ECLI:NL:RBGEL:2022:7403

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
05-182970-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vreemdeling zonder rechtmatige verblijfstitel wegens diefstal en overtreding van een winkelverbod

Op 15 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 55-jarige man zonder rechtmatige verblijfstitel en zonder vaste woon- of verblijfplaats. De verdachte is veroordeeld voor diefstal van twee broodjes bij Albert Heijn, het overtreden van een winkelverbod en het verblijven in Nederland terwijl hij wist dat dit illegaal was vanwege een opgelegd inreisverbod. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 juli 2022 in Arnhem op heterdaad is aangehouden voor winkeldiefstal. De verdachte had eerder een verblijfsvergunning die in 2017 was ingetrokken, en sindsdien was hij betrokken bij verschillende juridische procedures om het inreisverbod op te heffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van zijn status als ongewenst vreemdeling en dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn recidive en de overlast die hij veroorzaakte. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is afgewezen, omdat dit de remigratie van de verdachte naar zijn geboorteland zou kunnen doorkruisen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/182970-22, 05/164572-22 en 05-162900-22 (ttz gev.) en 05/124478-22 (TUL)
Datum uitspraak : 15 november 2022
Tegenspraak (artikel 297 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats/-land]
zonder vaste woon of verblijfplaats hier ten lande,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Zwolle, PPC in Zwolle.
Raadsvrouw mr. M. Metin, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van onderzoeken op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat:
Parketnummer 05/182970-22
1. hij op of omstreeks 19 juli 2022, in de gemeente Arnhem,
twee, althans een of meer, broodjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen (in of uit een winkel aan de Klarendalseweg 139 aldaar) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op of omstreeks 19 juli 2022, in de gemeente Arnhem, althans in Nederland,
als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
- dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van
de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF
- dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van
artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Parketnummer 05/164572-22
1. hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Arnhem, althans in Nederland, als vreemdeling
heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
- dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van
de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF
- dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van
artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
2. hij op of omstreeks 3 juli 2022 te Arnhem, in het besloten lokaal gelegen aan de
Spijkerlaan 26 bij de Coop, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in
gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met
ingang van 23 januari 2022 schriftelijk de toegang tot die Coop ontzegd voor de duur
van 12 maanden.
Parketnummer 05/162900-22
hij op of omstreeks 30 juni 2022 te Arnhem, althans in Nederland,
als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden
- dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van
de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF
- dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van
artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/182970-22 [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Bekennende verdachte
Voor het als feit 1 ten laste gelegde feit is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 15;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 25.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 27 februari 2017 is de verblijfsvergunning van verdachte met terugwerkende kracht ingetrokken en is aan hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van 10 jaren ingevolge
artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet. [2] Dit is (onder meer) bekendgemaakt door publicatie in de Staatscourant op 1 maart 2017. [3]
Op 28 juni 2017 is een verzoek van verdachte tot opheffing van het inreisverbod afgewezen. [4]
Hiertegen is namens verdachte beroep ingesteld. Dit beroep is bij uitspraak van 18 mei 2018 gegrond verklaard en het besluit tot afwijzing van het verzoek tot opheffing is vernietigd.
Op 20 september 2018 is opnieuw beslist op het verzoek tot opheffing van het inreisverbod zoals verzocht op 15 juni 2017 en het verzoek tot opheffing is afgewezen. [5]
Op 18 juli 2019 is het tegen deze afwijzing van de opheffing van het opgelegde inreisverbod ingestelde beroep ongegrond verklaard. [6]
Op 16 september 2019 heeft de afdeling bestuursrechtspraak bij de Raad van State het hoger beroep tegen deze ongegrondverklaring kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak waartegen hoger beroep was ingesteld bevestigd. [7]
Op 1 juni 2022 is verdachte door de politierechter van deze rechtbank op tegenspraak veroordeeld wegens het op 18 mei 2022 als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd. Namens verdachte was een gemachtigde advocaat aanwezig op de zitting. Aan verdachte is hierbij een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met aftrek van de dagen dat hij in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Dit is de zaak met parketnummer 05/124478-22, waarvan ter terechtzitting de tenuitvoerlegging is gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Voor de beoordeling of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit moet de rechtbank beoordelen of verdachte op of omstreeks 19 juli 2022 wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard of tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen informatie biedt waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte op enig moment ongewenst is verklaard. Dat verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard kan dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat tegen verdachte een inreisverbod, als genoemd onder de vastgestelde feiten, is uitgevaardigd en dat hij dit op 19 juli 2022 wist, nu er in de jaren 2017 tot en met 2019 verschillende procedures zijn gevoerd namens verdachte om het inreisverbod op te laten heffen.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee verdachte op 3 september 2020 heeft getroffen op een NS-station en constateerde dat verdachte geen geldig vervoersbewijs kon tonen. De wachtmeester heeft verdachte toen medegedeeld dat hij, verdachte, met ingang van 15 maart 2017 een inreisverbod heeft voor de duur van 10 jaar en dat tot 15 maart 2027 zijn verblijf in Nederland strafbaar is. Verdachte heeft aangegeven dat hij dit heeft begrepen. [8]
