeur gelopen en heeft het brandende servet richting de plas vloeistof voor de voordeur gegooid. Direct daarna zag hij vuur en is hij omgedraaid en achter [verdachte] naar de BMW gerend. [11]
[verdachte] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] is uitgestapt in [plaats 1] . Bij de woning heeft hij de vloeistof gegooid en vervolgens is hij weggerend naar de auto. Hij heeft de brand niet aangestoken. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en hijzelf wisten wat er moest gebeuren. Ze hadden alle drie hun rol meegekregen. Een paar uur voordat ze naar [plaats 1] gingen had hij het adres doorgekregen van de opdrachtgever. De opdrachtgever zei dat hij dit samen met [medeverdachte 2] moest doen en dat [medeverdachte 1] hen naar [plaats 1] zou brengen. [12]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 2] tezamen en in vereniging opzettelijk brand hebben gesticht bij de woning aan [adres 1] in [plaats 1] door brandbare vloeistof tegen de voordeur te gooien en deze vervolgens aan te steken. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is hoe dit handelen juridisch gekwalificeerd dient te worden (de vraag dus onder welke strafbepaling(en) dit handelen valt). Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Opzettelijke brandstichting
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van dit feit het opzet van een verdachte slechts gericht hoeft te zijn op de brandstichting en niet ook op het teweegbrengen van de gevolgen daarvan. Van belang is of het gevaar
ten tijde van de brandstichtingnaar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
De rechtbank overweegt dat de gecertificeerd forensisch brandonderzoeker het te duchten gevaar of levensgevaar gering aanwezig acht. Deze deskundige is van mening dat het vuur door gebrek aan direct in de omgeving liggende ontbrandbare goederen niet had kunnen overslaan en een zelfdovend karakter waarschijnlijker moet worden geacht.
Naar het oordeel van de rechtbank staan deze bevindingen een bewezenverklaring van het element ‘gevaar voor goederen’ niet in de weg. De rechtbank overweegt daartoe dat de deskundige de situatie heeft beoordeeld nadat het vuur uit was en hij zijn conclusies dus mede heeft gebaseerd op het gevaar dat zich daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Hoewel het gevaar zich uiteindelijk nauwelijks verwezenlijkt heeft, is de rechtbank van oordeel dat ten tijde van de brandstichting voorzienbaar was dat het in brand steken van een voordeur met behulp van brandversnellende middelen (twee flessen wasbenzine) een situatie oplevert waarin naar algemene ervaringsregels sprake is van gevaar voor de woning (inclusief de inboedel) en objecten in de nabijheid daarvan.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat naar algemene ervaringsregels voor [verdachte] en [medeverdachte 2] voorzienbaar moet zijn geweest dat door hun handelen levensgevaar, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die woning te duchten was, gelet op:
  • het tijdstip waarop de brand is gesticht (in de nachtelijke uren, een tijdstip waarop bewoners doorgaans thuis zijn);
  • het feit dat de bewoners in de woning aanwezig waren (en vanwege het tijdstip al lagen te slapen);
  • de hoeveelheid brandversnellende middelen die zijn gebruikt (twee flessen wasbenzine) en het feit dat een brand hierdoor een zeer onvoorspelbaar verloop kan hebben;
  • het feit dat deze wasbenzine tegen de houten voordeur (de gebruikelijke vluchtroute in noodsituaties) aan is gegooid.
Poging tot moord, doodslag of zware mishandeling
Hetzelfde feitencomplex is ook ten laste gelegd als poging tot moord/doodslag, dan wel zware mishandeling.
Opzet
De eerste vraag die de rechtbank ten aanzien van dit feit dient te beantwoorden is of de verdachten opzet hadden op de dood van de bewoners van [adres 1] . De rechtbank overweegt dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat die onderbouwen dat sprake was van vol opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor ten aanzien van de opzettelijke brandstichting reeds is overwogen, concludeert de rechtbank dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat de bewoners bij de brand zouden komen te overlijden. Gelet op het tijdstip van de brandstichting en het feit dat er auto’s op de oprit bij de woning geparkeerd stonden, was het reëel dat de bewoners thuis waren en lagen te slapen. Dat de opdrachtgever van verdachte zou hebben gezegd dat er niemand thuis zou zijn, omdat de bewoners op vakantie waren, blijkt niet uit de bewijsmiddelen en is ook anderszins niet aannemelijk geworden. Bovendien verschoont een dergelijke opmerking van de opdrachtgever de uitvoerders ook niet om dit ter plaatse zelf nader te onderzoeken.
Voor de vaststelling dat de verdachten zich willens en wetens hebben blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachten wetenschap hebben van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat zij die kans ten tijde van de gedraging bewust hebben aanvaard (op de koop toe hebben genomen). De rechtbank overweegt dat de aard en hoeveelheid van de brandversnellende middelen die zijn gebruikt ervoor kunnen zorgen dat een oncontroleerbare brand ontstaat die snel om zich heen kan grijpen. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het niet anders kan zijn geweest dan dat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard. Dit zou alleen anders zijn als er aanwijzingen voor het tegendeel bestaan. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Integendeel: nadat [verdachte] de wasbenzine tegen de voordeur aan had gegooid, waarbij ook vloeistof op zijn kleding terecht was gekomen, heeft hij [medeverdachte 2] gevraagd de vloeistof met behulp van een servet aan te steken. Hieruit volgt dat zij zich er allebei van bewust moeten zijn geweest dat het een heel gevaarlijke situatie was.
Concluderend is dus het oordeel van de rechtbank dat de verdachten (voorwaardelijk) opzet hadden op de dood van de bewoners van [adres 1] .
Voorbedachte raad
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of [verdachte] en [medeverdachte 2] zich schuldig hebben gemaakt aan poging tot moord of poging tot doodslag. Bij (poging tot) moord moet bewezen worden dat de verdachten hebben gehandeld met voorbedachte raad. Uit het dossier komen aanwijzingen naar voren dat sprake was van een vooropgezet plan, maar dit plan was naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gericht op de dood van de aanwezigen. Hoewel voorwaardelijk opzet op de dood en voorbedachte raad in theorie met elkaar verenigbaar zijn, acht de rechtbank in dit geval de voorbedachte raad niet wettig en overtuigend bewezen. In het feit dat het uiteindelijke doel van het handelen afschrikken was, ziet de rechtbank een contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachte raad. Dit betekent dat [verdachte] zal worden vrijgesproken van poging tot moord.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 2] zich samen schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag in eendaadse samenloop met het medeplegen van opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
2.2
De schietincidenten
De rechtbank zal eerst ingaan op de betrokkenheid van [verdachte] bij de ten laste gelegde schietincidenten. Vervolgens zal de rechtbank ingaan op de vraag hoe zijn handelen gekwalificeerd dient te worden.
