ECLI:NL:RBGEL:2022:7336

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2022
Publicatiedatum
29 december 2022
Zaaknummer
C/05/411616 KG RK 22-813
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker, wonende te Zutphen, op 10 november 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Gelderland. Dit verzoek was gebaseerd op verschillende gronden, waaronder de stelling dat de zaak met parketnummer 05.125417.22 niet door de meervoudige kamer behandeld had moeten worden, maar door de politierechter. Verzoeker voerde aan dat de rechtbank geen motivering had gegeven voor de beslissing om de twee zaken te voegen en dat hij recht had op een advocaat in de zaak met parketnummer 05.111369.22. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 december 2022 trok verzoeker twee van zijn wrakingsgronden in.

De wrakingskamer heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de criteria voor wraking, waarbij de onpartijdigheid van de rechters centraal staat. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van (de schijn van) vooringenomenheid van de rechters. De gronden die verzoeker aanvoerde, zoals de behandeling door de meervoudige kamer en het ontbreken van een advocaat, werden als niet voldoende onderbouwd beschouwd. De wrakingskamer benadrukte dat de beslissing om de zaken te voegen een processuele beslissing is die niet onderhevig is aan wraking, tenzij er sprake is van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De beschikking is gegeven door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier en openbaar uitgesproken op 19 december 2022.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/05/411616 / KG RK 22-813
Beslissing van 19 december 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Zutphen,
hierna te noemen: “verzoeker”,
en

