ECLI:NL:RBGEL:2022:724

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
AWB -21_5808 5871 5910 5911 5913 22_13 16 17 29 32 34 en 123
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wob-verzoek om informatie over dierenwelzijn en vertrouwelijke gegevens

In deze zaak heeft een derde-partij, Stichting Animal Rights (SAR), op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om informatie over 800 gevallen die hebben geleid tot maatregelen onder het kopje 'Dierenwelzijn'. De verzoeker vroeg om afschriften van inspectierapporten, processen-verbaal, waarschuwingen en boeterapporten. De verweerder, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, heeft deels aan dit verzoek voldaan, maar bepaalde informatie onleesbaar gemaakt, omdat deze vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens, persoonsgegevens en gegevens ter voorkoming van onevenredige benadeling van natuurlijke personen en bedrijven bevatte. De verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij een aantal verzoekers ook om anoniem procederen heeft gevraagd. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om anoniem procederen gehonoreerd, zodat verzoekers geschoonde versies van hun verzoekschriften konden indienen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de verweerder terecht heeft besloten om gegevens die herleidbaar zijn naar verzoekers niet openbaar te maken. De voorzieningenrechter heeft echter ook geoordeeld dat de documenten niet geheel openbaar gemaakt mogen worden, omdat dit de verzoekers onevenredig zou benadelen. Voor drie verzoekers heeft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening getroffen, zodat de door hen aangeduide gegevens in de documenten niet openbaar gemaakt mogen worden tot twee weken nadat op de bezwaren is beslist. De verzoeken om voorlopige voorzieningen van de overige verzoekers zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om een voorlopige voorziening toegewezen voor de verzoekers 10 tot en met 12, omdat niet evident is dat hun bezwaar ongegrond is. De uitspraak is gedaan op 11 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 21/5808, 21/5871, 21/5910, 21/5911, 21/5913, 22/13, 22/16, 22/17, 22/29, 22/32, 22/34, 22/123

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 februari 2022 in de zaken tussen

[Verzoeker A] , hierna verzoeker 1, zaaknummer 21/5808

Verzoeker 2, zaaknummer 21/5871

Verzoeker 3, zaaknummer 22/13
Verzoeker 4, zaaknummer 22/16
Verzoeker 5, zaaknummer 22/17
Verzoeker 6,zaaknummer 21/29
Verzoeker 7,zaaknummer 22/32
Verzoeker 8,zaaknummer 22/34
(gemachtigde: F.Th.M. Peters)

Verzoeker 9, zaaknummer 22/123

(gemachtigde: mr. T. de Beet)

Verzoeker 10, zaaknummer 21/5910

Verzoeker 11,zaaknummer 21/5911
Verzoeker 12,zaaknummer 21/5913
(gemachtigden: mr. E. Dans en mr. R. Bassie)
gezamenlijk aangeduid als “verzoekers”
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigden: mr. A.H.T.M. van Straaten en mr. M. Looijs).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
: Stichting Animal Rights (SAR), te Amsterdam
(gemachtigde: mr. M. van Duijn).

Procesverloop

In het besluit van 10 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder naar aanleiding van een op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gebaseerd verzoek van SAR besloten om een aantal documenten gedeeltelijk openbaar te maken. Om belanghebbenden de mogelijkheid te geven die openbaarmaking tegen te houden, heeft verweerder toepassing gegeven aan artikel 6, vijfde lid, van de Wob (uitgestelde openbaarmaking).
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, als gevolg waarvan de openbaarmaking is opgeschort tot na deze uitspraak.
Verweerder heeft de naam van SAR aan de voorzieningenrechter verstrekt. Deze heeft aangegeven als partij aan het geding te willen deelnemen.
Verder heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken ingestuurd en verzocht om toepassing van beperkte kennisneming in de zin van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Omdat het gaat om een Wob-verzoek heeft de voorzieningenrechter gehandeld alsof de verzoeken om toepassing van artikel 8:29 van de Awb gerechtvaardigd zijn. Dit volgt uit artikel 2.8, zesde lid, van het Procesreglement Bestuursrecht 2021.
Zowel SAR als verzoekers hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de documenten die zij niet kennen vanwege de toepassing van artikel 8:29 van de Awb bij de beslissing te betrekken.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 31 januari 2022 gelijktijdig op zitting behandeld. Verzoeker 1 is verschenen. Verzoekers 2 tot en met 8 zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verzoeker 9 is vertegenwoordigd door mr. T. Janssens, zijnde een collega van mr. De Beet. Verzoekers 10 tot en met 12 zijn vertegenwoordigd door mr. Bassie. Verweerder en SAR zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde(n).