[adres 2] [plaats 2] – 2 mei 2021
Op 2 mei 2021 is rond 03:15 uur een kogel afgevuurd door de ruit aan de voorzijde van de woonkamer van de woning aan de [adres 2] in [plaats 2] . Op dat moment verbleven [bewoner 2] en zijn gezinsleden in de woning. [bewoner 2] maakt deel uit van het managementteam van [bedrijf] . De bewoners werden wakker van het alarm dat afging. In de ruit van de woonkamer en de gordijnen zat een (klein) gat en op de armleuning van de bank die voor het raam stond, lag een zilverkleurig projectiel. [13] Op camerabeelden is te zien dat een persoon naar de voorzijde van de woning loopt en ter hoogte van het pad naar de voordeur zijn rechterhand in de richting van de woning uitstrekt. Er wordt getracht de trekker over te halen, maar het wapen weigert. De persoon draait zich om en maakt bewegingen met het wapen. Vervolgens loopt hij terug naar de woning, strekt zijn rechterhand in de richting van die woning en schiet. Daarna probeert de persoon nog een keer op de woning te schieten, maar het wapen weigert wederom. De persoon rent vervolgens hard weg. [14]
De camerabeelden van het schietincident zijn vergeleken met de beelden van de aanslag op 5 juni 2021. De politie concludeert dat de persoon op de beelden soortgelijke schoenen draagt en dit vermoedelijk de Nike schoenen zijn die in de BMW zijn aangetroffen. De lipjes op de hakken van deze schoenen zaten gedeeltelijk los, waardoor op de linkerschoen het reflecterende strookje eronder nog zichtbaar was en het lipje op de hak van de rechterschoen dit strookje volledig bedekte. Hierdoor lichten de reflectoren op de schoenen vermoedelijk op verschillende wijze op. Dit blijkt ook zichtbaar op de beelden van beide incidenten. [15] [verdachte] heeft zichzelf herkend op de beelden van 5 juni 2021. [16]
De rechtbank overweegt dat dit een aanwijzing vormt dat [verdachte] de schutter is op de beelden van het schietincident op 2 mei 2021 is. Daar komt het volgende bij.
Uit onderzoek aan de iPhone 6 - die door de rechtbank, zoals eerder al overwogen, net als de gehele inhoud van deze telefoon aan [verdachte] wordt toegeschreven - is ten aanzien van dit feit het volgende gebleken.
Op 2 mei 2021 rond 02:01 uur is met deze telefoon een foto gemaakt van een andere telefoon waarop het adres [adres 2] [plaats 2] zichtbaar is. [17] In de door de telefoon aangestraalde zendmasten was op 2 mei 2021 tussen 02:13 uur en 03:57 uur een verplaatsing te zien van Amsterdam naar [plaats 2] en weer terug. Uit de historische verkeersgegevens bleek dat in deze telefoon van 23 april 2021 tot 2 mei 2021 om 01:50 uur het telefoonnummer [telefoonnummer] actief was geweest. Op 29 april 2021 om 15:44:15 uur was dit telefoonnummer gebeld door het Telio-nummer [telefoonnummer] . [18]
Dit Telio-gesprek is opgevraagd. Het bleek te gaan om een gesprek tussen twee mannelijke stemmen, herkend als [verdachte] (A) en [medeverdachte 4] (M).
A: Hallo
M: Jo he
A: Jo, jo neef
M: Ga niet heel takke [=praten] met namen en zo JO eh
A: Ja
M: Pak deze adres niffo
A: Ja
M: H O
A: oke wacht H O
M: N D
A: Ja
M: S
A: JA
M: [straat]
A: [straat]
M: Straat
A: Ja
M: Daar woont er een vriend van me, ga daar eten of niet / of zo
A: Oke nog een keer HOND
M: Ja, zeg Jij het dan zeg ik of het klopt of niet
A: [straat]
M: ja, ja
A: Welke nummer
M: nou uh vraag dat aan die jonge Soldier die op mij lijkt, je weet toch vraag dat in de buurt
A: Oke
(…)
M: Ja toch niffo, overmorgen we zorgen dat je gegeten hebt.
A: oke maar welke... oke
M: vraag aan die jongen die op mij lijkt broer ja?
A: jajajaja hij
M: En niet via de telefoon ga gewoon naar hem toe
A: hij belt mij al, jajaja
M: oke zeg tegen hem NIET via de telefoon he broer
(…)
M: je weet he niffo 2 dagen he alsjeblieft
A: he komt goed
M: 2 dage, 2 dagen en dan moet je laten weten of je daar gegeten heb of niet, oke nou later.
A: Oke maar, h, oke aight of AD (fon), maar weet je, bel mij morgen
M: Ja oke maar he, alles alles alles neffo daar op veel eten
A: Ja
M: lk kan je morgen niet bellen. lk bel je gewoon pas niffo, doe het gewoon niffo, ik heb je gezegd, fix het alsjeblieft
A: Oke
M: Het is belangrijk snap je, en laat het er een beetje mooi er uitzien, klaar he
A: Ja
M: Neem je telefoon niet mee, ik zeg het je vast broer
A: ja
M: Neem je tellie [=telefoon] niet mee alsjeblieft
A: Ik weet, komt goed
M: Jallah [=klaar, oke], later neef gebruik dit nummer ook met niemand. Later neef
A: Later, later [19]
In dit gesprek wordt door [medeverdachte 4] het adres [adres 2] gespeld en aangegeven dat [verdachte] het huisnummer moet vragen aan ‘die jonge soldier die op hem lijkt’. [verdachte] moet over twee dagen laten weten of hij daar gegeten heeft. [medeverdachte 4] benadrukt dat [verdachte] zijn telefoon niet mag meenemen.
Kort voor voornoemd gesprek, om 15:41 uur, had er een gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte 4] en zijn vriendin [vriendin medeverdachte 4] :
“(…)
[medeverdachte 4] : he schrijf nummer [huisnummer] voor je, schrijf nummer [huisnummer]
[vriendin medeverdachte 4] : ja
[medeverdachte 4] : een een plek / plaats die heet [huisnummer] , maar maak van de N een L, dus [plaats 2]
[vriendin medeverdachte 4] : nou jij, maak het nog duidelijker, serieus
[medeverdachte 4] : hetzelfde toch, ik kan het ook niet goed lezen
[vriendin medeverdachte 4] : en dan, moet ik hierna de straat(naam) doen of dat niet
[medeverdachte 4] : nee nee nee straat(naam) geef ik aan iemand anders, maar luister
[vriendin medeverdachte 4] : wat?
[medeverdachte 4] : geef het aan die ANDER toch en vraag hem het aan die KLEINE te geven
[vriendin medeverdachte 4] : die ANDER, wie is de ANDER?
