ECLI:NL:RBGEL:2022:738

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
05/115642-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van kinderen door het onthouden van noodzakelijke zorg

Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van haar kinderen door hen de noodzakelijke zorg te onthouden. De zaak betreft de periode van 1 juli 2019 tot en met 27 november 2019, waarin de verdachte haar kinderen onvoldoende voeding, kleding en medische zorg heeft gegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen, die op dat moment 2, 5 en 6 jaar oud waren, ernstig zijn verwaarloosd. De officier van justitie heeft betoogd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk de gezondheid van haar kinderen heeft benadeeld door hen in een onhygiënische woonomgeving te laten verblijven en hen niet de noodzakelijke zorg te bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Ondanks de ernst van de feiten heeft de rechtbank besloten om geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de reeds genomen civielrechtelijke maatregelen. De kinderen zijn inmiddels uit huis geplaatst en de verdachte is uit de ouderlijke macht ontheven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/115642-21
Datum uitspraak : 15 februari 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. S. van Oers, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 februari 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 27 november 2019 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, haar kinderen [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2013) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 3] 2014) en/of [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag 4] 2017) opzettelijk heeft mishandeld,
immers heeft zij en/of haar mededader, met dat opzet (één of meermalen)
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onvoldoende (gezond) eten en/of op onregelmatige tijd(en) eten gegeven en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onvoldoende voorzien van (voor het seizoen van
het jaar toepasselijke) kleding en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] laten slapen en/of verblijven in (een) niet goed
geventileerde slaapkamer(s) zonder (voldoende) nachtkleding en/of (deugdelijk)
beddengoed en/of dekens om zich te kunnen verwarmen en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] de verzorging van het gebit onthouden en/of het
gebit niet laten verzorgen (door een tandarts) en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] de behandeling van (hardnekkig) hoofdluis
onthouden en/of niet verzorgd en/of
die [slachtoffer 3] gedurende de nacht en/of een gedeelte van de dag, in elk geval gedurende
een geruime tijd, opgesloten in haar (grotendeels kale) slaapkamer en/of (terwijl die
[slachtoffer 3] opgesloten zat) de luier van die [slachtoffer 3] niet tijdig heeft verschoond en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] blootgesteld aan een (langdurig) verblijf in een
niet hygiënische woonomgeving
ten gevolge waarvan verdachte en/of diens mededader een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke gewaarwording in of aan het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] teweeg heeft gebracht en/of ten gevolge waarvan voornoemde kinderen ernstig is/zijn benadeeld in zijn/haar/hun (geestelijke) gezondheid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2019 tot en met
27 november 2019 te Doetinchem, tezamen en in vereniging met haar mededader,
althans alleen,
(telkens) opzettelijk [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 2013) en/of [slachtoffer 2] (geboren
[geboortedag 3] 2014) en/of [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag 4] 2017) zijnde haar/hun zoon en/of
dochter(s), tot wier onderhoud, verpleging en verzorging zij als ouder(s) krachtens
de wet verplicht was/waren, in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten,
door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , adequate lichamelijke
verzorging en/of hygiëne en/of adequate voeding en/of inschakeling van medische
hulp/verzorging (onder meer: het gebit en/of de hoofdluis) te onthouden en/of
door onvoldoende hygiënemaatregelen in de woning in een situatie gebracht en/of gehouden die voor de gezondheid van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
schadelijk kon zijn.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Verdachte en medeverdachte [ouder] worden in de bewijsoverwegingen aangeduid bij hun achternamen.