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aan de zijde van verzoekers in dit geval aanwezig.
Het verzoek en de beslissing
3. In een brief van 6 september 2019 heeft SAR met een beroep op de Wob verzocht om informatie over de 800 gevallen die hebben geleid tot een maatregel, genoemd onder het kopje “Dierenwelzijn” in https://magazines.nvwa.nl/jaarverslag2018/01/toezichts-resultaten. SAR heeft gevraagd om afschriften van alle documenten, zoals inspectierapporten, processen-verbaal, waarschuwingen en boeterapporten met betrekking tot de bedoelde maatregelen.
3.1.
In het bestreden besluit komt verweerder deels aan dit verzoek toe, waarbij de feitelijke openbaarmaking van de informatie is uitgesteld met twee weken, conform artikel 6, vijfde lid, van de Wob. De openbaarmaking van documenten die op verzoekers betrekking hebben heeft verweerder uitgesteld tot na deze uitspraak.
3.2.
Verweerder heeft informatie in de documenten onleesbaar gemaakt en daaraan ten grondslag gelegd dat het gaat om:
  • vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens, waaronder bedrijfsprotocollen en werkinstructies (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, Wob);
  • persoonsgegevens (artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, Wob);
  • informatie aangaande de persoonlijke levenssfeer (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, Wob)
  • gegevens ter voorkoming van onevenredige benadeling van natuurlijke personen en bedrijven (art. 10, tweede lid en aanhef onder g Wob). Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de gegevens die op deze grond onleesbaar zijn gemaakt kunnen leiden tot benadeling van verzoekers, bestaande uit stigmatisering van betrokkenen, gevaar van buitensporige acties van dierenrechtenactivisten, het onder druk komen staan van handelsrelaties, en het verloren gaan van afzetkanalen met financiële schade tot gevolg.
3.3.
Zowel verzoekers als SAR hebben bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit.
Anoniem procederen
4. Verzoekers 2 tot en met 8 hebben verzocht om anoniem te mogen procederen.
De voorzieningenrechter heeft verzoeker 1, verzoeker 9 en verzoekers 10 tot en met 12 in de gelegenheid gesteld om ook een dergelijk verzoek in te dienen. Verzoekers 9 en 10 tot en met 12 hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.
4.1.
Verweerder heeft besloten om gegevens die herleidbaar zijn naar personen, bedrijven of organisaties, zoals naam, adres, woonplaats of vestigingsplaats, niet openbaar te maken om onevenredige benadeling van die personen, bedrijven of organisaties te voorkomen. Verweerder heeft die gegevens in de documenten onleesbaar gemaakt. In de onderhavige procedures nemen een aantal verzoekers het standpunt in dat de documenten die op hen betrekking hebben in het geheel niet openbaar gemaakt moeten worden. Daarnaast stellen alle verzoekers dat de documenten zoals die volgens verweerder openbaar gemaakt moeten worden, nog andere gegevens bevatten die naar hen herleidbaar zijn. Met de verzoeken om voorlopige voorziening beogen verzoekers te voorkomen dat de documenten dan wel die andere gegevens openbaar worden gemaakt.
Indien in het kader van de onderhavige procedures gegevens zoals naam, adres en woonplaats of vestigingsplaats van de verzoekers aan SAR bekend zouden worden gemaakt, zou het besluit van verweerder om die gegevens niet openbaar te maken feitelijk teniet kunnen worden gedaan. Indien in het kader van de onderhavige procedures de andere gegevens die volgens verzoekers naar hen herleidbaar zijn, en bepaalde delen van de onderbouwing van de standpunten van verzoekers, aan SAR bekend zouden worden gemaakt, zouden feitelijk de geschillen worden beslecht ten nadele van verzoekers zonder dat de voorzieningenrechter daarover een oordeel zou hebben gegeven.
4.2.