[medeverdachte 4] : die ANDER pik, die op mij lijkt broer
[vriendin medeverdachte 4] : ja jaaha
[medeverdachte 4] : ik bel je later, straks (…)” [20]
[vriendin medeverdachte 4] heeft verklaard dat met ‘die ander die op hem lijkt’ zijn broer [broer medeverdachte 4] wordt bedoeld. Met ‘die kleine’ wordt [verdachte] bedoeld. [21]
Op 2 mei 2021 om 14:38 uur vond er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 4] en [vriendin medeverdachte 4] :
“(…)
[medeverdachte 4] : zeg tegen die KLEINE toch
[vriendin medeverdachte 4] : ja
[medeverdachte 4] : hij moet zoeken, wat hij gisteren heeft gedaan toch, hij moet naar nieuws zoeken en naar jou sturen toch, gewoon via Snap. Klaar, voor de rest praten niet over je weet toch, doe dat gewoon klaar. (…)”
Op 3 mei 2021 om 08:24 uur belde [medeverdachte 4] weer naar [vriendin medeverdachte 4] . In dit gesprek werd onder meer het volgende gezegd:
“(…) [medeverdachte 4] : zeg tegen die KLEINE
[vriendin medeverdachte 4] : ja
[medeverdachte 4] : zwakke prestatie man, precies zo. (…)” [22]
Uit deze laatste gesprekken, die worden gevoerd op de dagen na de aanslag in [plaats 2] , volgt dat [verdachte] kennelijk iets heeft gedaan dat het nieuws zou kunnen hebben gehaald en dat [medeverdachte 4] het een zwakke prestatie vond.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 4] op 29 april 2021, zowel rechtstreeks als via zijn vriendin [vriendin medeverdachte 4] en zijn broer [broer medeverdachte 4] , de adresgegevens van de [adres 2] in [plaats 2] heeft doorgegeven aan [verdachte] . Uit de context van voornoemde gesprekken en het feit dat twee dagen later ’s nachts een aanslag op het genoemde adres heeft plaatsgevonden, leidt de rechtbank af dat ‘eten’ versluierd taalgebruik is voor het plegen van een aanslag.
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de persoon is die op 2 mei 2021 de woning aan de [adres 2] in [plaats 2] heeft beschoten.
[adres 3] [plaats 3] – 9 mei 2021
Op 9 mei 2021 is een kogel afgevuurd door de ruit van de voordeur van de woning aan de [adres 3] in [plaats 3] . [bewoner 3] en zijn vrouw [bewoner 3] waren rond 00:15 uur gaan slapen en rond 08:45 uur ontdekten zij een gat in de ruit van de voordeur. In de deur in de hal (doorschot) en de keukenkast, die zich in het verlengde van de voordeur bevinden, zat ook een gat. Bij het keukenkastje lag een stukje ijzer/koper en op het pad bij de voordeur lag een huls. [23] Op camerabeelden is rond 03:51 uur te zien dat een persoon komt aanlopen met zijn handen in zijn jaszakken, die de [adres 3] inloopt en dan uit beeld verdwijnt. Rond 03:52 uur komt deze persoon weer het beeld in rennen. Deze persoon droeg sneakers waarvan de rand van de zool lichter was dan andere delen van de schoen met op de hak van de linkerschoen een reflecterende streep. [24]
Deze camerabeelden zijn vergeleken met de beelden van de aanslagen op 2 mei 2021 en 5 juni 2021. De politie concludeert dat de persoon op de beelden van 9 mei 2021 soortgelijke schoenen draagt en dit vermoedelijk de Nike schoenen zijn die in de BMW zijn aangetroffen, gelet op de verschillende wijze waarop de reflectoren op de hakken van de schoenen oplichten. [25]
De rechtbank overweegt dat dit een aanwijzing vormt dat [verdachte] ook de schutter op de beelden van het schietincident op 9 mei 2021 is. Daar komt het volgende bij.
Uit onderzoek aan de iPhone 6 in gebruik bij [verdachte] is gebleken dat op 9 mei 2021 rond 01:18 uur de coördinaten van het adres [adres 6] in [plaats 3] op het toestel werden weergegeven, gevolgd door meerdere zoekslagen naar dit adres rond 01:21 uur. [26]
In de door de iPhone 6 gebruikte zendmasten is op 9 mei 2021 tussen 02:45 uur en 03:37 uur een verplaatsing te zien van Amsterdam naar [plaats 5] . De afstand tussen deze mast in [plaats 5] en de [adres 3] in [plaats 3] is 14,7 kilometer (16 minuten rijden). [27]
Op 9 mei 2021 tussen 16:36 uur en 16:40 uur werden op het toestel meerdere zoekslagen gemaakt, namelijk:
[adres 6] [plaats 3] [adres 6] ;
[adres 6] [plaats 3] nieuws;
[adres 6] nieuws.
Vervolgens werd de zoekopdracht verruimd door als zoekopdracht in te geven: ‘woningg beschoten’. Hierna kwam een resultaat naar boven van het schietincident aan de [adres 3] . [28]
Het adres [adres 6] in [plaats 3] staat op de gelekte werknemerslijst van [bedrijf] . Deze woning is gelegen in het hofje achter de [adres 3] . [29]
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de woning aan de [adres 6] te [plaats 3] kennelijk het beoogde doelwit van de aanslag was. De rechtbank stelt vast dat verdachte enkele uren voor de aanslag heeft gezocht op dit adres, zijn telefoon vervolgens in de nacht van de aanslag een reisbeweging heeft gemaakt van zijn woonplaats in de richting van dit adres en hij later die dag heeft gezocht op nieuws met betrekking tot de aanslag.
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de schutter was in [plaats 3] .
[adres 5] [plaats 5] – 16 mei 2021
Op 16 mei 2021 is rond 02:58 uur een kogel afgevuurd door de ruit van de woonkamer van de woning aan de [adres 5] in [plaats 5] . Op dat moment lagen [bewoner 4] en [medebewoner] in de woning te slapen. Zij werden wakker van een knal. In het raam aan de voorzijde van de woning zat een gat met daaromheen breuken. Op de vensterbank lag een koper fragment van een projectiel. Op het rolgordijn zaten minimale beschadigingen. [30] Het adres [adres 5] , ligt om de hoek van het adres [adres 7] in [plaats 5] . Dit adres staat op de werknemerslijst van [bedrijf] . [31]
Uit onderzoek aan de iPhone 11 in gebruik bij [medeverdachte 2] is gebleken dat met deze telefoon op 16 mei 2021 om 02:08 uur vanaf de A2 ter hoogte van Breukelen is genavigeerd naar de [adres 7] in [plaats 5] . Om 02:54 uur was de telefoon ter hoogte van perceel 10. [32]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij die nacht gevraagd is mee te gaan. Hij is samen met twee anderen met de auto naar [plaats 5] gereisd. De bestuurder kende hij vaag, de ander kende hij wel. Toen ze met de auto voor de woning stonden, werd hem gevraagd uit te stappen om te kijken welk huisnummer het was. Hij heeft gekeken en zag dat het nummer 10 was. De jongen die achterin de auto zat heeft geschoten en van hem ging het initiatief ook uit. [33]
Uit deze verklaring volgt dat er die nacht drie personen met de auto vanuit Amsterdam zijn afgereisd naar het adres in [plaats 5] , te weten [medeverdachte 2] , de bestuurder van de auto en een derde persoon die [medeverdachte 2] kent.
Uit onderzoek aan de iPhone 6 van [verdachte] is gebleken dat op 16 mei 2021 om 01:43 uur het adres [adres 5] in [plaats 5] werd weergegeven in de Apple Maps applicatie. [34] Om 01:44 uur straalde de telefoon een mast aan in Amsterdam en om 02:53 uur werd een mast aangestraald in [plaats 5] . [35]
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de derde persoon was in de auto en hij de schutter was in [plaats 5] .
