ECLI:NL:RBGEL:2022:7206

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
23 december 2022
Zaaknummer
05/214819-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte voor het voorhanden hebben van verdovende middelen, een gaspistool en een vals rijbewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 december 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in Irak in 1973, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van verdovende middelen, een gaspistool en een vals rijbewijs. De verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. van den Berg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 augustus 2022 in zijn woning in Zutphen een hoeveelheid van 4,88 gram GHB, 5,80 gram cocaïne en 5,15 gram metamfetamine voorhanden had. Daarnaast werd er een gaspistool aangetroffen, wat een verboden wapen is volgens de Wet Wapens en Munitie. Ook had de verdachte een vals rijbewijs uit Griekenland in zijn bezit.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de handel in verdovende middelen, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. Wel werd bewezen dat hij de drugs, het gaspistool en het valse rijbewijs voorhanden had. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en zijn bereidheid om hulp te zoeken voor zijn verslaving.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht, en een taakstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het meewerken aan hulpverlening en controles op middelengebruik. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de teruggave van in beslag genomen goederen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/214819-22
Datum uitspraak : 20 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1973] in [geboorteplaats] (Irak),
wonende aan de [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. A. van den Berg, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1 .
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2022 tot 25 augustus 2022 te Zutphen (in/vanuit een garagebox gelegen op/aan de [adres 2] en/of een woning aan de [adres 1] ), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of metamfetamine en/of gammahydroxyboterzuur (GHB), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of metamfetamine en/of gammahydroxyboterzuur, zijnde cocaïne en/of metamfetamine en/of gammahydroxyboterzuur (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2 .
hij op of omstreeks 25 augustus 2022 te Zutphen (in een garagebox gelegen op/aan de [adres 2] en/of een woning aan de [adres 1] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,88 ml gammahydroxyboterzuur (GHB) en/of 5,80 gram cocaïne en/of 5,15 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende gammahydroxyboterzuur (GHB) en/of cocaïne en/of metamfetamine, zijnde gammahydroxyboterzuur (GHB) en/of cocaïne en/of metamfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 25 augustus 2022 te Zutphen, in een woning gelegen op/aan de [adres 1]
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk [merk] , kaliber .22 long knal zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 25 augustus 2022 te Zutphen een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een nationaal rijbewijs uit Griekenland voorzien van nummer [nummer 1] , afgegeven te Athene en op naam gesteld van [verdachte] (geboren [geboortejaar 1973] ) en geldig tot 03.06.2029, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 25 augustus 2022 werd de woning van verdachte aan de [adres 1] in Zutphen doorzocht. [2] Bij die doorzoeking werd door verbalisanten (onder meer) het volgende aangetroffen:
  • een geel gekleurd ei-achtig voorwerp met daarin tien kleine gevouwen envelopjes (wikkels) met opschrift [tekst] ;
  • een geldkistje met daarin een aantal zakjes met een witte substantie;
- een wikkel met wit poeder; [4]
- vloeistof in een potje. [5]
De inhoud van deze goederen werd door de politie getest en vervolgens door het NFI onderzocht. Het bleek te gaan om:
2,82 gram cocaïne (in het gele ei); [6]
2,70 gram cocaïne (in de zakjes in het geldkistje); [7]
0,28 gram cocaïne (in de wikkel); [8]
5,15 gram metamfetamine (in een gripzakje in het geldkistje); [9]
4,88 gram GHB (het potje met vloeistof). [10]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte werd verder een pistool aangetroffen (A.06.01.001, goednummer 2812308). [11] Het bleek te gaan om een gaspistool van het merk [merk] met serienummer [nummer 2] in het kaliber .22 long knal. Dit betreft een vuurwapen van categorie III, onder 1, van de Wet Wapens en Munitie. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle vier tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de handel in verdovende middelen zoals tenlastegelegd onder feit 1, nu daarvoor geen concreet bewijs in het dossier is aangetroffen. Ten aanzien van feit 2, feit 3 en feit 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder is door de verdediging subsidiair naar voren gebracht dat ten aanzien van het aanwezig hebben van verdovende middelen sprake is van een eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2.
Beoordeling door de rechtbank
Aanwezig hebben van verdovende middelen
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de in zijn woning aangetroffen drugs van hem waren. [13]
Op grond van de vaststaande feiten en de verklaring van verdachte ter terechtzitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 25 augustus 2022 in zijn woning in Zutphen 4,88 gram GHB, 5,80 gram cocaïne en 5,15 gram metamfetamine aanwezig heeft gehad en dat hij dit ook wist. Daar waar in de tenlastelegging wordt gesproken over 4,88
‘ml’GHB
(in plaats van
‘gram’) ziet de rechtbank dit als een kennelijke verschrijving, gelet op de inhoud van het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen en het NFI-rapport.