De voorzieningenrechter heeft daarom de verzoeken gehonoreerd in die zin dat verzoekers in de gelegenheid zijn gesteld om van de verzoekschriften en de bijlagen geschoonde versies in te dienen, waarin de gegevens die herleidbaar zijn naar verzoekers onleesbaar zijn gemaakt. Dat betreft dus de gegevens van verzoekers zoals naam, adres en woonplaats of vestigingsplaats, en de andere gegevens die volgens verzoekers naar hen herleidbaar zijn, en bepaalde delen van de onderbouwing van de standpunten van verzoekers. Aan de SAR zijn de geschoonde versies van de verzoekschriften en de bijlagen verstrekt.
Omvang van het geding
5. Verweerder heeft besloten om gegevens die herleidbaar zijn naar personen, bedrijven of organisaties, zoals naam, adres, woonplaats of vestigingsplaats, niet openbaar te maken om onevenredige benadeling van die personen, bedrijven of organisaties te voorkomen. Verweerder heeft die gegevens in de documenten onleesbaar gemaakt. In de onderhavige procedures nemen verzoekers het standpunt in dat de documenten in het geheel niet openbaar gemaakt mogen worden en/of dat de documenten zoals die volgens verweerder openbaar gemaakt moeten worden, nog andere gegevens bevatten die naar hen herleidbaar zijn. Met de verzoeken om voorlopige voorziening beogen de verzoekers te voorkomen dat de documenten en/of die andere gegevens openbaar worden gemaakt.
5.1.
Tussen verweerder en verzoekers is dus niet in geschil dat gegevens die herleidbaar zijn naar verzoekers niet openbaar gemaakt moeten worden. De geschillen gaan enkel over de vraag of de openbaarmaking van de documenten geheel moet worden geweigerd en de vraag of de documenten zoals die volgens verweerder openbaar gemaakt moeten worden nog gegevens bevatten die herleidbaar zijn naar verzoekers.
5.2.
Uit artikel 8:69 van de Awb volgt dat de omvang van het geschil wordt bepaald door de omvang van het verzoek om voorlopige voorziening. Gelet op de verzoeken om voorlopige voorziening is in de onderhavige procedures niet de vraag aan de orde of verweerder terecht heeft besloten om gegevens die herleidbaar zijn naar verzoekers niet openbaar te maken.
Voor zover SAR het standpunt heeft ingenomen dat verweerder ten onrechte heeft besloten om gegevens die herleidbaar zijn naar verzoekers niet openbaar te maken, en dat daarom ook geen reden bestaat om de andere gegevens die volgens verzoekers naar hen herleidbaar zijn niet openbaar te maken, moet aan dat standpunt voorbij worden gegaan omdat het buiten de omvang van het geschil valt. Een standpunt van een derde-belanghebbende, die zelf geen verzoek om voorlopige voorziening heeft gedaan, kan niet van invloed zijn op de omvang van het geschil.
5.3.
Het voorgaande betekent dat de voorzieningenrechter tot uitgangspunt neemt dat verweerder terecht heeft besloten om gegevens die herleidbaar zijn naar verzoekers niet openbaar te maken, omdat dit niet tussen verzoekers en verweerder in geschil is.
Moeten de documenten in het geheel niet openbaar worden gemaakt?
6. Verzoeker 1 en verzoekers 2 tot en met 8 hebben het standpunt ingenomen dat de documenten die op hen betrekking hebben in het geheel niet openbaar gemaakt mogen worden. De voorzieningenrechter volgt dat standpunt niet. De gronden die deze verzoekers in dit verband hebben aangevoerd worden hierna onder de nummers 7. tot en met 11.2. besproken.
Doel van het verzoek, intenties van de verzoeker
7. Het uitgangspunt van de Wob is dat overheidsinformatie waarom wordt verzocht openbaar wordt gemaakt, tenzij de Wob of andere wetgeving bepaalt dat de gevraagde informatie niet geschikt is voor openbaarmaking. Het recht van openbaarmaking dient het belang van een goede en democratische bestuursvoering en komt iedere burger in gelijke mate toe. Om die reden kan geen onderscheid gemaakt worden naar persoonlijke belangen of oogmerken van een verzoeker. Dat betekent dat het doel van het Wob-verzoek of de intenties van de Wob-verzoeker niet relevant zijn voor de vraag of de stukken waarom is verzocht openbaar moeten worden gemaakt.
Omvang van het verzoek
8. Verzoeker 1 neemt het standpunt in dat het rapport van bevindingen tegen de openbaarmaking waarvan hij zich verzet, buiten de omvang van het verzoek valt. De rechtbank Rotterdam heeft namelijk het boetebesluit dat op dat rapport is gebaseerd vernietigd. Dit betekent volgens verzoeker 1 dat het rapport onjuist is, dat er daarom geen sprake is van een geval dat tot een maatregel heeft geleid, en dat het verzoek van SAR om openbaarmaking dus niet ziet op dit rapport.