[adres 4] [plaats 4] – 10 mei 2021
Op 10 mei 2021 is tussen 04:15 en 04:30 uur een kogel afgevuurd in de voordeur van de woning aan de [adres 4] in [plaats 4] . Op dat moment lag [bewoner 5] , werkzaam bij [bedrijf] , in de woning te slapen. Hij schrok wakker van een knal en hij hoorde een auto hard wegrijden. Aan de buitenzijde van de voordeur was een schotbeschadiging in het hout zichtbaar. [36]
Uit onderzoek aan de iPhone 11 in gebruik bij [verdachte] is ten aanzien van dit feit het volgende gebleken. In de nacht van 9 op 10 mei 2021 verplaatste de telefoon zich tussen 02:32 en 03:31 uur via zendmasten in Amsterdam en Landsmeer naar Culemborg. Tussen 03:37 en 04:35 uur maakte de telefoon geen gebruik van zendmasten, om vervolgens om 05:09 uur weer gebruik te maken van één van de thuismasten in Amsterdam. Er waren die nacht inkomende oproepen van [medeverdachte 2] om 00:14 uur, 01:32 uur, 01:49 uur en 02:40 uur. Daarbij straalde de telefoon van [verdachte] om 02:40 uur een mast aan op de Scheepsbouwerweg in Landsmeer. [37] De telefoon van [medeverdachte 2] straalde op dat moment dezelfde zendmast aan en vanaf dat moment maakte zijn telefoon ook een reisbeweging naar Culemborg (03:24 en 03:43 uur) en weer terug naar Amsterdam (05:10 uur). [38]
De rechtbank overweegt dat de verplaatsing van deze telefoons van Amsterdam naar Culemborg past bij een reisbeweging van [verdachte] en [medeverdachte 2] vanuit hun woonplaats richting [plaats 4] . Het moment waarop deze reisbeweging wordt gemaakt en de tijdsspanne waarbinnen de telefoon van [verdachte] geen gebruik maakt van zendmasten passen bij het tijdstip waarop de aanslag is gepleegd.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 10 mei 2021 samen met een vriend een andere vriend heeft opgehaald en zij met de auto naar [plaats 4] zijn gereden. De bestuurder was iemand anders dan bij de aanslag in [plaats 5] . De andere jongen was de persoon die in [plaats 5] had geschoten. Toen ze bij het adres aankwamen is deze jongen uitgestapt. Hij liep heen en weer bij de woning en kort daarna hoorde [medeverdachte 2] een knal. De jongen kwam direct terug bij de auto en toen zijn ze weggereden. [39]
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen - mede in samenhang bezien met wat ten aanzien van het schietincident in [plaats 5] is overwogen - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] ook de schutter was in [plaats 4] .
Kwalificatie
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] de schutter was bij alle vier de schietincidenten. De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is hoe dit handelen gekwalificeerd dient te worden. Daarover overweegt de rechtbank als volgt.
Geen poging tot moord, doodslag of zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] vol opzet heeft gehad om de bewoners van de beschoten woningen te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verder is de rechtbank van oordeel dat ook van voorwaardelijk opzet geen sprake was, nu naar algemene ervaringsregels niet kan worden gesteld dat het ’s nachts afvuren van één kogel in een raam of een voordeur (op de begane grond) van een woning de aanmerkelijke kans oplevert dat een bewoner daarbij om het leven komt of zwaar lichamelijk letsel oploopt. Doorgaans liggen mensen immers rond dit tijdstip boven in een woning te slapen en niet is gebleken dat er in de woningen (beneden) ten tijde van de schietincidenten nog licht brandde, hetgeen een aanwijzing had kunnen zijn dat er op dat moment mensen op de begane grond waren. Zou er al sprake zijn geweest van een aanmerkelijke kans, dan volgt uit de bewijsmiddelen niet dat [verdachte] deze kans bewust heeft aanvaard. Dit betekent dat [verdachte] zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde pogingen tot moord, doodslag en zware mishandeling.
Wel bedreiging
De rechtbank stelt voorop dat uit het dossier volgt dat afschrikken het doel was van de beschietingen. De bewoners van de woningen zijn op de hoogte geraakt van de bedreiging en naar het oordeel van de rechtbank waren de bedreigingen van dien aard dat bij de bewoners in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. De rechtbank kwalificeert deze feiten dan ook als bedreiging.
Vrijspraak medeplegen
Nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat ten aanzien van de schietincidenten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en één of meer anderen, zal verdachte (steeds) vrij worden gesproken van dat gedeelte van de tenlasteleggingen dat ziet op het medeplegen van deze schietincidenten/de bedreigingen.
2.3
Voorhanden hebben munitie
Bij de doorzoeking van de kelderbox van de woning aan de [geboortedatum] in Amsterdam, het adres van [verdachte] , werden in de buddyseat van een scooter vijf kogelpatronen gevonden. Deze scooter is niet van [verdachte] .
De rechtbank overweegt dat in de woning meerdere personen wonen en meerdere personen dus ook toegang hebben tot de kelderbox. Nu het dossier geen bewijsmiddelen bevat die onderbouwen dat [verdachte] deze munitie voorhanden heeft gehad, acht de rechtbank dit feit niet bewezen. Hij zal dan ook worden vrijgesproken van dit feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan:
  • onder parketnummer 05/780021-21 feit 1 en feit 2;
  • onder parketnummer 05/780036-21 subsidiair;
  • onder parketnummer 05/780038-21 feit 1 subsidiair, feit 2 subsidiair en feit 3 subsidiair,
te weten dat:
Parketnummer 05/780021-21
1.
hij
in of omstreeks de nacht van 4op 5 juni 2021 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[bewoner 1] en
/ofde vrouw en
/ofde kinderen van die [bewoner 1]
opzettelijk
en al dan niet met voorbedachten rade
van het leven te beroven
met een hoeveelheid brandbare
(vloei
)stof
fennaar een woning (perceel [adres 1]
) waar op dat moment voornoemde [bewoner 1] en zijn voornoemde
gezinsleden lagen te slapen
/verbleven) is
/zijngereden
/gegaanen
/ofvervolgens
brand heeft
/hebbengesticht
in/bij
(de directe nabijheid van)die woning
door
(die
)brandbare
(vloei
)stof
(fen)te gooien
en/of te plaatsen en/of uit te
sprenkelentegen de voordeur van die woning en
/ofdie
(vloei
)stof
(fen)aan te
steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
in of omstreeks de nacht van 4op 5 juni 2021 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht
in/bij een woning (perceel [adres 1] )
door
(een
)brandbare
(vloei
)stof
(fen)te gooien
en/of te plaatsen en/of uit te
sprenkelentegen de voordeur van die woning en
/ofdie
(vloei
)stof
(fen)aan te
steken,
althans door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan d
(i
)e voordeur en
/ofeen kozijn
en/of de voorgevelvan die
woning
geheel ofgedeeltelijk
is/zijn verbrand,
in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan
gemeen gevaar voor de bewoner(s) van die woning, te weten [bewoner 1]
en/of de vrouw en/of de kinderen van die [bewoner 1] , in elk gevalgemeen gevaar
voor goederen en
/oflevensgevaar voor die bewoner
(s
), in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderenen
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk
letsel
voor die bewoner(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderente duchten was.
