ECLI:NL:RBGEL:2022:7369

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 december 2022
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
05/174859-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige; bewijs en strafmaat

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje, geboren in 2010. De verdachte, een 53-jarige man, werd beschuldigd van het plegen van seksuele handelingen met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten 12 jaar oud was. De tenlastelegging omvatte onder andere het betasten van de borsten en de vulva van het slachtoffer, alsook het zoenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze handelingen in de periode van 1 april 2022 tot en met 10 juni 2022, waarbij het slachtoffer in een kwetsbare positie verkeerde door de vertrouwensrelatie met de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder videomateriaal en getuigenverklaringen. De verdachte heeft tijdens de zittingen ontkend dat zijn handelingen ontuchtig waren, maar de rechtbank oordeelde dat de handelingen, gezien de omstandigheden, wel degelijk een ontuchtig karakter hadden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en heeft tevens een schadevergoeding van € 2.500,00 aan smartengeld toegewezen aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/174859-22
Datum uitspraak : 30 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1968 in Utrecht,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. in [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. S. Kriekaard, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 oktober 2022 en 16 december 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 februari 2022 tot en met 10 juni 2022 te Barneveld, althans in Nederland met [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
te weten het brengen van zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde] ;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 februari 2022 tot en met 10 juni 2022 te Barneveld, althans in Nederland met [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de borsten en/of de billen en/of de vulva van die [benadeelde] en/of
- het zoenen van die [benadeelde] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde, nu daarvoor steunbewijs ontbreekt. De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte het betasten van de schaamstreek heeft bekend. Ten aanzien van de overige handelingen ontbreekt steunbewijs. Van de zoen kan niet zonder meer worden gezegd dat deze een ontuchtig karakter heeft. Ook de aanraking aan de borsten die – al dan niet - per ongeluk tijdens het stoeien gebeurde, kan niet als ontuchtig worden aangemerkt.
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman bepleit dat vrijspraak dient te volgen voor de periode vóór juni 2022, wegens het gebrek aan steunbewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal zedenfeiten. De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken doordat slechts twee personen aanwezig waren bij de vermeende seksuele handelingen. Ook in deze zaak is dat aan de orde. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is de enkele verklaring van één getuige (in deze zaak het slachtoffer) in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Voor een bewezenverklaring is daarnaast vereist dat de rechtbank uit de wettige bewijsmiddelen onverminderd de overtuiging heeft gekregen dat de verdachte de hem verweten feiten heeft begaan.
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 tegelijk beoordelen gelet op de nauwe onderlinge samenhang.
Bewijsmiddelen
Op 11 juni 2022 vond een informatief gesprek plaats met [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] ) en op 13 juni 2022 heeft zij aangifte gedaan. Ze is 12 jaar en vertelde dat verdachte haar heeft aangeraakt op haar vagina, kont en buik. Verder vertelde ze dat verdachte haar meerdere keren heeft gevingerd, waarmee zij bedoelt het met een vinger in de vagina gaan en een beetje heen en weer gaan. De eerste keer ging verdachte met zijn hand in haar broek. Hij raakte dan haar kont/billen aan, onder haar onderbroek en bij haar spleet. Later ging hij met zijn vinger heen en weer, van haar spleet naar haar kont. Op vrijdag 11 juni 2022 was de ergste keer. Verdachte kwam de slaapkamer van aangeefster binnen. Ze had een T-shirt aan, een onderbroek en een BH. Ze had een deken over zich heen. Verdachte haalde de deken van haar af en raakte over haar T-shirt haar linker borst aan en kneep hierin. Hij zei tegen haar dat ze wel groot werden. Vervolgens is hij met zijn vinger in haar vagina gegaan. Hij schoof haar onderbroek aan de kant en hij ging heel hard en diep met zijn vinger in haar vagina
.Aangeefster ging een beetje rechtop zitten omdat hij heel diep ging en zei ‘au’. Verdachte zoende haar op haar mond en ging naar beneden. Het gebeurde ook weleens bij het kookeiland. Aangeefster zat dan op het kookeiland en verdachte ging dan links naast haar zitten en ging met zijn hand van achter in haar broek en kwam met zijn hand onder haar onderbroek. Zijn hand ging dan verder naar haar vagina, op haar vagina en hij aaide daar. Hij ging dan op en neer met zijn hand. Toen de badkamer bij aangeefster thuis werd gerepareerd, is ze bij verdachte gaan douchen. Toen heeft verdachte haar gevingerd. Verdachte heeft haar meerdere keren onder de kleding aan haar borsten aangeraakt. [2]
Getuige [naam 1] , moeder van aangeefster, heeft verklaard dat de verbouwing van hun douche eind april begon. [3]
Verbalisant [naam 2] heeft een videofragment afkomstig van aangeefster beschreven. Het fragment duurde 15 seconden. Hij beschrijft het volgende:
Om 00.03 een mannelijke stem: “toek, toek, toek, toek”. Verbalisant zag een rechterhand langs een bovenbeen glijden en hij zag een donker shirt met witte stippen erop. Hij hoorde een mannelijke stem zeggen: “...wie kan... deze kant op...”.