8.1.
Verzoeker 1 kan niet in dit standpunt worden gevolgd. Het verzoek ziet op alle 800 gevallen die hebben geleid tot een maatregel zoals vermeld in het jaarverslag van 2018. Dat betekent dat het verzoek betrekking heeft op alle 800 gevallen waarin verweerder een bestuurlijke actie heeft ondernomen, zoals bijvoorbeeld het opleggen van een punitieve boete, of een herstelsanctie als een waarschuwing of een last onder dwangsom. Het staat vast dat verweerder een (bestuurlijke) maatregel heeft genomen naar aanleiding van het rapport van bevindingen waarvan verzoeker 1 zich hier tegen openbaarmaking verzet. Verweerder heeft hem namelijk – al dan niet ten onrechte – een boete opgelegd. Dat betekent dat dit rapport van bevindingen onder de omvang van het Wob-verzoek valt. Dat de rechtbank Rotterdam het boetebesluit dat op het rapport is gebaseerd heeft vernietigd, maakt dat niet anders.
Verstrekking van onjuiste informatie
9. Op basis van een rapport van bevindingen is een boete opgelegd aan verzoeker 1. Het bezwaar van verzoeker 1 tegen het boetebesluit is ongegrond verklaard. In beroep heeft de rechtbank Rotterdam het besluit op bezwaar vernietigd en het primaire besluit herroepen. Aan deze uitspraak ligt ten grondslag dat twijfel bestaat of het rapport betrekking heeft op pluimvee dat afkomstig is van het bedrijf van verzoeker 1. Verzoeker 1 stelt dat uit deze uitspraak volgt dat de gegevens in het rapport van bevindingen onjuist zijn en het rapport om die reden niet openbaar gemaakt mag worden. Verzoeker 1 verwijst hierbij naar artikel 2 van de Wob waaruit volgens hem volgt dat enkel juiste informatie openbaar gemaakt mag worden.
9.1.
In artikel 2, tweede lid, van de Wob staat dat het bestuursorgaan er zoveel mogelijk zorg voor draagt dat de informatie die het overeenkomstig deze wet verstrekt, actueel, nauwkeurig en vergelijkbaar is.
9.2.
In het rapport van bevindingen waar het hier om gaat is weergegeven dat pluimvee letsel heeft opgelopen en dat het pluimvee afkomstig was van het bedrijf van verzoeker 1. Uit de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank volgt dat twijfel bestaat of het pluimvee van dit bedrijf afkomstig was. Daarom is de boete vernietigd. Maar uit de uitspraak van de rechtbank volgt niet dat de bevindingen dat pluimvee letsel heeft opgelopen onjuist zijn. Verzoeker 1 heeft ook niet gesteld dat die bevindingen onjuist zijn.
Verweerder heeft de gegevens in het rapport die naar verzoeker 1 herleidbaar zijn verwijderd.
Het voorgaande betekent dat de bevindingen ten aanzien van het pluimvee juist zijn, maar dat deze bevindingen niet herleidbaar zijn naar verzoeker 1. Indien het rapport op deze wijze openbaar wordt gemaakt kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gezegd worden dat dit in strijd is met artikel 2, tweede lid, van de Wob.
Het standpunt van verzoeker 1 dat in het rapport zoals verweerder dat openbaar wil maken nog informatie staat die naar hem herleidbaar is, wordt hierna onder de nummers 12. tot en met 12.3. besproken.
Geen openbaarmaking vanwege lopende bezwaar- en beroepsprocedures, onevenredige benadeling en aantasting persoonlijke levenssfeer
10. Door verzoeker 1 en verzoekers 2 tot en met 8 zijn samengevat de volgende gronden naar voren gebracht. Zij stellen dat zolang nog procedures lopen over opgelegde boetes verweerder de documenten die daarop betrekking hebben niet openbaar mag maken. Verder stellen zij dat openbaarmaking van volledige documenten leidt tot onevenredige benadeling, die kan bestaan uit de volgende risico’s: acties van dierenrechtenactivisten, imago- of reputatieschade, aantasting van handelsrelaties en financiële schade door daling van de omzet. Ook stellen zij dat zij door openbaarmaking van de documenten in hun persoonlijke levenssfeer worden geraakt.