Op 19 juli 2022 werd verdachte in Nederland, in Arnhem, op heterdaad aangehouden voor een winkeldiefstal bij Albert Heijn. [9]
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 juli 2022 als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist dat hem een inreisverbod was opgelegd.
Parketnummer 05/164572-22 [10]
De feiten
De onder parketnummer 05/182970-22 ten aanzien van feit 2 vastgestelde feiten zijn ook van toepassing op het hier onder feit 1 tenlastegelegde feit. Deze moeten hier als herhaald en ingelast worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Voor de beoordeling of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde feit moet de rechtbank beoordelen of verdachte op of omstreeks 3 juli 2022 wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard of tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen informatie biedt waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte op enig moment ongewenst is verklaard. Dat verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard kan dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat tegen verdachte een inreisverbod, als genoemd onder de vastgestelde feiten onder parketnummer 05/182970-22 ten aanzien van feit 2, is uitgevaardigd en dat hij dat op 3 juli 2022 wist, nu er in de jaren 2017 tot en met 2019 verschillende procedures zijn gevoerd namens verdachte om het inreisverbod op te laten heffen.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee verdachte op 3 september 2020 heeft getroffen op een NS-station en constateerde dat verdachte geen geldig vervoersbewijs kon tonen. De wachtmeester heeft verdachte toen medegedeeld dat hij, verdachte, met ingang van 15 maart 2017 een inreisverbod heeft voor de duur van 10 jaar en dat tot 15 maart 2027 zijn verblijf in Nederland strafbaar is. Verdachte heeft aangegeven dat hij dit heeft begrepen. [11]
Verdachte verklaarde bovendien dat hem wel is verteld dat hij ongewenst is in Nederland maar dat hij de brieven hierover nooit heeft ontvangen. De verbalisant deelt verdachte daarop mee dat aan hem een beschikking is uitgereikt waaruit volgt dat hij sinds februari 2017 niet meer welkom is in Nederland en dat hij daar toen kennis van heeft genomen. Op de vraag waarom hij het land daarna niet heeft verlaten geeft verdachte aan dat hij die papieren heeft verloren en dat hij ook niets heeft in [geboorteplaats/-land] . Hij is ook niet van plan te vertrekken. [12]
Verdachte is op 3 juli 2022 in Nederland aangehouden in de Coop supermarkt te Arnhem. [13]
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 juli 2022 als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist dat hem een inreisverbod was opgelegd.
Feit 2
Aan verdachte is op 23 januari 2022 door Coop een winkelontzegging overhandigd, waarmee hem de toegang tot alle Coop winkels werd ontzegd voor de duur van 12 maanden. Deze ontzegging is door de beveiliger van de Coop en door verdachte als ontvanger ondertekend. [14]
Verdachte is op 3 juli 2022 aangetroffen en aangehouden in de Coop supermarkt aan de Spijkerlaan te Arnhem. [15] De Coop supermarkt is een besloten lokaal als bedoeld in artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) nu een supermarkt niet voor openbare dienst bestemd is.
Door een medewerker van Coop is aangifte gedaan van huisvredebreuk/lokaalvredebreuk, omdat verdachte werd aangetroffen in de winkel terwijl hij een winkelontzegging heeft tot 23 januari 2023. [16]
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan huisvredevredebreuk.
Parketnummer 05/162900-22 [17]
De feiten
De hiervoor vastgestelde feiten ten aanzien van het tweede tenlastegelegde feit onder parketnummer 05/182970-22 zijn ook van toepassing op het hier onder parketnummer 05/162900-22 tenlastegelegde. Deze moeten als herhaald en ingelast worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank moet beoordelen of verdachte op of omstreeks 30 juni 2022 wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard of tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen informatie biedt waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte op enig moment ongewenst is verklaard. Dat verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard kan dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat tegen verdachte een inreisverbod, als genoemd onder de vastgestelde feiten onder parketnummer 05/182970-22 ten aanzien van feit 2, is uitgevaardigd en dat hij dat op 30 juni 2022 wist, nu er in 2017 tot en met 2019 verschillende procedures zijn gevoerd namens verdachte om het inreisverbod op te laten heffen.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee verdachte op 3 september 2020 heeft getroffen op een NS-station en constateerde dat verdachte geen geldig vervoersbewijs kon tonen. De wachtmeester heeft verdachte toen medegedeeld dat hij, verdachte, met ingang van 15 maart 2017 een inreisverbod heeft voor de duur van 10 jaar en dat tot 15 maart 2027 zijn verblijf in Nederland strafbaar is. Verdachte heeft aangegeven dat hij dit heeft begrepen. [18]
Verdachte is op 30 juni 2022 in Nederland, in Arnhem, aangehouden. [19]
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als vreemdeling in Nederland verbleef, terwijl hij wist dat hem een inreisverbod was opgelegd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de parketnummers 05/182970-22, 05/164572-22 en 05/162900-22, heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/182970-22:
1.
hij op
of omstreeks19 juli 2022, in de gemeente Arnhem,
twee
, althans een of meer,broodjes,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert
Heijn
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen
(in ofuit een winkel aan de
Klarendalseweg 139 aldaar
)met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2022, in de gemeente Arnhem, althans in Nederland,
als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist
of ernstige reden had te vermoeden
- dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van

