ECLI:NL:RBGEL:2022:7399

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
05/880384-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor medeplegen van witwassen en betrokkenheid bij hennepkwekerijen

Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 53-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van witwassen en betrokkenheid bij meerdere hennepkwekerijen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen, waarbij hij samen met zijn partner een contant geldbedrag van in totaal € 326.201,00 had gewitwashed. Dit bedrag was verkregen uit criminele activiteiten, waaronder de exploitatie van hennepkwekerijen. De rechtbank stelde vast dat de verdachte en zijn medeverdachte onvoldoende legale inkomsten hadden om hun contante uitgaven te verklaren, wat leidde tot de conclusie dat het geld afkomstig was uit misdrijf. De verdachte had ook een actieve rol gespeeld in de exploitatie van hennepkwekerijen, waar hij hennepplanten had geleverd en advies had gegeven. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, samen met een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat leidde tot een milder oordeel over de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/880384-17
Datum uitspraak : 21 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. W.J. Ausma, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 25 maart 2019, te Tiel en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), een of meer voorwerp(en), te weten één of meer (grote) geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer 326.201 euro), verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een of meer van die geldbedrag(en), gebruik gemaakt, immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s):
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) 120.035 euro gestort op zijn/hun verdachtes bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] en/of
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) 12.600 euro betaald aan [bedrijf 1] en/of
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) 7.800 euro betaald ten behoeve de huur van de woning aan [adres] te [woonplaats] en/of
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) 61.500 euro betaald ten behoeve van de aankoop van één of meer chalets en/of
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 33.479 euro betaald ten behoeve van de huur van de standplaats(en) van één of meer chalets en/of
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal)(ongeveer) 39.508 euro heeft betaald aan reisbureau [reisbureau] en/of
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal)(ongeveer) 25.152 euro heeft uitgegeven aan huishoudelijke uitgaven en/of kleding en/of schoenen en/of
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 26.127 euro heeft betaald aan één of meer andere perso(o)n(en) en/of bedrijven,
terwijl hij wist dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 31 augustus 2018 te Tiel en/of te IJzendoorn, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • in een pand aan gelegen aan de [adres en plaats 1] , een hoeveelheid van (in totaal) 177, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of
  • in een pand gelegen aan [adres en plaats 2] , een hoeveelheid van (in totaal) 300, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of
  • in een pand gelegen aan het [adres en plaats 3] een hoeveelheid van (in totaal) 600, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op of omstreeks 03 juli 2018 te Tiel tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
  • vier, althans een aantal, cannacutters en/of
  • twee, althans een aantal perforators en/of
  • twee, althans een aantal ventilatoren en/of
  • negen, althans een aantal, armaturen van lampen en/of
  • een schakelbord en/of
  • drie, althans een aantal assimilatielampen en/of
  • een insectendoder en/of
  • een slakkenhuis en/of
  • groeibevorderende middelen en/of
  • stekkenpoeder en/of
  • een aantal (stekken)trays ,
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte deels heeft bekend zich schuldig te hebben gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft echter een verklaring gegeven die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is voor de herkomst van meerdere goederen, de legale inkomsten van verdachte dienen dan ook niet te worden meegenomen in het vast te stellen bedrag.
Beoordeling door de rechtbank
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen, zoals omschreven in artikel 420bis, in samenhang met artikel 420ter, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van artikel 420bis, eerste lid, aanhef en onder b, Sr opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, indien op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden het niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Wanneer door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, dan mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Vermoeden van witwassen – de contante geldstroom
De officier van justitie verdenkt verdachte en zijn partner, medeverdachte [medeverdachte] (verder: medeverdachte), er – kortgezegd – van dat zij in de ten laste gelegde periode samen een contant geldbedrag van in totaal € 326.201,00 hebben witgewassen. Dit bedrag is berekend aan de hand van gegevens van de Belastingdienst, onderzoek in de in beslag genomen administratie van de onderneming [bedrijf 2] en het ingestelde financiële onderzoek naar de inkomsten en uitgaven van verdachte en medeverdachte. Er is onderzocht in hoeverre verdachte in de onderzoeksperiode meer contante uitgaven heeft gedaan dan via legale bron kan worden verantwoord, ofwel beschikbaar was. Indien die totale contante uitgaven groter zijn dan de legaal ontvangen gelden, duidt dat op een onbekende bron van contante ontvangsten.