Parketnummer 05/780036-21
subsidiair:
hij
in of omstreeks de nacht van 1op 2 mei 2021 te [plaats 2] ,
althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 1]
en/of [medebewoner] en/of [medebewoner]heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
en/of met zware
mishandeling,
immers is
/zijnhij, verdachte
en/of zijn mededader(s)opzettelijk
naar de woning van voornoemde
(n)[bewoner 2]
en [medebewoner], waar deze op dat
moment
verbleefverbleven( [adres 2] te [plaats 2] )
gereden/gegaan en
/of
heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)vervolgens
een kogel door de ruit aan de voorzijde van de woonkamer van die woning
afgevuurd.
Parketnummer 05/780038-21
1.
subsidiair:
hij
in of omstreeks de nacht van 8op 9 mei 2021 te [plaats 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 3]
en/of [bewoner 3] ,
althans een of meer perso(o)n(en)
wonend/verblijvend in [plaats 3]heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
en/of met zware mishandeling,
immers is
/zijnverdachte
en/of zijn mededader(s)opzettelijk
naar de woning van voornoemde [bewoner 3] en van [bewoner 3] , waar deze op dat moment
sliepen
/verbleven( [adres 3] [plaats 3] )
gereden/gegaan en
/of
heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)vervolgens
een kogel door de ruit van de voordeur van die woning afgevuurd;
2.
subsidiair:
hij
in of omstreeks de nacht van 9op 10 mei 2021 te [plaats 4]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 5]
en/of [medebewoner] en/of [medebewoner]heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
en/of met zware mishandeling,
immers is
/zijnverdachte
en/of zijn mededader(s)opzettelijk
naar de woning van voornoemde
(n)[bewoners] , waar deze op dat moment sliep
en/
verbleven( [adres 4] [plaats 4] )
gereden/gegaan en
/of
heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)vervolgens
een kogel in
/doorde voordeur van die woning afgevuurd;
3.
subsidiair
hij
in of omstreeks de nacht van 15op 16 mei 2021 te [plaats 5]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 4] en
/of[medebewoner] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
en/of met zware mishandeling,
immers is
/zijnverdachte
en/of zijn mededader(s)opzettelijk
naar de woning van voornoemde [bewoner 4] en
/of[medebewoner] , waar deze op dat moment
sliepen
/verbleven( [adres 5] [plaats 5] )
gereden/gegaan en
/of
heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)vervolgens
een kogel door de ruit van de woonkamer van die woning afgevuurd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/780021-21
Eendaadse samenloop van:
  • medeplegen van poging tot doodslag (feit 1), en
  • medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander, gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en gemeen gevaar voor goederen te duchten is (feit 2).
Parketnummer 05/780036-21
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (subsidiair).
Parketnummer 05/780038-21
- bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (feiten 1, 2 en 3, telkens subsidiair).

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, met toepassing van het volwassenenstrafrecht, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte - conform het wettelijke uitgangspunt - volgens het jeugdstrafrecht moet worden bestraft. De inhoud van de Pro Justitia rapportage geeft onvoldoende aanleiding hiervan af te wijken. Verdachte was ten tijde van de feiten net zeventien jaar oud en in tegenstelling tot wat de deskundigen hebben gerapporteerd, is niet overtuigend vast komen te staan dat bij hem ten tijde van het plegen van de feiten sprake was van een vrijwel volledig uitgerijpte persoonlijkheid. Verdachte staat aan het begin van zijn leven en vergelding mag niet als belangrijkste strafdoel gelden.
Subsidiair heeft de raadvrouw aangevoerd dat de ondergrens van de strafoplegging dient te worden gezocht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Aard en ernst van het bewezen verklaarde
Verdachte is binnen een tijdsbestek van enkele weken als uitvoerder betrokken geweest bij vijf aanslagen op woningen die gerelateerd zijn aan [bedrijf] , hetzij omdat een medewerker van de [bedrijf] op het adres woont, hetzij omdat een adres op de werknemerslijst van [bedrijf] het beoogde doelwit was, maar men zich vergiste in het adres. Daarbij had verdachte een prominente en sturende rol. Hij was de persoon die contact onderhield met de opdrachtgever en die zorgde dat de aanslagen gepleegd werden. Bij vier aanslagen heeft verdachte een kogel afgevuurd op een woning, een bijzonder ernstige vorm van bedreiging. Bij een andere aanslag heeft hij samen met [medeverdachte 2] de inhoud van twee flessen wasbenzine tegen een voordeur aan gegooid en deze vervolgens aangestoken. Verdachte is tot aan zijn aanhouding doorgegaan met het plegen van aanslagen en toonde kennelijk geen enkele vorm van empathie voor de slachtoffers van de (mede) door hem gepleegde feiten. Hij heeft zich hierbij niet laten afschrikken door de potentieel zeer ernstige gevolgen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten, die zijn gepleegd tegen een achtergrond van zeer zware en ontwrichtende criminaliteit. Dat de beschietingen naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de omstandigheden waaronder ze zijn begaan, juridisch gezien ‘slechts’ een bedreiging opleveren, doet aan de ernst en impact van de incidenten niet af. De gehele Bommelerwaard leeft al jaren in angst voor aanslagen, omdat ieder gezin op ieder willekeurig moment slachtoffer zou kunnen worden van een zeer heftige aanslag. Dit geldt niet alleen voor de bewoners van woningen waar aanslagen zijn gepleegd, maar voor iedereen wiens adres op de bewuste werknemerslijst staat of in de buurt woont van een dergelijk adres. Verdachte heeft aan dit gevoel van onveiligheid een grote bijdrage geleverd.
De feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank enkel een langdurige vrijheidsbenemende straf.
Jeugd- of volwassenenstrafrecht
Ten tijde van de bewezen verklaarde feiten was verdachte minderjarig. Het uitgangspunt is in dat geval toepassing van het jeugdstrafrecht. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken, indien daartoe grond wordt gevonden in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de verdachte en/of de omstandigheden waaronder het strafbare feit is begaan.
In de rapportages en hetgeen verder uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting omtrent verdachte is gebleken, ziet de rechtbank zowel omstandigheden die pleiten voor toepassing van het jeugdstrafrecht, als omstandigheden die pleiten voor toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Verdachte is geobserveerd in Forensisch Centrum Teylingereind (hierna: ForCa). In het Pro Justitia-rapport wordt geconcludeerd dat geen sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, omdat de persoonlijkheid van verdachte al relatief uitgerijpt is. Van een aantal kenmerken die in het algemeen meer bij jeugdigen voorkomen, is volgens de deskundigen bij verdachte geen sprake. Hoewel er enkele argumenten naar voren komen die pleiten voor toepassing van het jeugdstrafrecht - verdachte is nog bezig met school, woont nog thuis en vertoont een enkele keer speels gedrag - concluderen de deskundigen dat meer argumenten pleiten voor toepassing van het volwassenenstrafrecht. Verdachte komt ouder over dan zijn kalenderleeftijd en is niet impulsief, maar eerder beschouwend, stoïcijns en doelgericht. Hij trekt zijn eigen plan, weet wat hij wil en streeft dit na. Hij heeft overzicht en houdt regie. Deze kenmerken passen bij een volwassen persoon met een voltooide identiteitsontwikkeling.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: RvdK) volgt dat verdachte binnen jeugdinrichting Den Hey Acker nog als kind wordt gezien. Verdachte laat speels gedrag zien en de methodieken die binnen de jeugdinrichting worden toegepast, lijken hem te helpen. Uiteindelijk acht de RvdK het oordeel van de deskundigen van de ForCa leidend en om die reden wordt aangesloten bij de conclusies uit voornoemd rapport.