de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF

-dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van
artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Parketnummer 05/164572-22:
1.
hij op
of omstreeks3 juli 2022 te Arnhem, althans in Nederland, als vreemdeling
heeft verbleven, terwijl hij wist
of ernstige reden had te vermoeden
- dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van

de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF

-dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van
artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
2.
hij op
of omstreeks3 juli 2022 te Arnhem, in het besloten lokaal gelegen aan de
Spijkerlaan 26 bij de Coop
, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,in
gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met
ingang van 23 januari 2022 schriftelijk de toegang tot die Coop ontzegd voor de duur
van 12 maanden.
Parketnummer 05/162900-22:
hij op of omstreeks 30 juni 2022 te Arnhem, althans in Nederland,
als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist
of ernstige reden had te vermoeden
- dat hij op grond van een wettelijk voorschrift, te weten artikel 67 van

de Vreemdelingenwet 2000, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF

-dat tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van
artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/182970-22
feit 1:
diefstal
feit 2:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te
vermoeden, dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing
van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000
Parketnummer 05/164572-22
feit 1:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te
vermoeden, dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing
van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000
feit 2:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Parketnummer 05/162900-22
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te
vermoeden, dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing
van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de op te leggen maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren zal worden opgelegd zonder aftrek van de dagen die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis. Verdachte veroorzaakt veel overlast. De artikel 197-feiten (het onrechtmatig verblijf in Nederland) volgen steeds op een ander strafbaar feit. Verdachte dient het land te verlaten, maar heeft dit tot op heden niet gedaan. Inmiddels lijkt ook gedwongen terugkeer naar [geboorteplaats/-land] mogelijk te zijn. In Nederland heeft verdachte geen verblijfstatus, geen verblijfplaats, geen dagbesteding en geen inkomen. Hij zwerft op straat en heeft psychische problemen. Verdachte zal door blijven gaan met het plegen van strafbare feiten. Er is voldaan aan al de vereisten voor een ISD-maatregel, 10 misdrijven in 5 jaar waarvan 1 in het afgelopen jaar. De ISD-maatregel is gericht op beëindiging van recidive en beveiliging van de maatschappij. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Tijdens de ISD-maatregel moet de remigratie van verdachte naar [geboorteplaats/-land] worden gerealiseerd en dan is een nog uit te zitten gevangenisstraf belemmerend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt afgestraft voor de feiten in plaats van hem de ISD-maatregel op te leggen. Verdachte is al eerder veroordeeld tot een ISD-maatregel. Het is de vraag of deze dure maatregel geschikt is om de uitzetting van verdachte te realiseren. Er moet rekening worden gehouden met de kans dat er in de twee jaar van de maatregel geen behandeling en geen realisatie van de terugkeer mogelijk is, verdachte zal dan die twee jaar helemaal moeten uitzitten. Verdachte is al in Nederland vanaf 1983, het is spijtig dat hij toch zal moeten terugkeren naar [geboorteplaats/-land] . Verzocht wordt om verdachte af te straffen en de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. Op die manier hangt er niets meer boven zijn hoofd en kan er in dat kader worden gekeken naar de mogelijkheden van terugkeer voor verdachte, mogelijk op vrijwillige basis.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Terugkeerrichtlijn
De rechtbank stelt vast dat verdachte onder het personele bereik van de Terugkeerrichtlijn valt. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Hoge Raad volgt dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan een vreemdeling zonder rechtmatige verblijfstatus, zoals verdachte, die zonder geldige reden om niet terug te keren, illegaal in Nederland verblijft, strijdig is met de Terugkeerrichtlijn, indien de stappen van de in de Terugkeerrichtlijn vastgestelde terugkeerprocedure nog niet zijn doorlopen. Die strafoplegging kan immers de verwezenlijking van de doelstelling van de Terugkeerrichtlijn -de invoering van een doeltreffend beleid van verwijdering en terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen in gevaar brengen.
Uit het procesdossier is niet gebleken of de Nederlandse overheid actief stappen heeft genomen om verdachte naar [geboorteplaats/-land] te laten terugkeren. De concrete stappen die van de Nederlandse autoriteiten mogen worden verwacht, moeten worden gezien in samenhang met hetgeen de vreemdeling (verdachte) zelf doet of nalaat. Uit het dossier is gebleken dat verdachte bij de verschillende verhoren in de strafzaken eveneens is gehoord over zijn onrechtmatige verblijf in Nederland en zijn plannen om te vertrekken naar [geboorteplaats/-land] . Verdachte is hierin duidelijk. Hij wil niet naar [geboorteplaats/-land] en zegt dat hij daar niets heeft. Ook wanneer met hem wordt besproken dat hij bij de [geboorteplaats/-land] ambassade weer een paspoort zou kunnen krijgen geeft hij aan niet te willen. Al met al concludeert de rechtbank dat verdachte in aanmerking komt voor oplegging van een straf of maatregel.