De rechtbank zal allereerst beoordelen of sprake is van meer contante uitgaven dan beschikbaar uit legale (contante) gelden.
Uit het financieel onderzoek van Team Financiële Opsporing blijkt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 25 maart 2019 een groot aantal contante uitgaven heeft gedaan, waaronder:
  • contante stortingen op bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] : € 120.035,00;
  • contante uitgaven salaris [medeverdachte] via [bedrijf 1] : € 12.600,00;
  • contante uitgaven huur van de woning aan de [adres] te [woonplaats] : € 7.800,00;
  • contante uitgaven aankoop van chalets: € 61.500,00;
  • contante uitgaven huur van de standplaatsen van chalets: € 33.479,85;
  • contante uitgaven reisbureau [reisbureau] : € 39.508,62;
  • contante betalingen aan huishoudelijke uitgaven, kleding en schoenen: € 25.152,24;
  • contante betalingen aan personen of bedrijven: tenminste € 26.127,00.
De in de – inzichtelijke en duidelijke – berekening van de politie opgesomde contante stortingen en betalingen zijn door de rechtbank gecontroleerd en juist bevonden aan de hand van de onderliggende stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat de genoemde contante uitgaven kloppen. [3]
De netto-inkomsten van onderneming [bedrijf 2] zijn volgens de gegevens van de Belastingdienst over 2013 tot en met 2016 in totaal € 84.251,00. Van de jaren 2017 en 2018 zijn geen resultaten beschikbaar. Verdachte heeft over die jaren verklaard dat hij in 2018 “voor nog geen 2.000 euro omzet” had en dat 2017 “wel een acceptabel jaar” was maar dat hij volgens hem niet boven de 20 klussen uit kwam. [4]
Medeverdachte heeft blijkens gegevens van de Belastingdienst over 2017 € 12.669,78 en over 2018 € 6.660,80 als legale inkomsten uit werk opgegeven, uit werk bij [bedrijf 3] , [bedrijf 1] en [bedrijf 4] .
De contante uitgaven door verdachte en medeverdachte bedroegen substantieel meer dan de door of namens verdachte aangegeven omzetbedragen in de aangiften omzetbelasting en de inkomensgegevens in de aangiften inkomstenbelasting. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij betrokken was bij de bouw, advies en exploitatie van hennep(stekken)kwekerijen en de handel in hennepstekken. Hij heeft uit de handel in hennepstekken inkomsten ontvangen. [6] Het contante geld kwam voornamelijk van zijn schilderwerk en andere klussen. Die andere klussen kon van alles zijn, van hennepstekkenhandel tot helpen verhuizen, aldus verdachte. Als hij er tussen kon zitten dan deed hij dat. Het was voor hem gewoon werk, hij beschouwde het niet als strafbaar handelen om te handelen in hennepstekken. [7]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat sprake is van meer (contante) uitgaven dan beschikbaar was uit legale (contante) bronnen.