Bij de keuze tussen het jeugdstrafrecht of het volwassenenstrafrecht staat de rechtbank voor het dilemma wat in dit geval doorslaggevend moet zijn: een straf waar verdachte vanuit pedagogisch oogpunt het meeste baat bij zou hebben óf een straf die het meest recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank ziet zich in dit geval beperkt door de mogelijkheden die de wet biedt. Bij toepassing van het jeugdstrafrecht, waarbij een pedagogische aanpak centraal staat, bedraagt de maximaal op te leggen jeugddetentie twee jaren, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank echt onvoldoende recht doet aan de ernst en hoeveelheid van de feiten en de rol die verdachte daarbij telkens heeft gehad. Wanneer het volwassenenstrafrecht wordt toegepast kan een langere gevangenisstraf worden opgelegd, maar hierbij ontbreekt de pedagogische aanpak waar verdachte gezien zijn jeugdige leeftijd baat bij zou kunnen hebben.
De rechtbank merkt daarbij op dat in deze zaak de zwart/wit keuze waartoe het strafrecht de rechtbank dwingt, nogal wringend is. Een strafmodaliteit en lengte die op een meer glijdende schaal tussen volwassenen- en jeugdstrafrecht zou liggen zou de situatie veel meer recht doen. [40]
Bij de afweging welk recht moet worden toegepast, is voor de rechtbank uiteindelijk doorslaggevend dat verdachte zich binnen een maand schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een reeks zeer ernstige feiten en dat hij hierbij een leidende/sturende rol lijkt te hebben vervuld. Gelet hierop, mede in ogenschouw genomen het rapport van de deskundigen, komt de rechtbank tot toepassing van het volwassenenstrafrecht.
Voor de hier bewezen verklaarde feiten, gepleegd door een meerderjarige, zou het uitgangspunt van de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van elf jaren zijn geweest. In de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat berechting volgens het jeugdstrafrecht voor de rechtbank geen optie is, ziet de rechtbank aanleiding deze straf aanzienlijk te matigen. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
Benadeelde partij
Feit
Materiële schade
Smartengeld
Parketnummer 05/780021-21
1. [medebewoner] en [bewoner 1]
Parketnummer 05/780038-21
2. [bewoner 3] en [medebewoner]
3. [bewoner 4] en [medebewoner]
1+2
1
3
€ 175,98 ( [bewoner 4] )
€ 7.500,- p.p.
€ 7.500,- p.p.
€ 5.000,- p.p.
De benadeelde partijen verzoeken de rechtbank de gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen volledig kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft ten aanzien van de vorderingen het volgende aangevoerd.
De bedragen die door [bewoner 3] en [medebewoner] (2) aan smartengeld worden gevorderd, dienen te worden gematigd, gelet op bedragen die in vergelijkbare zaken zijn toegekend. Dit geldt ook voor [medebewoner] en [bewoner 1] (1), voor zover de rechtbank tot het oordeel komt dat geen sprake was van te duchten levensgevaar.
Uit de vorderingen van [bewoner 4] en [medebewoner] (3) volgt niet dat deze ook in de zaak van verdachte zijn ingediend, nu het parketnummer niet vermeld staat. De verdediging is dan ook van oordeel dat deze vorderingen niet ter beoordeling voorliggen. Daarnaast heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vorderingen, gelet op het pleidooi tot vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade door [bewoner 4] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en ten aanzien van het door beide benadeelde partijen gevorderde smartengeld verzocht de bedragen aanzienlijk te matigen tot een bedrag van € 1.000,-.
De verdediging heeft verzocht bij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel geen gijzeling te bepalen, gelet op de minderjarigheid van verdachte ten tijde van de feiten.
Overwegingen van de rechtbank
Algemene overweging ten aanzien van alle vorderingen
De rechtbank beoordeelt de vorderingen van de benadeelde partijen tegen de achtergrond van de voortdurende en nietsontziende terreurcampagne gericht tegen het bedrijf [bedrijf] ( [bedrijf] ) die de regio Bommelerwaard reeds enkele jaren in zijn greep houdt. Hiervan zijn volstrekt onschuldige personen het slachtoffer geworden, simpelweg omdat hun adressen, als (oud-)medewerkers van het bedrijf, op de uitgelekte werknemerslijst stonden of de aanslagplegers zich kennelijk vergisten in het adres.
Hoewel verdachte wellicht niet volledig in de gaten had binnen welke context hij handelde, kunnen de vorderingen hier niet los van worden gezien, omdat deze situatie in belangrijke mate heeft bijgedragen aan de impact die de feiten op de slachtoffers hebben gehad.
Op de vorderingen is het materiële civiele recht van toepassing. Waarbij in ieder geval heeft te gelden dat niet meer kan worden toegewezen, dan is gevorderd.
Benadeelde partij [medebewoner] en [bewoner 1]
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de poging tot doodslag en de brandstichting zijn de benadeelden immers op andere wijze in de persoon aangetast, doordat een diepe inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest dat zij midden in de nacht werden opgeschrikt door het geluid van de rookmelder en het feit dat hun voordeur in brand bleek te staan, terwijl zij met hun jonge kinderen boven lagen te slapen. De omstandigheid dat de enige reden voor de aanslag was dat het adres van de benadeelden op een lijst van werknemers van [bedrijf] stond en het feit dat er om die reden geen garantie bestond dat het bij één aanslag zou blijven, zal ook in de periode na deze aanslag gevoelens van angst, onveiligheid en onzekerheid met zich mee hebben gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en ernst van de normschending met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 7.500,- per benadeelde vaststellen, zodat de vordering in totaal tot een bedrag van € 15.000,- zal worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 5 juni 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Benadeelde partij [bewoner 3] en [medebewoner]
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de beschieting van de woning zijn de benadeelden immers op andere wijze in de persoon aangetast, doordat een diepe inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest toen zij ontdekten dat hun woning beschoten was en de kogel zich een weg door de ruit van de voordeur en de deur in de hal had gebaand en tot slot ook een keukenkastje had geraakt. De benadeelden hebben geen enkele band met [bedrijf] . De omstandigheid dat de enige reden voor de aanslag was dat het adres van buurtbewoners op een lijst van werknemers van [bedrijf] stond en de aanslagplegers zich kennelijk vergist hadden in het adres, zal voor gevoelens van veel angst en onveiligheid hebben gezorgd. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en ernst van de normschending met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen van dit feit zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 7.500,- per benadeelde vaststellen, zodat de vordering in totaal tot een bedrag van € 15.000,- zal worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 9 mei 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
Benadeelde partijen [bewoner 4] en [medebewoner]
Op de vorderingen van [bewoner 4] en [medebewoner] staat het parketnummer van verdachte niet vermeld. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg met zich mee dat bedoeld is de vorderingen in te dienen in de zaken van alle verdachten die dit feit op de tenlastelegging hebben staan, zo ook in onderhavige zaak.