10.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat vanwege de door verzoeker 1 en verzoekers 2 tot en met 8 genoemde risico’s, de informatie die herleidbaar is naar personen of bedrijven niet openbaar moet worden gemaakt. Als verweerder de naar personen of bedrijven herleidbare gegevens in de documenten onleesbaar maakt, is niet aannemelijk dat die risico’s aanwezig zijn. Daarom valt niet in te zien dat de documenten in het geheel niet openbaar gemaakt mogen worden om onevenredige benadeling te voorkomen.
Om dezelfde reden is niet aannemelijk dat verzoekers benadeeld kunnen worden door openbaarmaking terwijl nog bezwaar- of beroepsprocedures lopen, of dat zij door openbaarmaking in hun persoonlijke levenssfeer worden geraakt.
De vraag of bepaalde informatie in concrete gevallen (nog) herleidbaar is, komt verderop in deze uitspraak aan de orde.
Negatief beeld sector
11. Verzoeker 1 en verzoekers 2 tot en met 8 betogen verder dat met de openbaar te maken informatie een negatief beeld van de sector wordt geschetst. Ter zitting hebben zij hier aan toegevoegd dat wanneer een rechtbank uitspraak heeft gedaan naar aanleiding van een boetebesluit of wanneer de situatie bij een onderneming is verbeterd, verweerder dat bij de betreffende documenten moet aangeven.
11.1.
De voorzieningenrechter volgt verweerder in zijn standpunt dat uit de stukken voldoende contextinformatie blijkt, zoals bijvoorbeeld de periode waarin de overtredingen zijn geconstateerd. Daaraan heeft verweerder ter zitting toegevoegd dat uit de Wob geen verplichting volgt om bij de openbaar te maken stukken een update te verstrekken. Zoals verweerder terecht stelt zou dat bij dergelijke grootschalige Wob-verzoeken ook niet haalbaar zijn. Verder publiceert verweerder, los van Wob-verzoeken die worden ingediend, op de website van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) nog veel andere documenten die ook contextinformatie bevatten en waarin de actuele stand van zaken wordt weergegeven, zoals bijvoorbeeld de naleefmonitor.
11.2.
De voorzieningenrechter voegt daar nog aan toe dat ter zitting is gebleken dat uiteindelijk 1310 documenten binnen de omvang van het Wob-verzoek vielen. Met uitzondering van de documenten van de verzoekers in de onderhavige procedures zijn alle documenten al openbaar gemaakt. Dit betreft het merendeel van de documenten waar het Wob-verzoek betrekking op heeft. Daarom valt niet in te zien dat het niet openbaar maken van de documenten van verzoekers van invloed zal zijn op het beeld van de sector naar aanleiding van het Wob-verzoek. Ter zitting heeft verweerder bovendien terecht opgemerkt dat bij verweerder al veel Wob-verzoeken zijn ingediend die op deze sector betrekking hebben en die (deels) gehonoreerd zijn. Ook uit die documenten komt een beeld van de sector naar voren, dat bijdraagt aan het totaalbeeld.
Zijn de documenten zoals verweerder die openbaar wil maken herleidbaar naar verzoekers?
In de zaak 21/5808
12. Verzoeker 1 heeft betoogd dat verweerder zijn handtekening en familienaam gaat publiceren. Ter zitting is gebleken dat verzoeker 1 bij het formuleren van deze grond het door verweerder geschoonde document voor ogen had dat hem in het kader van de zienswijze is voorgelegd. Naar aanleiding van die zienswijze heeft verweerder de handtekening en de familienaam alsnog onleesbaar gemaakt, zoals de rechter ook in de door verweerder overgelegde stukken heeft geconstateerd.
12.1.
Verzoeker 1 heeft op 26 januari 2022 nog een screenprint overgelegd. Ter zitting heeft hij hier de volgende toelichting op gegeven. Verzoeker 1 heeft van verweerder digitaal de stukken ontvangen waarvan verweerder heeft besloten om die openbaar te maken. In een van die stukken heeft hij de documenteigenschappen geopend en daarin kwam zijn naam naar voren. Volgens verzoeker 1 betekent dit dat verweerder zijn naam toch openbaar zal maken.
12.2.