De feiten:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2013), [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 3] 2014) en [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedag 4] 2017) zijn de kinderen van [ouders] . In de periode van 1 juli 2019 tot en met 27 november 2019 woonde het gezin aan de [adres 2] in Doetinchem. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onderdelen ‘zonder (voldoende) nachtkleding’ en ‘het niet tijdig verschonen van de luier van [slachtoffer 3] ’.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig bewijs. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat geen sprake is van opzet.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft ten aanzien van de volgende onderdelen uit de tenlastelegging acht geslagen op de hierna weergegeven bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het verzorgen van het gebit
Op 14 november 2019 heeft een gesprek op school plaatsgevonden met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Tijdens dit gesprek vertelde [slachtoffer 1] dat hij zijn tanden niet hoefde te poetsen omdat hij nog gaat wisselen. [slachtoffer 2] vertelde dat er geen tandpasta in huis was. [3]
Getuige [getuige 1] , de pleegouder van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat het gebit van [slachtoffer 1] erg slecht was en dat hij enorm uit zijn mond rook. In december 2019 is [getuige 1] samen met [slachtoffer 1] naar een noodtandarts geweest omdat [slachtoffer 1] niet meer kon eten van de kiespijn. Sindsdien is [getuige 1] meermaals met [slachtoffer 1] naar de tandarts geweest. [slachtoffer 1] heeft tegen [getuige 1] verteld dat hij thuis geen tanden hoefde te poetsen. [4]
Uit medische informatie van Kinderkliniek [naam 1] over het gebit van [slachtoffer 1] blijkt onder andere dat sprake is van tandheelkundige verwaarlozing, extreem tandbederf en een glazuurontwikkelingsstoornis. [slachtoffer 1] is onder algehele verdoving behandeld. De tandheelkundige behandeling bestond uit acht extracties, drie confectiekronen, zes vullingen, twee beschermende sealtants en één zenuwamputatie. [5] Uit de patiëntenkaart van Praktijk voor mondzorg [naam 2] blijkt dat [slachtoffer 1] voor die tijd voor het eerst op 29 januari 2020 bij die tandarts is geweest in verband met pijnklachten. Zijn gebit bleek slecht verzorgd te zijn en hij is op die dag behandeld aan een abces met zwelling. Verder blijkt uit de patiëntenkaart dat sprake was van meerdere (diepe) gaatjes in de tanden waarvan een deel te zijner tijd moet worden getrokken en dat [slachtoffer 1] op 5 februari 2020 voorlichting over tandenpoetsen heeft gekregen. [6]
Getuige [getuige 2] , de pleegouder van [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat [slachtoffer 2] niet wist wat tandenpoetsen was en dat haar dat geleerd moest worden. [slachtoffer 2] heeft tegen [getuige 2] verteld dat zij dat thuis nooit deden. [7]
Uit een mail van de [zorginstelling] blijkt dat [slachtoffer 2] tijdens het bellen met haar ouders zei: “Bij jullie poetste ik nooit mijn tanden he”. [8]
Ten aanzien van de behandeling van hoofdluis
Getuige [getuige 3] , intern begeleider bij de basisschool, heeft verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] doorlopend hoofdluizen hadden en dat meermaals met [ouder] is gesproken over de manier waarop dit aangepakt kon worden. Volgens [verdachte] lag het aan school en volgens [getuige 3] zouden zij er zelf niks aan doen. [9]
Getuige [getuige 4] , leerkracht van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat [slachtoffer 1] sinds de eerste dag onder de hoofdluizen zat, zij de hoofdluizen over zijn hoofd zag lopen en de hoofdhuid van [slachtoffer 1] helemaal kapot was door het vele krabben. [slachtoffer 1] vroeg haar eens of zij een scheerapparaat had zodat zij hem kon kaalscheren. [getuige 4] heeft op enig moment [ouder] hierop aangesproken. [ouder] reageerde verbaal agressief en zei dat het de schuld van school was. [10]
De pleegouders van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben verklaard dat de kinderen bij aankomst in het pleeggezin last van hoofdluizen hadden en dat het in elk geval bij [slachtoffer 2] lang duurde voor dat onder controle was. Als [slachtoffer 2] op bezoek was geweest bij [ouders] , zat zij daarna weer onder de hoofdluizen. [11]
Ten aanzien van de woonomgeving
Uit de aangifte van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) blijkt dat de woning van het gezin vervuild was. In juli 2019 trof de politie op de slaapkamer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een grote rotzooi aan. De slaapkamer van [slachtoffer 3] rook naar kattenurine, er zat poep aan de muur en er lag een drol naast het bed. Daarnaast lag er stof en bleven de schoenen plakken aan de grond. Volgens de politie was de stank niet te harden. [12] In augustus 2019 is een medeweker van [naam 3] in de woning geweest. Hij heeft bij de politie gemeld dat de aangetroffen situatie in de woning zorgelijk is en dat de woning compleet ‘versmeerd’ was. [13] Een onderzoeker van de RvdK constateert bij een huisbezoek in oktober 2019 dat de deuren en muren van de woning onder de donkere vlekken zitten en dat er viezigheid ligt op de vloer onder de keuken. [14]
Conclusie
Artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht stelt mishandeling strafbaar. Die kan volgens het vierde lid van die bepaling ook bestaan uit opzettelijke benadeling van de gezondheid. Het begrip is in de jurisprudentie verder uitgebreid: onder ‘mishandeling’ moet niet alleen worden verstaan het aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, maar onder omstandigheden ook het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam (HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677).
