ECLI:NL:RBGEL:2022:7398

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
05/880383-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor betrokkenheid bij een hennepkwekerij met een taakstraf als sanctie

Op 21 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 48-jarige man, die werd beschuldigd van betrokkenheid bij een hennepkwekerij. De verdachte was in de periode van 1 juni 2018 tot en met 31 augustus 2018 actief betrokken bij het telen van hennep in twee verschillende locaties in de gemeente Neder-Betuwe. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 31 augustus 2018 op een van de locaties 300 hennepplanten zijn aangetroffen. De officier van justitie heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de hennepkwekerij op de andere locatie, wat de rechtbank heeft gehonoreerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat heeft geleid tot een matiging van de straf. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/880383-17
Datum uitspraak : 21 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonadres] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. W.J. Ausma, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2018 tot en met 31 augustus 2018 te Tiel en/of te IJzendoorn, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • in een pand aan gelegen aan de [adres en plaats 1] , een hoeveelheid van (in totaal) 177, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of
  • in een pand gelegen aan [adres en plaats 2] , een hoeveelheid van (in totaal) 300, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 31 augustus 2018 werd op het perceel [adres en plaats 2] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In kweekruimte 1 stonden 154 hennepplanten en in kweekruimte 2 stonden 146 hennepplanten. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit met betrekking tot de hennepkwekerij aan de [adres en plaats 1] . Ten aanzien van de hennepkwekerij aan de [adres en plaats 2] heeft de raadsman bepleit dat verdachte alleen betrokken is geweest bij de aanleg (het vervaardigen) van de kwekerij. De raadsman vraagt vrijspraak voor alle overige verdenkingen.
Beoordeling door de rechtbank
Kwekerij [adres en plaats 2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij de ruimte waarin de kwekerij aan de [adres en plaats 2] is aangetroffen ongeveer 2,5 maand geleden heeft verhuurd aan twee personen. Eén daarvan heeft het werk in de ruimte veelal gedaan en af en toe had hij iemand bij zich die hem hielp. Getuige [getuige] heeft gezien dat ze een wand hebben geplaatst en een stelling hebben gebouwd waar een conditioneringsapparaat op kwam te staan. Getuige [getuige] heeft de personen omschreven. Getuige [getuige] had het idee dat de donkere man de leiding had en dat de andere man meer de klusjesman was. Aan getuige [getuige] zijn foto’s getoond van medeverdachte [medeverdachte] (foto 1) en van verdachte [verdachte] (foto 2). [3]
Getuige [getuige] heeft de personen die hem werden getoond op foto’s respectievelijk herkend als de donkere man waarover hij sprak, “het brein achter dit alles” in zijn beleving (foto 1) en als de klusjesman waarover hij sprak (foto 2). Hij heeft deze personen herkend als de personen met wie hij afspraken heeft gemaakt over het huren van de ruimte waarin de hennepkwekerij is aangetroffen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat de donkere man er in het begin bij was met de deal maar daarna niet meer. De andere persoon, de klusjesman, is de persoon die het meeste kwam en hij was ook bij de deal aanwezig. Hij was het met name die het werk deed qua verbouwen en die ook bleef komen, aldus de getuige. [4]
In het onderzoek zijn bakengegevens beschikbaar van de personenauto met kenteken [autokenteken] , die in gebruik is bij verdachte. Uit deze bakengegevens blijkt dat de auto van verdachte in totaal 23 keer heeft stilgestaan aan de [adres en plaats 2] . Verder blijkt uit deze gegevens gecombineerd met de historische gegevens van het telefoonnummer van verdachte ( [telefoonnummer] ) dat zowel de personenauto als de telefoon van verdachte in de maanden juni 2018 en juli 2018 meerdere keren tegelijk in [plaats 2] zijn geweest. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij mee is geweest naar de [adres en plaats 2] en dat hij heeft geholpen met dingen verbouwen. Zo heeft hij een voorwand gezet om een stuk van de koelcel af te zetten. Verdachte heeft verklaard dat hij wel wist dat ze daar iets wilden doen en wat het plan was. Hij heeft verklaard dat hij van tevoren heeft gezegd dat hij niks met planten te maken wilde hebben, maar dat hij wel een vermoeden had dat die voorwand voor een hennepkwekerij bedoeld was. De andere klussen die hij daar verricht heeft, hadden te maken met ventilatie voor de fruitplukkers die op het terrein verbleven. Verdachte heeft verklaard dat hij geen in werking zijnde hennepkwekerij heeft gezien op het terrein. [6]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een aandeel heeft gehad in de hennepkwekerij aan de [adres en plaats 2] . Uit de verklaring van getuige [getuige] leidt de rechtbank af dat verdachte samen met een andere man, verdachte [medeverdachte] , een ruimte heeft gehuurd. Verdachte heeft daar vervolgens een wand geplaatst terwijl hij wist dat daar een hennepkwekerij achter zou worden opgezet en is daar op verschillende data geweest. Uit de door verdachte verrichte handelingen blijkt dat verdachte een dusdanige rol had dat kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking en daarmee kan medeplegen worden bewezen.
Nu uit de verklaring van getuige [getuige] kan worden afgeleid dat de ruimte vanaf juni 2018 werd verhuurd en uit gegevens van het baken blijkt dat verdachte in juni 2018 en juli 2018 meerdere keren in [plaats 2] is geweest, stelt de rechtbank het begin van de ten laste gelegde periode vast op 1 juni 2018 in plaats van 1 april 2018.
Kwekerij [adres en plaats 1]
Ten aanzien van de ten laste gelegde hennepkwekerij aan de [adres en plaats 1] is de betrokkenheid van verdachte onvoldoende vast komen te staan, zodat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, met dien verstande dat verdachte partieel wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde hennepkwekerij aan de [adres en plaats 1] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1
apriljuni2018 tot en met 31 augustus 2018
te Tiel en/ofte [plaats 2]
, gemeente Neder-Betuwe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk heeft geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • in een pand aan gelegen aan de [adres en plaats 1] , een hoeveelheid van (in totaal) 177, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of
  • in een pand gelegen aan [adres en plaats 2] , een hoeveelheid van (in totaal) 300
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 lid 2 van de Opiumwet