Vermenging legaal en illegaal inkomen
Uit het deelonderzoek witwassen blijkt dat de door of namens verdachte gedane aangiften omzetbelasting en inkomstenbelasting vermoedelijk onjuist zijn gedaan en de inkomsten niet te beschouwen zijn als legale inkomsten. De verkoopfacturen van [bedrijf 2] zijn opgemaakt aan de hand van de door verdachte opgegeven werkzaamheden en bedragen voor schilderwerk, maar ook voor zwart kluswerk en de handel in hennepstekken. [8] Zo heeft verdachte verklaard dat als hij met schilderwerk bijvoorbeeld € 500,00 te weinig had verdiend om rond te komen, dan moest hij die € 500,00 met ander kluswerk/handel verdienen. Die € 500,00 ging dan wel bij de boekhouding alsof het werk was voor zijn schildersbedrijf. Hij zei niet tegen de boekhouder wat het was, maar gaf hem aan dat hij het op een bepaalde dag voor een bepaalde klus had ontvangen alsof het voor zijn bedrijf was. Soms zette hij er een naam bij en soms geen naam. Die boekhouder gaf het dan op bij de Belastingdienst en daar betaalde hij dan belasting over. Hij had € 1.800,00 per maand nodig om te storten om de rekeningen te kunnen betalen. Als hij extra rekeningen verwachtte, stortte hij wel meer dan € 1.800,00 per maand. Hij heeft ook verklaard dat hij – naast de contante betalingen uit legale inkomsten – ook contante betalingen heeft gedaan met inkomsten afkomstig uit de handel in hennep. [9] Verdachte heeft verklaard dat niet meer te achterhalen is wat nu precies met legale werkzaamheden is verdiend [10] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet vast te stellen is welke contante uitgaven zijn gedaan met de legale inkomsten uit schilderwerk en welke betalingen zijn gedaan met de uit enig misdrijf afkomstige inkomsten uit werk dat niet is opgegeven aan de Belastingdienst en inkomsten uit de hennep(stekken)handel. Van alle contante gelden kan gezegd worden dat verdachte in ieder geval wist dat de gestelde legale en illegale inkomsten op deze manier vermengd werden en dat een deel van het vermengde geld is uitgegeven aan goederen en diensten. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte en medeverdachte onvoldoende legale inkomsten hadden, waardoor zij niet in staat waren om alle bovengenoemde uitgaven te doen. Daarmee is bewezen dat het uitgegeven contante geld in ieder geval gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig was en dat verdachte dat ook wist.
Volgens vaste rechtspraak is vanwege de omzetting van het geld in goederen en diensten reeds sprake van het verbergen en verhullen van de criminele herkomst van het geld. Dit betekent dat verdachte zich aan witwassen heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van meerdere contante geldbedragen met een totale waarde van € 326.201,00. Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte gedurende een ruime periode meerdere geldbedragen heeft witgewassen.
Medeplegen van gewoontewitwassen
De rechtbank is verder van oordeel dat in de gegeven omstandigheden een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] kan worden verondersteld. Er was sprake van een economische eenheid en zij hebben beiden geprofiteerd van de criminele gelden door deze gelden uit te geven. [verdachte] heeft over de herkomst van het geld verklaard dat hij vermoedde dat zijn echtgenote [medeverdachte] het wel een klein beetje wist “Geld komt niet zomaar uit de lucht vallen”.
Daar komt bij dat verdachte heeft verklaard dat hij contante gelden aan [naam] heeft gegeven en [naam] dit vervolgens via de onderneming [bedrijf 1] als salaris heeft overgemaakt naar de bankrekening van zijn vrouw [medeverdachte] en zijn vrouw voor zover hij weet daar helemaal niet heeft gewerkt. [11]
Verdachte is ter zitting teruggekomen op deze verklaring en verwijst naar de verklaring van medeverdachte die heeft verklaard dat zij daar daadwerkelijk op grond van een arbeidsovereenkomst van een half jaar voor [bedrijf 1] heeft gewerkt, zij het maar een paar dagen omdat zij depressief werd.
De eerst genoemde verklaring van verdachte bij de politie vindt echter steun in de aangetroffen salarisspecificaties. Deze salarisspecificaties komen niet overeen met de verklaring van medeverdacht en het opgestelde arbeidscontract waarnaar medeverdachte verwijst, nu die salarisspecificaties bijvoorbeeld zien op zeven maandelijkse loonbetalingen van € 1.800,00 in plaats van de contractduur van zes maanden [12] . Dit bevestigt de verklaring van verdachte dat de uitbetalingen niet daadwerkelijk voorvloeien uit een reële arbeidsovereenkomst, maar het gevolg zijn van zijn contante betaling aan [naam] . Dat de eerste verklaring van verdachte hem in de mond zou zijn gelegd door de politie acht de rechtbank niet geloofwaardig, mede gezien de ondersteuning in de salarisspecificaties en temeer nu verdachte dat niet eerder heeft aangevoerd, terwijl er ook verder niet is aannemelijk gemaakt waarom verdachte daar in eerste instantie ten onrechte niet de waarheid heeft gesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank was geen sprake van een daadwerkelijke arbeidsrelatie tussen [bedrijf 1] en [medeverdachte] , maar werd dit opgezet zodat verdachte een deel van zijn contante geld via de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 1] en zijn echtgenote kon witwassen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte] zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan het witwassen van geld met een criminele herkomst.