Aangezien echter geen feiten en omstandigheden zijn gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de terugkeerprocedure reeds eerder (zonder succes) is doorlopen kan de terugkeerprocedure niet als doorlopen worden beschouwd. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte is dan ook in strijd met de Terugkeerrichtlijn.
Justitiële documentatie en rapportages
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan verschillende strafbare feiten. Binnen drie weken is verdachte aangehouden voor winkeldiefstal en lokaalvredebreuk. Hij veroorzaakt met het plegen van strafbare feiten veel overlast in de maatschappij en schade, zoals extra werk, bij aangevers.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij al vaak is veroordeeld voor soortgelijke maar ook ernstiger feiten. Aan verdachte is -al langer geleden- een TBS-maatregel en ook een ISD-maatregel opgelegd. Daarnaast heeft verdachte verschillende malen in detentie verbleven.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 7 september 2022 waarin het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Verder wordt aangegeven dat interventies uitgeput zijn en wordt geadviseerd bij een veroordeling een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Er wordt geen andere mogelijkheid tot resocialisatie en rehabilitatie voor verdachte gezien dan remigratie naar [geboorteplaats/-land] om daar een bestaan op te bouwen. De reclassering indiceert remigratie in het kader van de ISD-maatregel. Vanuit de ISD-detentie-unit kan dan de remigratie van verdachte met hulp van de Dienst Terugkeer en Vertrek gerealiseerd worden.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het beknopte advies van 28 juli 2022 van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP). Hierin is onder andere aangegeven dat geen contra-indicaties zijn gevonden voor het opleggen van de ISD-maatregel. Binnen de ISD-maatregel kan gekeken worden of betrokkene mee wil werken aan remigratie naar [geboorteplaats/-land] , optioneel in een psychiatrische zorgvoorziening. Hij kan binnen de ISD-afdeling ook worden gestabiliseerd, aldus dit advies.
Gelet op het strafblad en de adviezen van het Leger des Heils en het NIFP dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De eerder aan hem opgelegde straffen en maatregelen hebben niet geleid tot het voorkomen van recidive. Verdachte lijkt ook niet zelfstandig in staat te zijn te stoppen met het plegen van strafbare feiten. Dit is mede ingegeven door het gebrek aan inkomsten, huisvesting en zijn psychische problematiek.
Artikel 38m Wetboek van Strafrecht
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden van artikel 38m Sr is voldaan nu voor diefstal voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte in de afgelopen vijf jaar driemaal is veroordeeld voor een misdrijf tot vrijheidsbenemende maatregel en die ten uitvoer zijn gelegd, de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd na deze tenuitvoerlegging, het recidiverisico hoog is en de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist. Daarnaast wordt in de adviezen van het NIFP en Leger des Heils met redenen omkleed geadviseerd tot het opleggen van de maatregel.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat ook is voldaan aan de vereisten, gesteld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, waaraan het Openbaar Ministerie is gebonden bij het vorderen van de ISD-maatregel. Gelet op het aantal feiten waarvoor verdachte onherroepelijk is veroordeeld en de feiten die in dit vonnis tot een bewezenverklaring hebben geleid, is sprake van een actieve veelpleger. Tegen hem zijn over een periode van vijf jaren processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf.
Gelet op de overlast die verdachte veroorzaakt is het opleggen van de ISD-maatregel ook passend. Het opleggen van de ISD-maatregel zal bescherming bieden aan de maatschappij tegen het plegen van strafbare feiten door verdachte omdat de voortzetting van het criminele gedragspatroon van verdachte door de vrijheidsbeneming feitelijk onmogelijk wordt gemaakt.
Opleggen ISD-maatregel in relatie tot de Terugkeerrichtlijn
De rechtbank acht alle vijf de tenlastegelegde feiten bewezen. De strafrechtelijke reactie die hierop moet volgen dient remigratie van verdachte naar [geboorteplaats/-land] niet in de weg te staan. Zoals ook volgt uit het advies van het Leger des Heils kan binnen de ISD-maatregel ingezet worden op remigratie van verdachte naar [geboorteplaats/-land] . Indien gedurende de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel uitzetting mogelijk blijkt zal uitzetting in beginsel worden gerealiseerd, zonder dat de ISD-maatregel hieraan in de weg zal staan. In de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers is ook vastgelegd dat indien tijdens de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel zich de mogelijkheid tot uitzetting van een illegale vreemdeling voordoet, in beginsel uitzetting zal volgen voordat de gehele maatregel geheel ten uitvoer is gelegd. De maatregel zal dan beëindigd worden, waartoe de minister van justitie ingevolge artikel 6:6:20 Sv de mogelijkheid heeft.
Dat dit ook in dit geval de bedoeling is, is door de officier van justitie ter terechtzitting bevestigd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaar passend en geboden is, zonder aftrek van voorarrest.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/124478-22)

