ECLI:NL:RBGEL:2022:742

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
9391532
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van provisie na opzegging van een agentuurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, vordert Mossink Elektrotechniek B.V. betaling van provisie door MPL Alarm & Communicatie Centrale B.V. na de opzegging van hun dealerovereenkomst. De kantonrechter heeft op 16 februari 2022 uitspraak gedaan. Mossink, een installatiebedrijf dat alarmsystemen aansluit, had in 2005 een dealerovereenkomst gesloten met MPL, waarbij MPL provisie betaalde voor door Mossink aangebrachte klanten. Na de opzegging van de overeenkomst door Mossink per 1 januari 2018, heeft MPL geen provisie meer betaald. Mossink stelt dat zij recht heeft op provisie over de jaren 2018, 2019 en 2020, terwijl MPL betwist dat er na de opzegging nog provisie verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst niet zo moet worden uitgelegd dat er recht op provisie blijft bestaan na de opzegging. De rechter wijst de vordering van Mossink af en stelt dat er geen rechtsgrond is voor de vordering, waardoor Mossink in het ongelijk wordt gesteld en de proceskosten moet dragen.

Uitspraak

VONNIS
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9391532 \ CV EXPL 21-6611 \ 42693 \ 28195
uitspraak van 16 februari 2022
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Mossink Elektrotechniek B.V.
gevestigd te Hoevelaken
eisende partij
gemachtigde mr. E.F.E. van Essen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MPL Alarm & Communicatie Centrale B.V.
gevestigd te Barneveld
gedaagde partij
gemachtigde mr. M. Ripmeester
Partijen worden hierna Mossink en MPL genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 november 2021 en de daarin genoemde processtukken
- de mondelinge behandeling van 19 januari 2022.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

2.Waar gaat de zaak over?

Het gaat in deze zaak over de vraag of er nog provisie is verschuldigd door MPL aan Mossink nadat de dealerovereenkomst door Mossink is opgezegd. De kantonrechter komt tot de conclusie dat dat niet het geval is.

3.feiten

3.1.
Mossink is een installatiebedrijf dat alarmsystemen aansluit. MPL houdt zich bezig met beveiliging van objecten. MPL beschikt over een particuliere alarmcentrale.
3.2.
In 2005 hebben partijen een dealerovereenkomst gesloten (verder: de overeenkomst). Deze houdt in dat Mossink beveiligingssystemen bij derden aanlegt en op de alarmcentrale van MPL aansluit, waarvoor MPL dan aan Mossink provisie betaalt. Aan het einde van een jaar verstuurde MPL een overzicht van de actieve en door Mossink aangebrachte aansluitingen, waarvoor Mossink 30% van de door deze derden aan MPL betaalde alarmcentralebijdrage ontving. Partijen deden op deze manier jaren zaken met elkaar, waarbij MPL telkens aan het einde van het jaar aan Mossink de som aan provisies betaalde.
3.3.
In oktober 2017 heeft Mossink de overeenkomst opgezegd per 1 januari 2018 omdat Mossink betere voorwaarden kon krijgen bij een andere meldkamer.
3.4.
Per brief van 23 oktober 2017 heeft MPL de opzegging bevestigd.
3.5.
Vanaf 2018 is er geen provisie meer betaald door MPL aan Mossink.
3.6.
In april 2021 heeft Mossink aan MPL bericht dat zij na 2017 geen provisie meer ontvangt. MPL heeft vervolgens laten weten dat Mossink geen recht heeft op provisie met terugwerkende kracht.