Gelet op de frequentie en de ruime periode (2013 – 2018) acht de rechtbank tevens het gewoontewitwassen wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, met dien verstande dat rekening moet worden gehouden met de rol van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de [adres en plaats 1]
Op 18 juni 2018 werd in de woning aan de [adres en plaats 1] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Op de eerste verdieping van de woning bevond zich een kweekruimte met hennepplanten. [13] Van een in de kwekerij aangetroffen zwart/turquoise schaar is een bemonstering genomen. [14] In die bemonstering is een DNA-profiel aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. De kans op een dergelijke match met een willekeurig persoon is kleiner dan 1 op 1 miljard. [15]
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij wist dat [bewoner van adres en plaats 1] hennep in zijn woning had staan. Hij heeft verklaard dat hij er wel eens binnen is geweest en zeker als er een probleem was met bijvoorbeeld ongedierte of als de planten geel werden. Verdachte wist dan precies wat de planten tekort kwamen. Hij heeft advies gegeven [16] . Verdachte heeft niet geholpen met het bouwen van de ruimte, dat heeft [bewoner van adres en plaats 1] zelf gedaan, aldus verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de hennepplanten aan [bewoner van adres en plaats 1] heeft geleverd en hem heeft geholpen en geadviseerd over de verzorging van de planten. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij ook handelingen heeft verricht in de kwekerij, ook op momenten dat [bewoner van adres en plaats 1] zelf niet aanwezig was. Hij heeft namelijk voorgedaan hoe de planten teruggesnoeid moesten worden. Hij kreeg voor zijn bemoeienis 10% van de opbrengst [17]
De politie heeft bij het aantreffen van de hennepkwekerij vastgesteld dat er 177 (moeder)hennepplanten stonden [18] . Verdachte betwist dit en zegt dat slechts 120 hennepplanten aanwezig waren. Deze verklaring van verdachte wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen, terwijl geen reden is te twijfelen aan de telling door de verbalisanten. De rechtbank gaat dan ook uit van het aantal hennepplanten dat op 18 juni 2018 in de woning is aangetroffen, te weten 177.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte met het leveren van de stekken, het geven van advies en het daadwerkelijk uitvoeren van handelingen om de oogst te verbeteren een dusdanige betrokkenheid heeft bij de exploitatie van de hennepkwekerij aan de [adres en plaats 1] , dat hij ten aanzien van het kweken en aanwezig hebben van de hennepplanten gezien moet worden als mededader, zoals dat ook tot uitdrukking wordt gebracht in de afspraak dat hem 10% van de opbrengst toekwam.
Ten aanzien van de [adres en plaats 2]
Op 31 augustus 2018 werd op het perceel [adres en plaats 2] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In kweekruimte 1 stonden 154 hennepplanten en in kweekruimte 2 stonden 146 hennepplanten. [19]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij de ruimte waarin de kwekerij aan de [adres en plaats 2] is aangetroffen heeft verhuurd aan twee personen. Een daarvan heeft het werk in de ruimte veelal gedaan en af en toe had hij iemand bij zich die hem hielp. Getuige [getuige] heeft gezien dat ze een wand hebben geplaatst en een stelling hebben gebouwd waar een conditioneringsapparaat op kwam te staan. Getuige [getuige] heeft de personen omschreven. Getuige [getuige] had het idee dat de donkere man de leiding had en dat de andere man meer de klusjesman was. Aan getuige [getuige] zijn foto’s getoond van medeverdachte [medeverdachte] (foto 1) en van verdachte [verdachte] (foto 2). [20] Getuige [getuige] heeft de personen die hem werden getoond op foto’s respectievelijk herkend als de donkere man waarover hij sprak, “het brein achter dit alles” in zijn beleving (foto 1) en als de klusjesman waarover hij sprak (foto 2). Hij heeft deze personen herkend als de personen met wie hij afspraken heeft gemaakt over het huren van de ruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat de donkere man ( [verdachte] ) er in het begin bij was met de deal maar daarna niet meer. De andere persoon, de klusjesman (medeverdachte [medeverdachte 2] ), is de persoon die het meeste kwam en hij was ook bij de deal aanwezig. Hij was het met name die het werk deed qua verbouwen en die ook bleef komen, aldus de getuige. [21]
Uit het rapport baken blijkt dat het toestel van verdachte [verdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer] op 27 juni 2018 bij de zendmast in IJzendoorn is geweest. [22]
Verdachte heeft verklaard dat hij ook bij deze hennepkwekerij betrokken is geweest. Hij heeft verklaard dat hij getuige [getuige] in contact heeft gebracht met een kennis die daar een hennepkwekerij wilde starten. Verdachte heeft verklaard dat hij 10% van de opbrengst zou krijgen. Kort daarna waren er problemen met de airco en heeft verdachte daarbij geholpen. Hij heeft foto’s gemaakt en op internet gezocht hoe hij de problemen kon oplossen. [23]