De rechtbank acht daarentegen niet bewezen dat verdachte bij het voornoemde feit bewust en nauw heeft samengewerkt met een ander. Verdachte woont weliswaar samen met zijn vrouw [naam] in de woning aan de [adres 1] , maar de rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat sprake was van enige (strafbare) betrokkenheid van haar bij het gepleegde feit. Verdachte kan daarom niet als medepleger worden aangemerkt en zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Vrijspraak handel
Naast het aanwezig hebben van verdovende middelen, is onder feit 1 ook de handel in verdovende middelen tenlastegelegd. Verdachte ontkent dat hiervan sprake was.
De rechtbank heeft in het dossier verschillende aanwijzingen gevonden dat verdachte (vanuit zijn woning) mogelijk handelde in verdovende middelen. Uit de verklaring van [getuige] en de bevindingen van de politie (de tapgesprekken, de observaties en de onderzochte telefoongegevens) volgt dat sprake was van vermoedens hiervan. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat er daadwerkelijk verdovende middelen bij verdachte werden afgenomen. Direct bewijs hiervoor ontbreekt. Er werden geen verdovende middelen aangetroffen bij potentiële afnemers die door de politie werden aangesproken. Uit onderzoek aan de telefoon(s) van verdachte konden slechts enkele (volgens de politie) versluierde gesprekken en berichten worden afgeleid. De rechtbank kan daarbij niet vaststellen of dit, zoals de politie aanneemt, gaat over drugs, danwel dat die gesprekken betrekking hadden op de verkoop van sigaretten, nu uit het dossier volgt dat verdachte zich hier mogelijk mee bezighield. Alles tezamen is de rechtbank daarom van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van de handel in verdovende middelen te komen. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Voorhanden hebben van een wapen
Vaststaat dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 25 augustus 2022 een gaspistool werd aangetroffen en dat dit een verboden wapen betrof in de zin van de Wet Wapens en Munitie.
Van de verdachte mag bij het aantreffen van een wapen in zijn woning, in welke woning verdachte op het moment van aantreffen daadwerkelijk verbleef, een redelijke verklaring worden verlangd voor de aanwezigheid van het wapen. Verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven voor hoe het wapen daar terecht is gekomen of van wie het wapen is. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad en hij om die reden zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het wapen. Daarmee acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool.
Ten aanzien van feit 4 (vals rijbewijs)
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 11 en p. 13;
- het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek rijbewijs), p. 335;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1 .
hij op
één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 juli 2022 tot25 augustus 2022 te Zutphen
(in
/vanuit een garagebox gelegen op/aan de [adres 2] en/ofeen woning aan de [adres 1]
),
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval (telkens)opzettelijk aanwezig heeft gehad
, (een)hoeveelhe
(i)d
(en
)cocaïne en
/ofmetamfetamine en
/ofgammahydroxyboterzuur (GHB), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of metamfetamine en/of gammahydroxyboterzuur, zijnde cocaïne en
/ofmetamfetamine en
/ofgammahydroxyboterzuur,
(een)middel
(en
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2 .
hij op
of omstreeks25 augustus 2022 te Zutphen
(in
een garagebox gelegen op/aan de [adres 2] en/ofeen woning aan de [adres 1]
), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,88
mlgramgammahydroxyboterzuur (GHB) en
/of5,80 gram cocaïne en
/of5,15 gram metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende gammahydroxyboterzuur (GHB) en
/ofcocaïne en
/ofmetamfetamine, zijnde gammahydroxyboterzuur (GHB) en
/ofcocaïne en
/ofmetamfetamine
(een)middel
(en
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks25 augustus 2022 te Zutphen, in een woning gelegen
op/aan de [adres 1]
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, van het merk [merk] , kaliber .22 long knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks25 augustus 2022 te Zutphen een identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een nationaal rijbewijs uit Griekenland voorzien van nummer [nummer 1] , afgegeven te Athene en op naam gesteld van [verdachte] (geboren [geboortejaar 1973] ) en geldig tot 03.06.2029, waarvan hij, verdachte, wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat deze vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 2
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie;
feit 4:
opzettelijk voorhanden hebben van een vals identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht dat afgegeven is door een dienst of organisatie van vitaal of nationaal belang.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 124 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren. De tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient op deze straf in mindering te worden gebracht. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijk deel van de straf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd. Tot slot is de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een gevangenisstraf bepleit die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Daarnaast is een voorwaardelijke taakstraf bepleit, waaraan de bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van cocaïne, GHB en metamfetamine, een gaspistool en een vals rijbewijs. Al deze goederen zijn aangetroffen in de woning van verdachte, waar hij samen met zijn vrouw en stiefkinderen verbleef. De drugs werden bovendien aangetroffen op het aanrecht en lagen dus voor het grijpen. Algemeen bekend is dat deze middelen een verslavende werking hebben en dat regelmatig gebruik ervan nadelige gevolgen oplevert voor de gezondheid. Daarbij levert het ongecontroleerde bezit van een wapen onaanvaardbare risico’s op voor de veiligheid van personen. Met het voorhanden hebben van een vals rijbewijs heeft verdachte het vertrouwen geschonden dat in de samenleving moet kunnen worden gesteld in door van overheidswege verstrekte identiteitspapieren, waaronder begrepen een rijbewijs. Dit zijn ernstige feiten, waardoor bij de rechtbank een zorgelijk beeld is ontstaan van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 24 november 2022. Hieruit volgt dat verdachte op dit moment geen zinvolle dagbesteding heeft. Verdachte heeft aangegeven dat hij hulp wil bij het blijven stoppen van zijn cocaïneverslaving. Daarom is hij op 18 november 2022 door de reclassering aangemeld voor een behandeling bij JusTact. De reclassering heeft hiermee – in combinatie met het toezicht – getracht meer zicht en grip te krijgen op de leefsituatie van verdachte en eventuele problemen daarin. De reclassering geeft aan dat er gedurende de korte schorsingsperiode nog te weinig zicht is verkregen op het verloop van deze behandeling en of dit leidt tot enige vorm van gedragsverandering en daarmee recidivevermindering. Om dit te kunnen monitoren adviseert de reclassering een kortdurend toezicht met daarbij als bijzondere voorwaarden het verplicht meewerken aan ambulante behandeling en controles op middelengebruik. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bereid is zich aan deze voorwaarden te committeren.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet in de afgelopen vijf jaren.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 44 dagen passend. Verdachte heeft deze tijd al in voorarrest doorgebracht. Dat betekent dat verdachte niet terug zal gaan naar de gevangenis. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf op van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren. Aan die straf worden de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank acht dit noodzakelijk om verdachte structuur te bieden en om meer inzicht te kunnen krijgen in de mogelijke problemen die er bij verdachte spelen en de zorgen die er zijn.
Tot slot zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van de datum van dit vonnis.

8.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten is beslag gelegd op twee telefoons (een [telefoon 1] en een [telefoon 2] ), en geldbedragen van € 2.050,00 en € 140,00.
De officier van justitie heeft verzocht deze goederen verbeurd te verklaren, nu deze gelinkt kunnen worden aan de tenlastegelegde feiten.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het geld en de telefoons terug moeten naar de rechthebbende, nu zij heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de handel in verdovende middelen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de handel in verdovende middelen. Uit het dossier is voorts niet gebleken dat het geld of de telefoons zijn gebruikt voor of bij de aankoop van de verdovende middelen, het wapen en/of het valse rijbewijs, zoals die zijn aangetroffen in de woning van verdachte. De rechtbank zal daarom de teruggave van de telefoons en de geldbedragen aan de rechthebbende gelasten, nu geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 231 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 44 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
 legt op een
taakstraf van 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat verdachte:
- zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 3] , in Zutphen. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
- meewerkt aan de ingezette hulpverlening bij JusTact en de vervolgstappen die vanuit dit hulpverleningstraject genomen zullen worden. Indien de reclassering dit nodig acht, kan ambulante begeleiding worden ingezet voor zo lang de reclassering dit nodig acht;
- meewerkt aan controle op het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;

heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslissingen ten aanzien van het beslag
 gelast de teruggave van de volgende voorwerpen aan de rechthebbende:
  • een telefoon ( [telefoon 2] , 733537);
  • een telefoon ( [telefoon 1] , 733549);
  • een geldbedrag van € 2.050,00 (733556) en
  • een geldbedrag van € 140,00 (733546).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Vogel (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. R.D. Leen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 06 december 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Twente opgemaakte proces-verbaal, dossier VIOGNIER22 / ONRAA22029, gesloten op 20 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 11.
3.Het proces-verbaal van bevindingen aangetroffen drugs, p. 226-228.
4.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (lijst van inbeslaggenomen goederen), p. 14 en de kennisgeving van inbeslagneming, p. 392-393.
5.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (lijst van inbeslaggenomen goederen), p. 14 en de kennisgeving van inbeslagneming, p. 392.
6.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (nagezonden, AH046)p. 5 en het NFI-rapport van 5 september 2022, p. 234.
7.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, (nagezonden, AH046), p. 6 onder B en het NFI-rapport van 5 september 2022, p. 235.
8.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, (nagezonden, AH046), p. 5 en het NFI-rapport van 5 september 2022, p. 233.
9.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, (nagezonden, AH046), p. 6-8 onder D en het NFI-rapport van 5 september 2022, p. 236.
10.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen (nagezonden, AH046), p. 2-3 en het NFI-rapport van 1 september 2022, p. 232.
11.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming (lijst van inbeslaggenomen goederen), p. 16, index beslagdossier, p. 365 en de kennisgeving van inbeslagneming, p. 397.
12.Het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 60.
13.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 december 2022.