Verweerder heeft toegelicht dat het klopt dat er documenteigenschappen (metagegevens) aan de digitale stukken zijn verbonden. De openbaar te maken stukken zijn digitaal geanonimiseerd en digitaal naar de betrokkenen verzonden. Echter, op het moment van daadwerkelijk openbaar maken worden alle stukken omgezet naar een groot PDF-bestand en ‘ontsmet’ zodat niet meer op metagegevens kan worden doorgeklikt. Alleen de inhoud van die documenten wordt aan de Wob-verzoeker verstrekt met uitzondering van naar personen en bedrijven herleidbare gegevens. Verweerder heeft aangegeven dit voor de zekerheid nog te zullen controleren, maar is er niet mee bekend dat dit in het verleden ooit mis is gegaan.
12.3.
De voorzieningenrechter ziet geen reden om de twijfelen aan deze toelichting van verweerder. Bovendien heeft SAR ter zitting bevestigd dat bij de documenten zoals die inmiddels door verweerder openbaar zijn gemaakt in het kader van haar Wob-verzoek, geen metagegevens zijn verstrekt.
In de zaken 21/5871, 22/13, 22/16, 22/17, 21/29, 22/32 en 22/34
13. Verzoekers 2 tot en met 8 betogen dat ten onrechte kenmerknummers van brieven en zaaknummers niet onleesbaar zijn gemaakt. Ter zitting heeft hun gemachtigde toegelicht dat deze gegevens herleidbaar kunnen zijn naar personen of bedrijven wanneer bijvoorbeeld een nummer van een boeterapport wordt vermeld in een uitspraak van een rechtbank naar aanleiding van een beroepsprocedure over een boete. Op die manier is herleidbaar dat een document dat openbaar wordt gemaakt bij een bepaalde verzoeker hoort.
13.1.
Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende toegelicht dat de betreffende brief- en zaaknummers alleen intern gebruikt worden binnen de NVWA en dat niet valt in te zien dat op basis van die nummers de documenten herleidbaar zijn naar verzoekers. De gemachtigde van verzoekers heeft als concreet voorbeeld genoemd dat een nummer van een boeterapport in een rechtbankuitspraak terecht komt en op die manier herleidbaar is en gesteld dat dit in het verleden ook is voorgekomen. Nog daargelaten dat niet concreet met stukken is onderbouwd dat dit in het verleden een keer is gebeurd, is niet gebleken dat dit in dit soort zaken in zodanige mate aan de orde is geweest dat om die reden moet worden aangenomen dat de vermelding van het nummer van een boeterapport in een document betekent dat het document naar een verzoeker herleidbaar zal zijn. De gemachtigde heeft gesteld dat hij dit in de onderhavige zaken niet concreet kan laten zien omdat de (hoger)beroepsprocedures in deze zaken nog lopen, maar in dat verband heeft SAR ter zitting terecht opgemerkt dat verzoekers in die lopende zaken nog kunnen verzoeken het nummer van het boeterapport niet in de uitspraak te vermelden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er onvoldoende reden om te concluderen dat (interne) brief- en zaaknummers nog moeten worden geanonimiseerd omdat deze gegevens herleidbaar zouden zijn naar verzoekers.
In de zaak 22/123
14. Verzoeker 9 stelt dat zijn bedrijf op basis van het openbaar te maken document herleidbaar is, omdat daarin de soort van de dieren en de door verzoeker gebruikte bedwelmmethode wordt genoemd, en die combinatie redelijk uniek is. Verzoeker stelt dat er in Nederland maar zeer weinig slachterijen zijn waar deze combinatie zich voordoet. Ter zitting is meegedeeld dat het om zo’n 3 á 4 bedrijven gaat. Verzoeker is bang dat zijn handelsrelaties er onder zullen leiden, omdat de informatie in dit stuk herkenbaar zal zijn voor klanten.
14.1.
Nog daargelaten de vraag of iemand zonder onevenredige inspanning bedrijven die aan deze combinatie voldoen kan vinden, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat, als dat al mogelijk zou zijn, de combinatie van gegevens alsnog naar verschillende bedrijven leidt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is reeds hierom geen sprake van een zodanige herleidbaarheid dat sprake zal zijn van een onevenredige benadeling voor verzoeker als deze gegevens toch openbaar zullen worden gemaakt.
In de zaken 21/5910, 21/5911 en 21/5913