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte af dat hij een belangrijk aandeel had in de hennepkwekerij. Uit de verklaring van getuige [getuige] leidt de rechtbank af dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] , een ruimte heeft gehuurd en verdachte verklaart zelf ook dat hij heeft bemiddeld over het huren van de ruimte. Daarnaast heeft verdachte zelf verklaard dat hij 10% van de opbrengst zou krijgen en heeft geholpen bij problemen met de airco. Uit de door verdachte verrichte handelingen blijkt dat verdachte een dusdanige rol had dat kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking en daarmee kan medeplegen worden bewezen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen betrokken is geweest bij de exploitatie van de hennepkwekerij aan de [adres en plaats 2] .
Ten aanzien van het [adres en plaats 3]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking garageboxen, p. 209 en 210;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 221;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2022.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking garageboxen, [garagebox 1] en [garagebox 2] (met bijlagen, [garageboxen 3 t/m 5] );
- het proces-verbaal van bevindingen, [garagebox 6] (met bijlagen, [garageboxen 6 t/m 15] );
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 december 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2013 tot en met 25 maart 2019, te Tiel en
/of (elders
)in Nederland, tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
),
althans alleen,van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
),
een of meervoorwerp
(en
), te weten
één of meer (grote
)geldbedrag
(en
)(tot een totaal van ongeveer 326.201 euro),
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/ofomgezet, en
/ofvan
een of meer vandie geldbedrag
(en
), gebruik gemaakt, immers
heeft/hebben
hijverdachte en
/ofzijn mededader
(s
):
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) 120.035 euro gestort op zijn/hun verdachtes bankrekening met nummer [bankrekeningnummer] en
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) 12.600 euro betaald aan [bedrijf 1] en
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) 7.800 euro betaald ten behoeve de huur van de woning aan [adres] te [woonplaats] en
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) 61.500 euro betaald ten behoeve van de aankoop van één of meer chalets en
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 33.479 euro betaald ten behoeve van de huur van de standplaats(en) van één of meer chalets en
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal)(ongeveer) 39.508 euro heeft betaald aan reisbureau [reisbureau] en
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal)(ongeveer) 25.152 euro heeft uitgegeven aan huishoudelijke uitgaven en/of kleding en/of schoenen en
  • een of meer contante geldbedrag(en) van (in totaal) (ongeveer) 26.127 euro heeft betaald aan één of meer andere perso(o)n(en) en/of bedrijven,
terwijl hij wist dat die
/datvoorwerp
(en
)geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waswarenuit enig misdrijf;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 1 april 2018 tot en met 31 augustus 2018 te Tiel en
/ofte IJzendoorn,
gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • in een pand aan gelegen aan de [adres en plaats 1] , een hoeveelheid van (in totaal) 177
  • in een pand gelegen aan [adres en plaats 2] , een hoeveelheid van (in totaal) 300
  • in een pand gelegen aan het [adres en plaats 3] een hoeveelheid van (in totaal) 600,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op of omstreeks 03 juli 2018 te Tiel
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleenstoffen en
/ofvoorwerpen
heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd ofvoorhanden
heeftgehad, te weten
  • vier
  • twee
  • twee
  • negen
  • een schakelbord en
  • drie
  • een insectendoder en
  • een slakkenhuis en
  • groeibevorderende middelen en/of
  • stekkenpoeder en/of
  • een aantal (stekken)trays,
waarvan hij
en zijn mededader(s)wist
(en)of ernstige reden had
(den)te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van gewoontewitwassen
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 lid 2 van de Opiumwet, meermalen gepleegd
feit 3:
voorwerpen voorhanden hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn voor het plegen van een in artikel 11 lid 3 en 5 van de Opiumwet strafbaar gesteld feit

