Op 23 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A.C. van Buul, en de ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gedaagde, die niet verschenen was. De procedure was ingesteld door eiser met als doel de waardeloosverklaring van een hypothecaire inschrijving op een onroerende zaak die aan hem toebehoorde. De rechtbank oordeelde dat zij relatief bevoegd was, aangezien de onroerende zaak in Nijmegen gelegen was. Eiser baseerde zijn vordering op artikel 3:274 lid 1 en 3 BW in combinatie met artikel 3:29 lid 1 BW, en stelde dat hij een spoedeisend belang had bij zijn vordering.
De rechtbank constateerde dat gedaagde was ontbonden en niet meer bestond sinds 14 mei 1998. De dagvaarding was op de juiste wijze betekend, en gedaagde was niet verschenen, waardoor verstek werd verleend. Eiser had verzocht om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, maar de rechtbank verduidelijkte dat dit vonnis pas in kracht van gewijsde gaat als er geen rechtsmiddel meer openstaat. Eiser verklaarde ter zitting van zijn recht op hoger beroep af te zien.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen rechtens te respecteren belang was bij de handhaving van de hypothecaire inschrijving, aangezien gedaagde niet meer bestond. De hypothecaire inschrijving werd als waardeloos verklaard, en de voorzieningenrechter verleende de bewaarder de machtiging om tot doorhaling over te gaan. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. G.J. Meijer.