1.MR. G. EDELENBOS

2.
MR. E.H.T. RADEMAKER
3.
MR. G.L.C. VAN DEN BOSCH
voorzitter, respectievelijk leden van de meervoudige strafkamer,
hierna te noemen: “de rechters”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 10 november 2022, ter gelegenheid waarvan verzoeker om wraking van de rechters heeft verzocht,
  • het verweerschrift van de rechters van 14 november 2022, waarmee de rechters hebben geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek,
  • de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 5 december 2022, ter gelegenheid waarvan verzoeker twee van zijn wrakingsgronden heeft ingetrokken.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de gevoegde strafrechtelijke procedures met parketnummers 05.111369.22 en 05.125417.22 waarin verzoeker als verdachte terechtstaat.
2.2.
Verzoeker heeft tijdens de zitting van 10 november 2022, na intrekking van twee wrakingsgronden, aan zijn wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd. De zaak met parketnummer 05.125417.22 moet niet bij de meervoudige kamer worden behandeld, maar bij de politierechter. De twee zaken hadden niet gevoegd mogen worden. De rechtbank heeft geen motivering gegeven van haar beslissing om de twee zaken te voegen. Verzoeker heeft recht op een advocaat, ook in de zaak met parketnummer 05.111369.22. De rechters, met name de voorzitter, beantwoorden de vragen van verzoeker niet. Verzoeker wordt ten onrechte vervolgd voor verduistering.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de beoordeling van een wrakingsverzoek geldt als uitgangspunt dat een rechter alleen kan worden gewraakt als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Daarnaast moet het verzoek tot wraking worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3.
In beide parketnummers heeft op 21 september 2022 een eerste zitting bij de meervoudige kamer plaatsgehad, waarna de zitting is aangehouden omdat de advocaat van verzoeker tijdens de zitting de verdediging had neergelegd. Vervolgens is verzoeker datum en tijdstip van de volgende zitting aangezegd. Ook is verzoeker te kennen gegeven dat hij een nieuwe advocaat moet zoeken die hem ter zitting kan bijstaan.
3.4.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek aangevoerd dat de zaak met parketnummer 05.125417.22 niet door de meervoudige kamer moet worden behandeld, maar door de politierechter. Deze grond kan niet leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek omdat verzoeker al bij de eerste zitting op 21 september 2022 wist dat de zaak bij de meervoudige kamer behandeld werd, terwijl verzoeker pas op de zitting van 10 november 2022 om wraking van de rechters heeft verzocht. Deze wrakingsgrond is dus te laat aangevoerd. Ten overvloede wordt overwogen dat deze grond evenmin tot toewijzing van het wrakingsverzoek had kunnen leiden indien verzoeker deze tijdig had aangevoerd. Het is immers aan de officier van justitie om te beslissen voor welke rechter hij een verdachte oproept. Een processuele beslissing van de officier van justitie zegt niets over (de schijn van) partijdigheid van de rechters.
3.5.
Verder heeft verzoeker ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek aangevoerd dat de twee zaken niet gevoegd hadden mogen worden en dat de rechtbank geen motivering heeft gegeven van haar beslissing om dat te doen. De wrakingsgrond dat de voegingsbeslissing niet is gemotiveerd is gebaseerd op een onjuistheid. Uit het proces-verbaal van de zitting van 10 november 2022 blijkt immers dat de rechters de twee zaken hebben gevoegd: “(…)
in het belang van het onderzoek (…)”.Verzoeker wordt dus niet gevolgd in zijn stelling dat de rechters geen motivering hebben gegeven van hun beslissing om de twee zaken te voegen.
Met betrekking tot de wrakingsgrond dat de zaken niet gevoegd hadden mogen worden overweegt de wrakingskamer als volgt. De beslissing om de twee zaken te voegen is een processuele beslissing. De juistheid van een dergelijke beslissing kan alleen worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet.
3.6.
Verder heeft verzoeker aangevoerd dat in de zaak met parketnummer 05.111369.22 zijn recht op bijstand door een advocaat niet is gerespecteerd. Deze wrakingsgrond kan evenmin tot wraking leiden, want het feit dat verzoeker recht heeft op een advocaat als zodanig geeft geen blijk van (de schijn van) partijdigheid van de rechters. Voor het geval verzoeker heeft bedoeld aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag te leggen dat de rechtbank de zaak nogmaals had moeten aanhouden om hem in staat te stellen een advocaat te zoeken, overweegt de rechtbank als volgt. Zoals hierboven vermeld, heeft in beide zaken al eerder een zitting plaatsgehad en is deze zitting toen aangehouden om verzoeker de gelegenheid te bieden een advocaat te zoeken. Verzoeker is er niet in geslaagd duidelijk te maken waarom het in één van de twee zaken wel, en in de andere zaak niet is gelukt een advocaat in te schakelen en waarom de advocaat die hem bijstaat in de ene zaak dat niet ook zou kunnen doen in de andere zaak. Uit het proces-verbaal van de zitting van 10 november 2022 volgt dat dit voor de rechters de redenen zijn geweest om de zitting voort te zetten zonder bijstand van een advocaat voor verzoeker in de zaak met parketnummer 05.111369.22. Dit betreft wederom een processuele beslissing. Alleen als een dergelijke beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. Daarbij wordt ook meegewogen dat de familie van het slachtoffer zich tijdens beide zittingen in de zaal bevond, in welk licht de beslissing van de rechters om de zaak niet nogmaals aan te houden temeer valt te begrijpen.
3.7.
Verzoeker heeft aangevoerd dat de rechters zijn vragen niet zouden hebben beantwoord. In het proces-verbaal van de zitting van 10 november 2022 kan worden gelezen dat verzoeker de nodige vragen heeft gesteld en dat deze wel degelijk zijn beantwoord, maar dat de voorzitter op enig moment te kennen heeft gegeven dat zij door wilde met de zitting en dat verzoeker haar om die reden niet meer met vragen mocht onderbreken. Dit geeft evenmin blijk van partijdigheid van de rechters aangezien het de taak van de rechters is om de goede procesorde te bewaken. De klachten van verzoeker betreffen in feite de manier waarop hij door de rechters is bejegend en voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld.
3.8.
Tot slot heeft verzoeker aangevoerd dat hem ten onrechte verduistering ten laste is gelegd. Deze grond kan evenmin leiden tot toewijzing van het wrakingsverzoek. Het is immers aan de officier van justitie om te beslissen voor welk feit hij verzoeker vervolgd. Een processuele beslissing van de officier van justitie zegt niets over de (on)partijdigheid van de rechters.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.S.M. Bak, mr. E. Boerwinkel en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van [griffier], griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.