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een forse taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn partner geldbedragen – tot een totaalbedrag van ongeveer € 326.201,00 – witgewassen en hier een gewoonte van gemaakt. Er zijn contante geldbedragen met een criminele herkomst op een bankrekening gestort en hij heeft grote contante geldbedragen uitgegeven aan onder meer huur, aankoop van chalets, vakanties en huishoudelijke uitgaven. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving. Witwassen bevordert daarnaast het plegen van strafbare feiten. Door het wegsluizen van crimineel geld wordt namelijk de opsporing van de onderliggende misdrijven bemoeilijkt. Het kan niet anders dan dat verdachte zich bij dit alles enkel heeft laten drijven door winstbejag, zulks ten koste van de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het opzetten en exploiteren van hennepkwekerijen gedurende een langere periode. Het telen van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast en (brand-)gevaarlijke situaties veroorzaakt. Het telen van hennep levert daarnaast schade voor de maatschappij op. Deze schade bestaat ten eerste en vooral uit nadelige gevolgen voor de volksgezondheid. Ten tweede werkt de handel in hennep – gelet op de grote winsten die daarmee worden gemaakt – allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Kennelijk heeft dat hem er niet van weerhouden om nogmaals dergelijke strafbare feiten te plegen.
Uit het reclasseringsrapport van 30 november 2022 blijkt dat verdachte zijn leven voor zover mogelijk weer heeft opgepakt na de aanhouding in onderhavige zaak. De zaak had en heeft veel impact op het gezin, temeer omdat er inmiddels ruim 4 jaar zijn verstreken waarin het gezin in (financiële) onzekerheid over de toekomst zit. Verdachte lijkt geen problemen te ervaren op de diverse leefgebieden. De reclassering ziet voor zichzelf in deze zaak verder geen rol weggelegd. Rapporteurs schatten het recidiverisico in als laag.
De rechtbank houdt voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat een rechtbank binnen twee jaar nadat een verdachte redelijkerwijs rekening dient te houden met vervolging, een vonnis uitspreekt. Als aanvang van deze redelijke termijn geldt in onderhavige zaak de dag waarop verdachte werd aangehouden, te weten 3 december 2018. Verdachte kon op basis van deze omstandigheid in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank doet op 21 december 2022 uitspraak. De redelijke termijn is daarmee met een periode van ruim twee jaar overschreden, hetgeen niet voor rekening van verdachte moet komen. Deze overschrijding zal leiden tot matiging van de op te leggen straf.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet (meer) aan de orde is. Daarom zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis in het geval van het niet of niet goed uitvoeren van die taakstraf. De dagen die verdachte in verzekering gesteld en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zullen worden afgetrokken van de taakstraf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- 3, 11 en 11a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Bos (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en
mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2022.

De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door D.H.M. Donk Marlin en B.R. Koning van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2019090765, onderzoek ONRDC17001/DODO, gesloten op 2 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal deelonderzoek witwassen, p. 50 t/m 78.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 december 2022.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 570.
5.Proces-verbaal deelonderzoek witwassen, p. 41 t/m 47.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 december 2022.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 570 en 571.
8.Proces-verbaal deelonderzoek witwassen, p. 45.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 570 en 571.
10.Verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 december 2022.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 681.
12.Schriftelijke bescheiden, salarisspecificaties, p. 822 tot en met 827; Proces-verbaal van bevindingen, p. 2095 t/m 2099.
13.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij met moederplanten, p. 115 t/m 118.
14.Proces-verbaal sporenonderzoek p. 141 - 144.
15.Rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een overtreding van de Opiumwet in Tiel op 18 juni 2018, p. 171 – 175.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 187
17.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 december 2022.
18.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij met moederplanten, p. 115 t/m 118.
19.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 277 t/m 280.
20.Proces-verbaal van bevindingen zaaksdossier zaak 4, p. 272.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige] , p. 341.
22.Rapport baken en histo’s in IJzendoorn, p. 333 en 334.
23.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 december 2022.