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 80 uren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, vindt de raadsman een geheel voorwaardelijke taakstraf op zijn plaats.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan het opzetten en exploiteren van een hennepkwekerij gedurende een langere periode. Het telen van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast en (brand-)gevaarlijke situaties veroorzaakt. Het telen van hennep levert daarnaast schade voor de maatschappij op. Deze schade bestaat ten eerste en vooral uit nadelige gevolgen voor de volksgezondheid. Ten tweede werkt de handel in hennep – gelet op de grote winsten die daarmee worden gemaakt – allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 24 oktober 2022. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat een rechtbank binnen twee jaar nadat een verdachte redelijkerwijs rekening dient te houden met vervolging, een vonnis uitspreekt. Als aanvang van deze redelijke termijn geldt in deze zaak de dag waarop verdachte werd aangehouden, te weten 3 december 2018. Verdachte kon op basis van deze omstandigheid in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank doet op 21 december 2022 uitspraak. De redelijke termijn is daarmee met een periode van ruim twee jaar overschreden, hetgeen niet voor rekening van verdachte moet komen. Deze overschrijding zal leiden tot matiging van de op te leggen straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis in het geval van het niet of niet goed uitvoeren van die taakstraf, passend en geboden is. De dagen die verdachte in verzekering gesteld en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zullen worden afgetrokken van de taakstraf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Bos (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en
mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 december 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door D.H.M. Donk Marlin en B.R. Koning van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer 2019090765, onderzoek ONRDC17001/DODO, gesloten op 2 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 277 t/m 280.
3.Proces-verbaal van bevindingen zaaksdossier zaak 4, p. 272.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige] , p. 341 t/m 346.
5.Rapport baken en histo’s in [plaats 2] , p. 333 en 334.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.