4.De vordering en het verweer

4.1.
Mossink vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, MPL tegen behoorlijk bewijs van kwijting veroordeelt tot:
I. betaling van € 20.803,53, te vermeerderen met de wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en rente tot aan de dag der algehele voldoening;
II. betaling van € 411,98 wegens buitengerechtelijke incassokosten;
III. betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente en de nakosten.
4.2.
Mossink baseert zich op de overeenkomst, die volgens haar inhoudt dat zij recht heeft en blijft houden op provisie. Over de jaren 2018, 2019 en 2020 heeft zij dit niet ontvangen, zodat dat nog betaald moet worden. Gemiddeld ontving zij jaarlijks een bedrag van € 5.731,00 (exclusief BTW), zodat zij nu recht heeft op (3 x € 5.731,00, te vermeerderen met 21% BTW =) € 20.803,53 inclusief BTW.
4.3.
MPL voert gemotiveerd verweer. Daarop wordt hierna ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De overeenkomst die partijen hebben gesloten is een agentuurovereenkomst [1] en niet, zoals Mossink bepleit, een bemiddelingsovereenkomst.
5.2.
Partijen verschillen van mening over wat zij met elkaar zijn overeengekomen als het gaat over de provisie na het einde van de overeenkomst. De discussie gaat vooral over artikel 3 en in het bijzonder de hieronder weergegeven (door de kantonrechter) onderstreepte zin (Mossink is dealerinstallateur):
Art. 3. Provisieregeling dealerinstallateur
3.1
De provisieregeling van MPL ACC kent de volgende voorwaarden:
- De dealerinstallateur sluit, namens MPL ACC, een alarmcentraleovereenkomst voor MPL ACC af, bij voorkeur middels automatische incasso, en draagt zorg voor ondertekening met de eindgebruiker van de overeenkomst.
- MPL ACC incasseert via een machtiging voor automatische incasso of ontvangt de gelden naar aanleiding van de factuur, jaarlijks de alarmcentralebijdrage (in de maand van de aansluiting) bij de eindgebruiker. De hoogte van de alarmcentralebijdrage wordt vermeld in het document “AC Tarieven”.
- De dealerinstallateur ontvangt een jaarlijkse provisie per overeenkomst van 30 % excl. BTW per jaar.
- De dealerinstallateur ontvangt een eenmalige* provisie per combi overeenkomst** van 30 % excl. BTW. Vervolgens over de overeenkomst voor de ACC jaarlijks de genoemde provisie.
-Deze provisie wordt uitbetaald gedurende de periode dat het systeem is aangesloten.Na ontvangst van de abonnementsgelden van de eindgebruiker zal MPL ACC deze aansluiting opnemen in een maandoverzicht “nieuwe aansluitingen”, die verzonden wordt aan de dealer. Op basis van dit maandoverzicht kan de dealer een provisiefactuur sturen aan MPL ACC. De betalingstermijn bedraagt 14 dagen.
* Eenmalige provisie abonnement alarmopvolging.
** Combi overeenkomsten zijn niet van toepassing op PPS projecten.
(…)
5.3.
Volgens Mossink staat nergens dat de verplichting om provisie te betalen ophoudt nadat de overeenkomst is opgezegd. Ook is het logisch dat Mossink doorbetaald wordt, want Mossink heeft die betalende klant aangeleverd. MPL is van mening dat die betalingsverplichting vervalt als de overeenkomst is opgehouden, ook al staat dat niet met zoveel woorden in de overeenkomst zelf.
5.4.
De artikelen in de overeenkomst zelf geven geen uitsluitsel over de vraag of provisie na afloop van de overeenkomst verschuldigd blijft. Dit volgt ook niet uit de bepalingen over agentuur van afdeling 4 van titel 7 van boek 7 BW. Anders dan MPL bepleit is artikel 7:442 BW over klantenvergoeding bij het einde van de overeenkomst niet bepalend voor dit geschil. Mossink beroept zich niet op dat recht, maar op nakoming van de – op haar manier geïnterpreteerde – overeenkomst.
5.5.
Om vast te stellen wat tussen partijen geldt voor wat betreft de provisie zal de overeenkomst moeten worden uitgelegd. Bij die uitleg komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan de overeenkomst mochten toekennen en op wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [2]
5.6.
Over de totstandkoming van de overeenkomst, de onderhandelingen in die fase, het verdienmodel dat partijen toen voor ogen stond etc. is ondanks het partijdebat onvoldoende komen vast te staan. Deze factoren geven dan ook geen aanknopingspunten voor een uitleg over de provisie na afloop van de overeenkomst.
5.7.
De volgende factoren; a) uitleg door partijen en de gevolgen daarvan en b) de gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst [3] , zijn wel van belang.
5.8.
De uitleg door Mossink brengt met zich mee dat Mossink voor onbepaalde tijd nog provisie blijft ontvangen voor (door Mossink aangebrachte) betalende klanten van MPL. Dit terwijl Mossink inmiddels concurrerende werkzaamheden verricht. Hier staat het gevolg tegenover van de in die zin meer aannemelijke uitleg van MPL, namelijk dat gedurende de overeenkomst de provisie uitbetaald wordt, maar daarna, als partijen niet meer met elkaar werken, niet meer.
5.9.
Nadat Mossink de overeenkomst had opgezegd, heeft MPL die opzegging bevestigd met de brief 23 oktober 2017 waarin staat:
Hierbij bevestigen wij de opzegging van de “dealerovereenkomst” (…). Dit betekent dat u geen aanspraak meer kunt maken op de provisie. (…)De gedraging van MPL is dus geweest dat zij direct na opzegging liet blijken hoe zij de overeenkomst interpreteerde. Dit is logisch en consequent met haar standpunt.
Deze brief is door Mossink ontvangen en er is vervolgens door Mossink niet op gereageerd. Pas in 2021, drie jaar later, informeert Mossink naar de provisie over de jaren na 2017. Mossink verklaarde hierover ter zitting dat de brief is blijven zweven en verder dat het onopgemerkt bleef dat ze geen provisie meer betaald kreeg, ook wel omdat zij geen overzichten meer ontving van MPL en daardoor niet langer getriggerd werd om de provisie te factureren. Dit is geen logische verklaring voor de gang van zaken in het licht van de zienswijze van Mossink over de provisie. Volgens Mossink bleef zij recht hebben op provisie, ook na de opzegging. Het had dan voor de hand gelegen dat Mossink afwijzend had gereageerd op de hierboven geciteerde zin in de bevestigingsbrief van MPL. Ook lag het in de lijn van de verwachting dat Mossink in het eerst volgende jaar dat geen overzicht werd ontvangen, MPL had gerappelleerd. Van dit alles is geen sprake geweest.
De gedraging van Mossink is dus geweest dat drie jaar lang een reactie uitbleef en dat is niet logisch en consequent met haar standpunt dat ze recht bleef houden op provisie.
5.10.
Op grond van die twee factoren samen wordt vastgesteld dat partijen zijn overeengekomen, althans dat de overeenkomst zo moet worden uitgelegd, dat provisie is verschuldigd totdat de overeenkomst tussen partijen eindigt, in dit geval door opzegging. Dit betekent dat er geen rechtsgrond is voor de vordering van Mossink, zodat haar vordering en nevenvorderingen worden afgewezen.
5.11.
Mossink wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt Mossink in de proceskosten van MPL tot op heden begroot op € 996,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling, alsmede € 124,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op
16 februari 2022.

Voetnoten

1.Artikel 7:428 lid 1 BW
2.Haviltexnorm