De politierechter heeft verdachte op 1 juni 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden.
Voor de parketnummers 05/164572-22 en 05/162900-22 is de vordering tot tenuitvoerlegging van deze straf aangebracht.
De officier van justitie vordert de afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, omdat tijdens de ISD-maatregel ingezet moet worden op de realisatie van remigratie van verdachte naar [geboorteplaats/-land] . De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zou die remigratie dan mogelijk doorkruisen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de tenuitvoerlegging moet worden toegewezen. Op die manier kan verdachte alles uitzitten en via die weg kan tevens gekeken worden naar de mogelijkheden voor verdachte om terug te keren naar [geboorteplaats/-land] .
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Zoals eerder overwogen is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in strijd met de Terugkeerrichtlijn. Ook kan het tenuitvoerleggen van een eerder opgelegde gevangenisstraf de uitvoering van de ISD-maatregel en de remigratie van verdachte doorkruisen. De rechtbank zal de vordering tenuitvoerlegging afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 138, 197, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van op 1 juni 2022 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf af (parketnummer 05/124478-22).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W.R. Koch (voorzitter), mrs. T.P.E.E. van Groeningen en E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van D.P.H. Snellink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 november 2022.
De griffier en mr. Van Bergen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022329733, gesloten op 20 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Schriftelijke bescheiden, beschikking van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 27 februari 2017, p. 35-49.
3.Staatscourant nr. 12142 van 1 maart 2017, p. 27.
4.Beschikking Staatssecretaris van Veiligheid en Justitied.d. 28 juni 2017, p. 50-52.
5.Beschikking Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie d.d. 20 september 2018 (in procesdossier parketnummer 05/164572-22).
6.Uitspraak Rechtbank Den Haag 18 juli 2019 (in procesdossier parketnummer 05/162900-22).
7.Uitspraak AbrRvS 16 september 2019 (in procesdossier parketnummer 05/162900-22).
8.Proces-verbaal van bevindingen algemeen KMar, p. 33.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022300365, gesloten op 3 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Proces-verbaal van bevindingen AVIM, p. 17.
12.Proces-verbaal verklaring verdachte, p. 23.
13.Proces-verbaal van aanhouding, p. 4.
14.Winkelontzegging Coop, p. 16a.
15.Proces-verbaal van aanhouding, p. 4.
16.Proces-verbaal aangifte, p. 16.
17.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022293953, gesloten op 1 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
18.Proces-verbaal van bevindingen AVIM, p. 17.
19.Proces-verbaal van aanhouding, p. 8.