ECLI:NL:RBGEL:2022:7232

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
C/05/411223 / KG ZA 22-366
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardeloosverklaring hypotheekrecht in kort geding

Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A.C. van Buul, en de ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gedaagde, die niet verschenen was. De procedure was ingesteld door eiser met als doel de waardeloosverklaring van een hypothecaire inschrijving op een onroerende zaak die aan hem toebehoorde. De rechtbank oordeelde dat zij relatief bevoegd was, aangezien de onroerende zaak in Nijmegen gelegen was. Eiser baseerde zijn vordering op artikel 3:274 lid 1 en 3 BW in combinatie met artikel 3:29 lid 1 BW, en stelde dat hij een spoedeisend belang had bij zijn vordering.

De rechtbank constateerde dat gedaagde was ontbonden en niet meer bestond sinds 14 mei 1998. De dagvaarding was op de juiste wijze betekend, en gedaagde was niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. Eiser had verzocht om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, maar de rechtbank verduidelijkte dat dit vonnis pas in kracht van gewijsde gaat als er geen rechtsmiddel meer openstaat. Eiser verklaarde ter zitting van zijn recht op hoger beroep af te zien.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen rechtens te respecteren belang was bij de handhaving van de hypothecaire inschrijving, aangezien gedaagde niet meer bestond. De hypothecaire inschrijving werd als waardeloos verklaard, en de voorzieningenrechter verleende de bewaarder de machtiging om tot doorhaling over te gaan. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. G.J. Meijer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/411223 / KG ZA 22-366
Vonnis in kort geding van 23 december 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. P.A.C. van Buul te Nijmegen,
tegen
de ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
laatstelijk gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 november 2022, met 11 producties;
  • een kopie van de bekendmaking van een uittreksel van het exploot in de Staatscourant van 21 november 2022;
  • de mondelinge behandeling van 23 december 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Deze procedure strekt tot waardeloosverklaring van een ten laste van [eiser] gevestigd recht van hypotheek op een aan hem in eigendom toebehorende onroerende zaak. Omdat de zaak betrekking heeft op een beperkt recht dat rust op een onroerende zaak in Nijmegen, is deze rechtbank relatief bevoegd (artikel 103 Rv).
2.2.
[eiser] heeft zijn vordering gebaseerd op het bepaalde in artikel 3:274 lid 1 en 3 BW jo. artikel 3:29 lid 1 BW. Blijkens de parlementaire geschiedenis van laatstgenoemd artikel kan ook de voorzieningenrechter in kort geding over een dergelijke vordering beslissen. [eiser] heeft bij zijn vordering een spoedeisend belang, zodat hij daarin ontvankelijk is.
2.3.
Op grond van hetgeen [eiser] heeft aangevoerd, moet worden aangenomen dat [gedaagde] is ontbonden en heeft opgehouden te bestaan met ingang van 14 mei 1998. Op grond van de parlementaire geschiedenis van artikel 3:29 BW kan de ingeschrevene, indien deze onvindbaar blijkt of zijn bestaan onzeker of beëindigd is, niettemin als ingeschrevene worden gedagvaard overeenkomstig de regels betreffende de gedaagde zonder bekende woon- of verblijfplaats (Parl. Gesch. BW Inv. 3, 5 en 6 Boek 3 1990, art. 3.1.2.10, MvT Inv., p. 1113 e.v.). Dat is in dit geval gebeurd. De dagvaarding voor deze zitting is aan het parket van het Openbaar Ministerie betekend en in de Staatcourant gepubliceerd. Genoegzaam is gebleken dat bij de dagvaarding de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen en dat [gedaagde] ondanks behoorlijke oproeping niet is verschenen. Tegen [gedaagde] zal daarom verstek worden verleend.
2.4.
[eiser] heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Op grond van artikel 3:29 lid 4 BW kan het vonnis (dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde verklaring bevat) echter niet worden ingeschreven, voordat het in kracht van gewijsde is gegaan. Dit vonnis gaat in kracht van gewijsde als daartegen geen rechtsmiddel meer open staat. De hoger beroepstermijn voor dit vonnis bedraagt vier weken. [eiser] heeft ter zitting verklaard van zijn recht op hoger beroep af te zien.
2.5.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor; nu [gedaagde] is opgehouden te bestaan, bestaat er geen (kenbaar) rechtens te respecteren belang bij handhaving van de hypothecaire inschrijving. Deze inschrijving is waardeloos geworden. Nu duidelijk is dat [gedaagde] de daartoe strekkende verklaring niet zal (kunnen) afgeven, zal de voorzieningenrechter dat doen. De vordering zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum vermeld.
2.6.
Voor een proceskostenveroordeling, die ook niet door [eiser] is gevorderd, bestaat geen aanleiding.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen [gedaagde] ,
3.2.
verklaart waardeloos de hypothecaire inschrijving ten behoeve van [gedaagde] op de onroerende zaak gelegen aan de [adres] , kadastraal bekend als [kadastrale aanduiding] , met machtiging van de bewaarder om tot doorhaling ervan over te gaan,
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.