Materiële schade ( [bewoner 4] )
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de materiële schadeposten niet inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade, zijnde een bedrag van € 175,98, kan worden toegewezen.
Smartengeld ( [bewoner 4] en [medebewoner] )
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de beschieting van de woning zijn de benadeelden immers op andere wijze in de persoon aangetast, doordat een diepe inbreuk is gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Het moet voor de benadeelden erg beangstigend zijn geweest toen zij midden in de nacht werden opgeschrikt door een harde knal en zij de volgende ochtend ontdekten dat hun woning beschoten was. De benadeelden hebben geen enkele band met [bedrijf] . De omstandigheid dat de enige reden voor de aanslag was dat het adres van buurtbewoners op een lijst van werknemers van [bedrijf] stond en de aanslagplegers zich kennelijk vergist hadden in het adres, zal voor gevoelens van veel angst en onveiligheid hebben gezorgd. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld vaststellen op het door benadeelden gevorderde bedrag van € 5.000,- per benadeelde.
Verdachte is vanaf 16 mei 2021 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
Samenvatting
In totaal wijst de rechtbank de volgende bedragen aan schadevergoeding toe:
  • [medebewoner] en [bewoner 1] : € 15.000,00 smartengeld;
  • [bewoner 3] en [medebewoner] : € 15.000,00 smartengeld;
  • [bewoner 4] : € 175,98 materiële schade en € 5.000,00 smartengeld;
  • [medebewoner] : € 5.000,00 smartengeld.
Ten aanzien van alle vorderingen: hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen.
De rechtbank zal, in verband met de minderjarigheid van verdachte ten tijde van de feiten, in dit geval bepalen dat de maximaal toe te passen gijzeling bij alle opgelegde schadevergoedingsmaatregelen 0 dagen bedraagt.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van een jas, een broek, een t-shirt en schoenen aan verdachte gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
Daarnaast ligt beslag op een aantal voorwerpen (VT5_48SLKL.03 t/m VT5_48SLKL.16) in de zaken van zowel verdachte als van medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Het betreft kledingstukken en goederen die bij de aanhouding op 5 juni 2021 in de auto zijn aangetroffen. Uit de beslaglijsten is niet af te leiden (per item) aan wie welk voorwerp toebehoort en dus of een aantal daarvan van verdachte is. De rechtbank zal daarom bepalen dat de voorwerpen aan de rechtmatige eigenaar terug dienen te worden gegeven, zonder daarbij specifiek aan te geven welk voorwerp naar verdachte terug moet.
Dit is anders ten aanzien van de schroefdop (VT5_48SLKL.07). De rechtbank zal deze schroefdop (van een fles wasbenzine), met behulp waarvan de feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/780021-21 zijn begaan, verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 55, 57, 60a, 77b, 157, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de navolgende ten laste gelegde feiten:
  • onder parketnummer 05/780021-21 feit 3;
  • onder parketnummer 05/780036-21 primair;
  • onder parketnummer 05/780038-21 feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 primair;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [medebewoner] en [bewoner 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten 1 en 2 onder parketnummer 05/780021-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [medebewoner] en [bewoner 1] van € 15.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [medebewoner] en [bewoner 1] , een bedrag te betalen van € 15.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bewoner 3] en [medebewoner]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 onder parketnummer 05/780038-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bewoner 3] en [medebewoner] van € 15.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [bewoner 3] en [medebewoner] een bedrag te betalen van € 15.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [bewoner 4]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 3 onder parketnummer 05/780038-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [bewoner 4] van € 175,98 aan materiële schade en € 5.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [bewoner 4] , een bedrag te betalen van € 5.175,98 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [medebewoner]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 3 onder parketnummer 05/780038-21 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [medebewoner] van € 5.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [medebewoner] , een bedrag te betalen van € 5.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
De beslissing op het beslag
 gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan verdachte:
  • jas (EL-RA04.04);
  • jeans broek (EL-RA04.05);
  • t-shirt Calvin Klein (EL-RA04.06);
  • schoenen Under Armour (EL-RA04.07);
 gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan de rechthebbende:
  • handschoenen condor (VT5_48SLKL.03);
  • jas workout (VT5_48SLKL.04);
  • jas The North Face (VT5_48SLKL.05);
  • joggingbroek (VT5_48SLKL.06);
  • linkerschoen Nike mt 43 (VT5_48SLKL.08);
  • pet Under Armour (VT5_48SLKL.09);
  • flesje water (VT5_48SLKL.10);
  • hoodie (VT5_48SLKL.11);
  • spijkerbroek (VT5_48SLKL.12);
  • jas Primark (VT5_48SLKL.13);
  • pet Gucci (VT5_48SLKL.14);
  • pet Under Armour (VT5_48SLKL.15);
  • schoenen Nike Flyknit mt 43 (VT5_48SLKL.16).
 verklaart verbeurd de schroefdop (VT5_48SLKL.07).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (kinderrechter als voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa en mr. L.H.M. van Keulen, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 september 2022.
Bijlage I – volledige inhoud tenlastelegging
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 05/780021-21
1.
hij in of omstreeks nacht van 4 op 5 juni 2021 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[bewoner 3] en/of de vrouw en/of de kinderen van die [bewoner 1]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade
van het leven te beroven
met een hoeveelheid brandbare (vloei)stoffen naar een woning (perceel [adres 1]
[plaats 1] ) waar op dat moment voornoemde [bewoner 1] en zijn voornoemde
gezinsleden lagen te slapen/verbleven) is/zijn gereden /gegaan en/of vervolgens
brand heeft/hebben gesticht in/bij (de directe nabijheid van) die woning
door (die) brandbare (vloei)stof(fen) te gooien en/of te plaatsen en/of uit te
sprenkelen tegen de voordeur van die woning en/of die (vloei)stof(fen) aan te
steken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 4 op 5 juni 2021 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in/bij een woning (perceel [adres 1] )
door (een) brandbare (vloei)stof(fen) te gooien en/of te plaatsen en/of uit te
sprenkelen tegen de voordeur van die woning en/of die (vloei)stof(fen) aan te
steken,
althans door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan d(i)e voordeur en/of een kozijn en/of de voorgevel van die
woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor de bewoner(s) van die woning , te weten [bewoner 1]
en/of de vrouw en/of de kinderen van die [bewoner 1] , in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar voor die bewoner(s), in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor die bewoner(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was;
3.
hij op of omstreeks 5 juni 2021 in de gemeente Amsterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
vijf, althans een aantal volmantel kogelpatronen van het kaliber 9 x 19 mm
voorhanden heeft gehad.