Om 00.04: een zacht “au”.
Om 00.05: een mannelijke stem: “daag”.
Om 00.07 een hoge stem : “doeg”. Verbalisant zag dat de persoon opstond en dat zijn rechterhand nog steeds op het been lag. Hij hoorde een mannelijke stem zeggen: “gemeen hè, lekker hè”. En zag dat de hand wat heen en weer en op en neer ging bij het been.
Om 00.08 een hoge stem zeggen: “doeg”.
Om 00.11 een mannelijke stem: “doeg”.
Om 00.12 een mannelijke stem: “dat is echt niet goed hè”. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij de borsten van aangeefster heeft aangeraakt. De tweede keer gebeurde dat bewust. Zij vertelde dat ze iets had ingebracht, maar dat ze daar geen gevoel bij had. Hierop heeft hij aangewezen waar aangeefster moest zijn, op de bovenkant, bij haar clitoris. Hij is toen 3 of 4 keer heen en weer gegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster een kus gaf en dat zij toen zei dat hij zich moest scheren. Verdachte heeft daarop met zijn pink in het broekje van aangeefster gevoeld aan haar schaamhaar. Een andere keer is verdachte met zijn vinger aan de bovenkant van haar schaamhaar geweest en is toen bij haar “poentje” naar beneden gegaan, waarbij hij ook tussen haar poentje zat. Hij ging schuin naar beneden totdat hij tussen haar schaamlippen kwam, die hij een paar keer op en neer heeft gehaald. Hij is een keer bovenaan haar vagina geweest bij haar schaamhaar en een keer tussen haar schaamlippen met een vinger. Verdachte heeft verklaard dat deze handelingen hebben plaatsgevonden in de slaapkamer van aangeefster, bij de bar en bij het kookeiland. [5]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt gelet op bovenstaande bewijsmiddelen vast dat er geen discussie bestaat over de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen die bestonden uit het betasten van de vulva en het brengen van de vingers tussen de schaamlippen. De lezingen van aangeefster en verdachte lopen wel uiteen waar het gaat om het brengen van zijn vinger(s) in de vagina. Verder is ten aanzien van het betasten van de borsten en het zoenen aangevoerd dat deze handelingen niet zonder meer een ontuchtig karakter hebben.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van [benadeelde] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Zij heeft op 11 juni 2022 met de politie een informatief gesprek zeden gevoerd en heeft op 13 juni 2022 aangifte gedaan. De rechtbank is van oordeel dat zij consistent en gedetailleerd heeft verklaard. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen reden om aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen te twijfelen, ook omdat haar verklaring op essentiële onderdelen wordt ondersteund door ander bewijs, zoals hierna wordt besproken
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [benadeelde] op essentiële onderdelen ondersteund wordt door de verklaring van verdachte zelf en de filmpjes die zij heeft gemaakt. Haar verklaringen staan niet op zichzelf, maar zijn ingebed in een concrete context en vinden bevestiging in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Nu er voldoende steunbewijs is voor de aangifte en de rechtbank de verklaringen van aangeefster betrouwbaar vindt, gaat de rechtbank uit van de verklaringen van aangeefster en acht zij de handelingen waarover zij heeft verklaard wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft het ontuchtige karakter van een deel van de ten laste gelegde handelingen betwist. De rechtbank is van oordeel dat de betreffende handelingen, namelijk het betasten van de borsten van aangeefster en de zoen met aangeefster, een seksuele strekking hebben. Deze handelingen hebben plaatsgevonden tussen de 53-jarige verdachte en een 12-jarig meisje, en in ieder geval een van de zoenen vindt plaats direct nadat verdachte met zijn vinger tussen de schaamlippen van aangeefster is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank hebben deze handelingen, gelet op de feitelijke omstandigheden waaronder deze hebben plaatsvonden een ontuchtig karakter en zijn ze in strijd met de heersende sociaal-ethische opvattingen en daarmee strafbaar.
