In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen De Hamer Beton B.V. en het UWV. De Hamer Beton B.V. had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, dat een loongerelateerde uitkering had toegekend aan een ex-werknemer van verzoekster op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had in een eerder besluit het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Na een tussenuitspraak van de rechtbank op 15 september 2022, waarin de rechtbank het UWV had aangespoord om opnieuw naar het bezwaar te kijken, heeft het UWV op 17 november 2022 het bezwaar alsnog gegrond verklaard en de eerdere beslissing herroepen. Hierdoor heeft de ex-werknemer van verzoekster recht gekregen op een IVA-uitkering.
Verzoekster heeft vervolgens haar beroep voorwaardelijk ingetrokken, afhankelijk van de beslissing van het UWV over de proceskosten in bezwaar. De rechtbank heeft echter besloten om zonder zitting uitspraak te doen over de proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat het UWV geheel of gedeeltelijk aan het beroep van verzoekster tegemoet was gekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de proceskosten van verzoekster. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.300,- voor rechtsbijstand en € 946,88 voor deskundigenkosten, wat resulteert in een totaalbedrag van € 2.246,88. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat verzoekster het betaalde griffierecht van € 360,- kan terugvorderen van het UWV.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, in aanwezigheid van griffier mr. Y.A.J. van Egmond. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.