In de zaak met parketnummer 05/780036-21
hij in of omstreeks de nacht van 1 op 2 mei 2021 te [plaats 2] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
[bewoner 2] en/of [medebewoner] en/of [medebewoner]
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven
dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- naar de woning van voornoemde(n) [bewoner 2] en de [medebewoner] , waar deze op
dat moment verbleven ( [adres 2] te [plaats 2] ) is/zijn
gereden/gegaan en/of vervolgens
- een kogel door de ruit aan de voorzijde van de woonkamer van die woning
heeft/hebben afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 1 op 2 mei 2021 te [plaats 2] , althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 2] en/of [medebewoner] en/of [medebewoner] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware
mishandeling,
immers is/zijn hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
naar de woning van voornoemde(n) [bewoner 2] en de [medebewoner] , waar deze op dat
moment verbleven ( [adres 2] te [plaats 2] ) gereden/gegaan en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) vervolgens
een kogel door de ruit aan de voorzijde van de woonkamer van die woning
afgevuurd.
In de zaak met parketnummer 05/780038-21
1.
hij in of omstreeks de nacht van 8 op 9 mei 2021 te [plaats 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om [bewoner 3] en/of [medebewoner] , althans een of
meer perso(o)n(en) wonend/verblijvend in [plaats 3]
opzettelijk en met voorbedachten rade
van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
naar de woning van voornoemde [bewoner 3] en [medebewoner] , waar deze op dat moment
sliepen/verbleven ( [adres 3] [plaats 3] ) is/zijn gereden/gegaan en/of
vervolgens
een kogel door de ruit van de voordeur van die woning heeft/hebben afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 8 op 9 mei 2021 te [plaats 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 3] en/of [medebewoner] , althans een of meer perso(o)n(en)
wonend/verblijvend in [plaats 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
naar de woning van voornoemde [bewoner 3] en [medebewoner] , waar deze op dat moment
sliepen/verbleven ( [adres 3] [plaats 3] ) gereden/gegaan en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) vervolgens
een kogel door de ruit van de voordeur van die woning afgevuurd;
2.
hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 mei 2021 te [plaats 4] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
[bewoner 5] en/of [medebewoner] en/of [medebewoner]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen
naar de woning van voornoemde(n) [bewoners] , waar deze op dat moment sliepen/
verbleven ( [adres 4] [plaats 4] ) is/zijn gereden/gegaan
en/of vervolgens
een kogel in/door de voordeur van die woning heeft/hebben afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 9 op 10 mei 2021 te [plaats 4]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 5] en/of [medebewoner] en/of [medebewoner] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
naar de woning van voornoemde (n) [bewoners] , waar deze op dat moment sliepen/
verbleven ( [adres 4] [plaats 4] ) gereden/gegaan en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) vervolgens
een kogel in/door de voordeur van die woning afgevuurd;
3.
hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 mei 2021 te [plaats 5]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om [bewoner 4] en/of [medebewoner] ,
althans een of meer perso(o)n(en) wonend/verblijvend in [plaats 5]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven dan wel zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen
naar de woning van voornoemde [bewoners] , waar deze op dat moment
sliepen/ verbleven ( [adres 5] [plaats 5] )
is/zijn gereden/gegaan en/of vervolgens
een kogel door de ruit van de woonkamer van die heeft/hebben afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de nacht van 15 op 16 mei 2021 te [plaats 5]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[bewoner 4] en/of [medebewoner] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
naar de woning van voornoemde [bewoners] , waar deze op dat moment
sliepen/ verbleven ( [adres 5] [plaats 5] )
gereden/gegaan en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) vervolgens
een kogel door de ruit van de woonkamer van die woning afgevuurd.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021253450, onderzoek PANTER II / ONRAA20123, gesloten op 28 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 9-13 (bronnenmap 1); proces-verbaal relaas van onderzoek zaaksdossier 14, p. 117 (map zaaksdossiers).
3.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 1127-1139 (bronnenmap 3).
4.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 62-63 (bronnenmap 1).
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 72-73 (bronnenmap 1).
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69-71 (bronnenmap 1).
7.Proces-verbaal forensisch onderzoek voertuig, p. 1032-1058 (bronnenmap 3).
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 159 (bronnenmap 1).
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 161-166 (bronnenmap 1).
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 116-117; proces-verbaal van bevindingen, p. 161-166 (bronnenmap 1).
11.Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 1694-1697, 1707 (bronnenmap 4).
12.Proces-verbaal van 5e verhoor verdachte [verdachte] , p. 1469, 1473-1474 (bronnenmap 4).
13.Proces-verbaal van aangifte, p. 7-8 (bronnenmap 1); proces-verbaal van forensisch onderzoek, p. 1059-1081 (bronnenmap 3); proces-verbaal relaas van onderzoek zaaksdossier 11, p. 9 (map zaaksdossiers).
14.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 343-346 (bronnenmap 1).
15.Proces-verbaal van bevindingen (vergelijking schoenen), p. 51-56 (bronnenmap 1).
16.Proces-verbaal van 5e verhoor verdachte [verdachte] , p. 1475.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 232-236 (bronnenmap 1).
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 291-293 (bronnenmap 1).
19.Proces-verbaal van bevindingen (uitwerking Telio-gesprek), p. 238-240 (bronnenmap 1).
20.Tapgesprek TA062, sessie 119, p. 1275 (bronnenmap 3).
21.Proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [vriendin medeverdachte 4] , p. 1955 (bronnenmap 5).
22.Rapportage over de aansturende rol van [medeverdachte 4] , p. 449-450 (bronnenmap 2).
23.Proces-verbaal van aangifte, p. 21-22 (bronnenmap 1); schriftelijk bescheid, te weten het op voorhand ingediende verzoek tot schadevergoeding d.d. 16 juni 2022; proces-verbaal forensisch onderzoek woning, p. 1082-1084 (bronnenmap 3).
24.Proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden), p. 31-38 (bronnenmap 1).
25.Proces-verbaal van bevindingen (vergelijking schoenen), p. 51-56 (bronnenmap 1).
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 298-301 (bronnenmap 1).
27.Proces-verbaal van bevindingen analyse histo’s iPhone 6 [verdachte] , p. 291-297 (bronnenmap 1).
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 298-301 (bronnenmap 1).
29.Proces-verbaal relaas van onderzoek zaaksdossier 12a + 12b, p. 39 (map zaaksdossiers).
30.Proces-verbaal van aangifte, p. 14-16 (bronnenmap 1); relaas van zaaksdossier 13, p. 88 (map 8, zaaksdossiers); proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 1110-1126 (bronnenmap 3).
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17-18 (bronnenmap 1).
32.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 11 [medeverdachte 2] , p. 118-131 (bronnenmap 1).
33.Proces-verbaal van 5e verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 1732-1733; proces-verbaal van 4e verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 1711 (beide bronnenmap 4).
34.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek iPhone 6 [verdachte] , p. 210-214 (bronnemap 1).
35.Proces-verbaal van bevindingen analyse histo’s iPhone 6 [verdachte] , p. 291-297 (bronnenmap 1).
36.Proces-verbaal van aangifte, p. 19-20 (bronnenmap 1); proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, p. 1158-1184 (bronnenmap 3).
37.Proces-verbaal van bevindingen analyse histo’s iPhone 11 [verdachte] , p. 283-290 (bronnenmap 1).
38.Proces verbaal van bevindingen analyse histo’s [medeverdachte 2] , p. 245-255 (bronnenmap 1).
39.Proces-verbaal van 5e verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 1734 (bronnenmap 4).
40.Zie ook