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met [benadeelde] gedurende de periode van 1 april 2022 tot en met 10 juni 2022. Het begin van deze periode bepaalt de rechtbank op 1 april 2022 naar aanleiding van het moment dat de douche bij aangeefster werd verbouwd, nu bewijs aanwezig is dat vanaf kort daarvoor ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 april 2022 tot en met 10 juni 2022 te Barneveld,
althans in Nederlandmet [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , te weten het brengen van zijn vinger(s) in de vagina en
/oftussen de schaamlippen van die [benadeelde] ;
2.
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 april 2022 tot en met 10 juni 2022 te Barneveld, althans in Nederland met [benadeelde] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten - het betasten van de borsten en
/of de billen en/ofde vulva van die [benadeelde] en
/of- het zoenen van die [benadeelde] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in geval van bewezen verklaring, primair bepleit een gevangenisstraf op te leggen die in duur het voorarrest niet overstijgt. Subsidiair is bepleit het onvoorwaardelijk strafdeel zo kort mogelijk te houden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een minderjarig meisje. Een meisje dat hem als huisvriend van haar ouders volledig vertrouwde. Het misbruik vond plaats toen zij 12 jaar oud was. Verdachte heeft meerdere seksuele handelingen gepleegd bij haar en is ook met zijn vingers haar vagina binnengedrongen. Verdachte heeft door deze handelwijze ernstig inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van dit jonge kwetsbare slachtoffer en hij heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op het slachtoffer had. Het slachtoffer leefde hierdoor in een onveilige situatie en haar vertrouwen in verdachte, die zij als haar oom zag, werd daardoor ernstig beschaamd. Verdachte pleegde deze ontucht kennelijk ter bevrediging van zijn persoonlijke lustgevoelens, zonder stil te staan bij de mogelijk langdurige nadelige psychische gevolgen voor het slachtoffer.
Blijkens het strafblad is hij niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van de reclasseringsrapporten van 26 juli 2022, 6 oktober 2022 en 9 december 2022. Daaruit volgt dat verdachte zijn gedrag ‘normaliseert’. Nog steeds is niet duidelijk wat de oorzaak van zijn handelen is geweest. Als gevolg daarvan acht de reclassering psychodiagnostisch onderzoek en een eventueel daaruit voortvloeiende behandeling door een forensische polikliniek geïndiceerd. Doordat de oorzaak van het tenlastegelegde onduidelijk is, blijven mogelijke risico’s op herhaling dit ook. Verduidelijking op dit gebied is dus noodzakelijk. De reclassering heeft geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met normhandhaving en uit een oogpunt van vergelding, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de straf verbinden. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard de voorwaarden na te leven. Voorts zal de rechtbank aan verdachte een contactverbod met het slachtoffer opleggen en zal een locatieverbod worden opgelegd. Voor het opleggen van de elektronische monitoring van dit locatieverbod zoals geadviseerd door de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank zal tot slot de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. De aard van het bewezenverklaarde en hetgeen uit de rapportage blijkt over het (al dan niet aanwezige) recidiverisico en het enigszins beperkte probleembesef, geven de rechtbank daartoe aanleiding. Op grond hiervan moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht is daarmee naar het oordeel van de rechtbank voldaan.

8.De beoordeling van de civiele vordering

[naam 1] heeft als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter [benadeelde] , in verband met de feiten 1 en 2, een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 6.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich, in het geval een volledige bewezenverklaring volgt, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Indien het standpunt van de verdediging wordt gevolgd, dan wordt verzocht het bedrag fors te matigen.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het tenlastegelegde is de benadeelde in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,00 vaststellen. De benadeelde partij zal voor het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard worden.
Verdachte is vanaf 1 april 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . Hierna moet verdachte zich op afspraken met de reclassering melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
  • zal meewerken aan psychodiagnostisch onderzoek door de forensische polikliniek Tactus of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Hij verleent hieraan zijn volledige medewerking. Indien hieruit delictgerelateerde criminogene factoren voortvloeien, die behandeling behoeven, zal hij ook zijn volledige medewerking verlenen aan een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, te bepalen door de reclassering. Hij zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [benadeelde] , geboortedatum [geboortedatum] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op dit verbod;
  • zich niet in de gemeente Barneveld bevindt gedurende de periode van de proeftijd, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met het de feiten 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan [naam 1] als wettelijk vertegenwoordiger van [benadeelde] van € 2.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
[naam 1] als wettelijk vertegenwoordiger van [benadeelde] een bedrag te betalen van € 2.500,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 35 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Pas (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. J.A.P. Bakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 december 2022.
Mrs. C.L. Pas en L.L.M. van Schaik zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022259511, gesloten op 29 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 35; proces-verbaal van aangifte [benadeelde] , p. 39-42.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 94.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 219-223; proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 228; proces-verbaal van verhoor verdachte door RC, p. 31-32.