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat de hierboven vermelde ten laste gelegde onderdelen bij de kinderen een min of meer onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam hebben teweeggebracht. De kinderen hebben ernstig last gehad van luizen. Ook als de ouders de kinderen met luizenshampoo zouden hebben behandeld, zoals zij hebben verklaard, is dit volstrekt onvoldoende gebleken. Uit de verklaringen van alle drie de pleegouders blijkt immers dat het probleem hardnekkig was. Ook moeten [slachtoffer 2] en vooral [slachtoffer 1] ernstig last hebben gehad van hun tanden, terwijl hun tanden (nagenoeg) niet werden verzorgd of behandeld door een tandarts. De onhygiënische omstandigheden in huis hebben het gevoel van onbehagen versterkt. Deze omstandigheden maakten ook dat de RvdK zich ernstig zorgen maakte over de ontwikkeling van de kinderen en onderzoek heeft ingesteld. Op basis van dat onderzoek komt de RvdK tot de conclusie dat sprake is van ernstige verwaarlozing en dat de kinderen met spoed uit huis moeten worden geplaatst. Onder verwijzing naar onder andere de hygiëne in huis, de hardnekkige luizen en het niet tijdig inzetten van een tandarts stelt de RvdK dat de ouders niet voorzien in de basale behoeften en (emotionele) veiligheid van de kinderen. [15]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [ouders] hun kinderen zodanig in hun gezondheid hebben benadeeld, dat van mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht kan worden gesproken.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is naar het oordeel van de rechtbank ook sprake van opzet. Het is een feit van algemene bekendheid dat tandbederf onvermijdelijk is als kindergebitten in het geheel niet worden gepoetst. De staat van het gebit van [slachtoffer 1] moet, gelet op de verklaring van [getuige 1] en gelet op de vele tandheelkundige behandelingen die nodig waren om het gebit te herstellen, lange tijd zichtbaar en zelfs te ruiken zijn geweest voor [ouders] . Desondanks lieten zij de kinderen hun tanden niet poetsen en leerden zij zelfs niet hoe tandenpoetsen in zijn werk ging. Ten aanzien van de hoofdluizen zijn [ouders] meermaals door leerkrachten aangesproken, maar weigerden zij om dit (adequaat) op te pakken en gaven zij de schuld aan de school. Ten aanzien van de woonomgeving overweegt de rechtbank dat de door de politie en RvdK omschreven staat van de slaapkamers van de kinderen dusdanig deplorabel is, dat het niet anders kan dan dat [ouders] wisten dat dit voor hun kinderen ondraaglijk moest zijn. Gelet op het voorgaande is er geen andere conclusie dan dat [ouders] op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de gezondheid van hun kinderen door hun nalaten aanmerkelijk zou worden geschaad. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de overige onderdelen uit de tenlastelegging zal [verdachte] worden vrijgesproken. Hoewel de rechtbank in het dossier aanwijzingen ziet dat [ouders] niet altijd goed voor hun kinderen zorgden, bevat het dossier op deze onderdelen vooral momentopnames en aannames. Concrete aanknopingspunten ontbreken. Zo is bijvoorbeeld niet vastgesteld wat en hoe vaak de kinderen aten. Op de foto’s van de kinderen is niet te zien dat zij ondervoed of vermagerd zijn. Het verwijt dat de kinderen onvoldoende (voor het seizoen toepasselijke) kleding droegen vindt onvoldoende steun in het dossier. Over de kleding van de kinderen wordt wel op diverse plaatsen in het dossier verklaard dat deze vies was. Dit is echter niet ten laste gelegd. Het onvoldoende ventileren van de slaapkamers is daarnaast op zichzelf onvoldoende om te spreken van benadeling van de gezondheid. Verder bevat het dossier enkele foto’s van de woning. Op die foto’s is niet te zien dat de kinderen geen beddengoed hadden, waarbij van belang is dat de politie en RvdK de woning hebben bezocht op (warme) zomerdagen. Daarom is niet duidelijk of het ontbreken van beddengoed, als dat het geval was, tot gevolg had dat zij het ’s nachts niet warm genoeg hadden. Ditzelfde geldt voor de nachtkleding. Verder is het enkele opsluiten van [slachtoffer 3] in haar slaapkamer op zichzelf onvoldoende om te spreken van mishandeling. Dit zou bijvoorbeeld anders kunnen zijn als op dat moment niet op enige wijze toezicht werd gehouden op [slachtoffer 3] of zij op een andere manier aan haar lot werd overgelaten. Dergelijke omstandigheden zijn echter niet ten laste gelegd. De omstandigheid dat de luier van [slachtoffer 3] op enig moment mogelijk niet tijdig is verschoond is tot slot onvoldoende om vast te kunnen stellen dat zij is benadeeld in haar gezondheid.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op
één ofmeer tijdstip(pen) in
of omstreeksde periode van 1 juli 2019 tot en met 27 november 2019 te Doetinchem,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,haar kinderen [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedag 2] 2013) en
/of[slachtoffer 2] (geboren op [geboortedag 3] 2014) en
/of[slachtoffer 3] (geboren [geboortedag 4] 2017) opzettelijk heeft mishandeld,
immers hebben zij en
/ofhaar mededader, met dat opzet (één of meermalen)
