In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag om intrekking van de aan vergunninghouder verleende milieuvergunning. De rechtbank stelt vast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel de aanvraag op 30 januari 2019 heeft afgewezen, en dat het bestreden besluit van 19 juli 2019 het bezwaar van eisers ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft op 10 november 2022 de zaak behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigden en de vergunninghouder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de bevoegdheid tot intrekking van de milieuvergunning pas ontstaat nadat de met de milieuvergunning samenhangende bouwvergunning onherroepelijk is geworden. Aangezien de bouwvergunning op dat moment nog niet onherroepelijk was, was het college niet bevoegd om de milieuvergunning in te trekken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de weigering om de milieuvergunning in te trekken in stand blijft, met een gewijzigde motivering. Tevens veroordeelt de rechtbank het college in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 267 voor eiser 1 en € 1.552,26 voor eiser 2, en draagt het college op het betaalde griffierecht te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het college om de wettelijke vereisten van de Wabo in acht te nemen bij het intrekken van vergunningen, en bevestigt dat de bescherming van de rechten van vergunninghouders in het bestuursrecht een belangrijke rol speelt. De rechtbank heeft de relevante wetgeving en jurisprudentie in haar overwegingen betrokken, en concludeert dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder wegen dan het algemeen belang in deze specifieke situatie.