15. Verzoekers 10 tot en met 12 stellen dat meerdere gegevens ten onrechte niet (consequent) onleesbaar zijn gemaakt in de stukken. Samengevat stellen verzoekers dat die gegevens betrekking hebben op aspecten van de bedrijfsvoering, waarin verzoekers afwijken van alle andere bedrijven in Nederland. Daarom zijn verzoekers op basis van die gegevens herleidbaar. Verzoekers hebben de documenten zoals verweerder die openbaar wil maken overgelegd en deze voorzien van rode kaders om de gegevens aan te duiden waarvan zij stellen dat die naar hen herleidbaar zijn. Verzoekers hebben nog benadrukt dat zij onderschrijven dat de documenten openbaar moeten worden gemaakt, maar dat wel alle naar hen herleidbare informatie uit de documenten moet worden verwijderd omdat dit hen onevenredig zou benadelen. Ook wanneer de door verzoekers met rode kaders aangeduide gegevens niet openbaar worden gemaakt, blijft er genoeg informatie over om openbaar te maken.
15.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat ten aanzien van verzoekers 10 tot en met 12 niet zodanig evident is dat het bezwaar op alle door haar aangevoerde punten ongegrond zal worden verklaard, dat de verzoeken om een voorlopige voorziening moeten worden afgewezen. In tegenstelling tot verzoeker 9 lijkt het hier namelijk niet uitgesloten dat het om bedrijfsvoeringsaspecten gaat waarin verzoekers 10 tot en met 12 uniek zijn in Nederland. De vraag of dat wat verzoekers naar voren hebben gebracht daadwerkelijk leidt tot herleidbaarheid is bij uitstek een discussie die in de bezwaarprocedure nog kan worden gevoerd. Daar komt bij dat het om verschillende aspecten en onderwerpen gaat waarover verweerder in de beslissing op bezwaar een onderbouwd standpunt kan innemen. De voorzieningenrechter betrekt hier ook nog bij dat als de met rood omkaderde gegevens worden verwijderd, in elk geval de rapporten van bevindingen grotendeels openbaar zullen worden gemaakt, zodat daarmee het belang van openbaarheid is gediend. Verzoekers hebben een aantal documenten met rood omkaderd. Zij stellen dat dit bedrijfseigen documenten zijn. De voorzieningenrechter overweegt dat het belang van openbaarheid voor deze documenten minder zwaar weegt omdat deze documenten veeleer administratieve gegevens lijken te bevatten, terwijl het SAR gaat om overtredingen die uit de documenten kunnen blijken, en de bedrijfseigen formulieren niet direct van belang lijken te zijn voor de beoordeling of sprake is geweest van overtredingen.
15.2.
De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding om de verzoeken om voorlopige voorziening van verzoekers 10 tot en met 12 toe te wijzen.
Conclusie
In de zaken 21/5808, 21/5871, 22/13, 22/16, 22/17, 22/29. 22/32, 22/34, 22/123
16. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De verzoeken zullen worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
In de zaken 21/5910, 21/5911 en 21/5913.
17. Wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening toe en treft de voorlopige voorziening dat verweerder tot twee weken nadat op het bezwaar van verzoekers is beslist de door verzoekers met rood omkaderde gegevens in de documenten niet openbaar maakt.
17.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
17.2.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. De zaken van verzoekers 10 tot en met 12 worden aangemerkt als samenhangende zaken, zoals bedoeld in artikel 3 van het Bpb. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759 bij een wegingsfactor 1. De factor voor samenhangende zaken is 1. Toegekend wordt € 1.518.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
In de zaken 21/5808, 21/5871, 22/13, 22/16, 22/17, 22/29. 22/32, 22/34, 22/123
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af;
In de zaken 21/5910, 21/5911 en 21/5913
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verweerder tot twee weken nadat op het bezwaar van verzoekers is beslist de door verzoekers met rood omkaderde gegevens in de documenten niet openbaar maakt;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 1.080 aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.518.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.C.G.M. Kosman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2022.
De voorzieningenrechter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.