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onvoldoende (gezond) eten en/of op onregelmatige tijd(en) eten gegeven en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onvoldoende voorzien van (voor het seizoen van
het jaar toepasselijke) kleding en/of
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] laten slapen en/of verblijven in (een) niet goed
geventileerde slaapkamer(s) zonder (voldoende) nachtkleding en/of (deugdelijk)
beddengoed en/of dekens om zich te kunnen verwarmen en/of
die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]de verzorging van het gebit onthouden en
/ofhet gebit niet laten verzorgen (door een tandarts) en
/of
die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] de behandeling van (hardnekkig) hoofdluis onthouden en
/ofniet verzorgd en
/of
die [slachtoffer 3] gedurende de nacht en/of een gedeelte van de dag, in elk geval gedurende een geruime tijd, opgesloten in haar (grotendeels kale) slaapkamer en/of (terwijl die [slachtoffer 3] opgesloten zat) de luier van die [slachtoffer 3] niet tijdig heeft verschoond en/of
die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] blootgesteld aan een (langdurig) verblijf in een niet
hygiënische woonomgeving
ten gevolge waarvan verdachte en
/ofdiens mededader een hevige onlust veroorzakende lichamelijke
en/of geestelijkegewaarwording in of aan het lichaam van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] teweeg heeft gebracht en
/often gevolge waarvan voornoemde kinderen ernstig
is/zijn benadeeld in
zijn/haar/hun
(geestelijke)gezondheid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd’.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van zes jaar en een taakstraf van 180 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis, met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is gelet op de bepleitte vrijspraak geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft haar drie minderjarige kinderen, die op dat moment twee, vijf en zes jaar waren, gedurende bijna een halfjaar mishandeld door hen de noodzakelijke zorg te onthouden. Kindermishandeling is een zeer ernstige vorm van mishandeling. Verdachte moet door haar handelen bij de kinderen minst genomen een gevoel van vergaand ongemak hebben veroorzaakt. Zij zijn hierdoor in hun ontwikkeling geschaad, terwijl zij door hun ouders beschermd behoren te worden. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 24 januari 2022. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft ook gelet op het rapport dat de reclassering op 24 januari 2022 over verdachte heeft opgesteld. Hieruit volgt onder meer dat verdachte in haar jeugd zelf onder toezicht is gesteld en uit huis is geplaatst. De reclassering schetst het beeld van een jonge, in haar ontwikkeling beschadigde vrouw die naar beste kunnen heeft gehandeld maar bij wie zelfoverschatting, onmacht en het niet kunnen overzien van de situatie ervoor hebben gezorgd dat zij is tekort geschoten als ouder. Ze toont nauwelijks probleeminzicht. De kinderen zijn inmiddels uit huis geplaatst, verdachte is uit de ouderlijke macht ontheven en beide ouders hebben op dit moment geen kinderwens. Gelet hierop acht de reclassering de kans op herhaling laag. Bijzondere voorwaarden in de vorm van interventies of toezicht acht de reclassering dan ook niet nodig.
Hoewel het bewezenverklaarde op zichzelf een ernstig feit is, is hierop met de ingezette civielrechtelijke maatregelen adequaat en naar het oordeel van de rechtbank ook afdoende gereageerd. De kinderen zijn inmiddels uit huis geplaatst en verdachte heeft geen gezag meer over hen. De situatie is bovendien niet zozeer ontstaan uit onwil als wel uit onmacht van beide ouders. Begeleiding van hulpverlenende instanties al vanaf de geboorte van het oudste kind en op enig moment zelfs 24-uurszorg hebben niet kunnen voorkomen dat deze situatie is ontstaan. Het opleggen van een straf of maatregel dient in deze situatie geen redelijk doel meer en acht de rechtbank dan ook niet aangewezen. De rechtbank zal daarom, in afwijking van de vordering van de officier van justitie, toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en afzien van het aan de verdachte opleggen van een straf of maatregel.

8.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof, voorzitter, mr. W.L.F. Prisse en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2022.
mr. W.L.F. Prisse is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost-Nederland, district [district], opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020117277, gesloten op 16 maart 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 1.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 11.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 55.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 96.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 140-141.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 48.
8.Het proces-verbaal van aangifte, p. 20.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 44-45.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 60-61.
11.De processen-verbaal van verhoor getuige, p. 21, 54, 60 en 61.
12.Het proces-verbaal van aangifte, p. 15.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 2.
14.Het proces-verbaal van aangifte, p. 10.
15.Het proces-verbaal van aangifte, p. 8, 11 en 13.