ECLI:NL:RBGEL:2022:7193

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
05-138592-22, 05-121693-21, 05-179679-20 (gev.) + 05-720298-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor bezit, vervoeren en dealen van harddrugs; vrijspraak van poging tot doodslag op een politieagent

Op 22 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder het bezit, vervoeren en dealen van harddrugs, en poging tot doodslag op een politieagent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 juni 2022 in Nijmegen opzettelijk aanwezig had van ongeveer 18,69 gram MDMA en 15,63 gram cocaïne, en dat hij in de periode van 27 januari 2021 tot en met 3 juni 2022 meermalen harddrugs heeft verkocht en vervoerd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk de dood van de agent op het spel heeft gezet. De rechtbank oordeelde dat er wel sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de agent, die zich aan de auto van de verdachte vasthield toen deze met hoge snelheid wegreed. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van geldbedragen en de teruggave van een in beslag genomen auto gelast. De benadeelde partij, de politieagent, is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte van het feit is vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-138592-22, 05-121693-21, 05-179679-20 (gev. ttz) + 05-720298-18 (tul)
Datum uitspraak : 22 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Almelo.
Raadsman: mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat in Diemen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van
15 september 2022, 27 oktober 2022 en 8 december 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Parketnummer 05-138592-22
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [hoofdagent] (hoofdagent bij politie eenheid Oost-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto, (met snelheid) is weggereden – terwijl die [hoofdagent] zich (deels) in die auto bevond en/of zich vasthield aan die auto – en waardoor die [hoofdagent] een aantal meters is meegetrokken en/of meegesleurd en/of (vervolgens) ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Nijmegen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [hoofdagent] (hoofdagent bij politie eenheid Oost-Nederland) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto, (met snelheid) is weggereden – terwijl die [hoofdagent] zich (deels) in die auto bevond en/of zich vasthield aan die auto – en waardoor die [hoofdagent] een aantal meters is meegetrokken en/of meegesleurd en/of (vervolgens) ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Nijmegen, een ambtenaar, [hoofdagent] (hoofdagent bij politie eenheid Oost-Nederland), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto, (met snelheid) weg te rijden – terwijl die [hoofdagent] zich (deels) in die auto bevond en/of zich vasthield aan die auto – en daarbij die [hoofdagent] een aantal meters mee te trekken en/of mee te sleuren en/of waardoor die [hoofdagent] (vervolgens) ten val is gekomen;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 januari 2021 tot en met 3 juni 2022, in Nijmegen en/of op één of meer andere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
  • (een) hoeveelheid/hoeveelheden aan materiaal bevattende MDMA en/of
  • (een) hoeveelheid/hoeveelheden aan materiaal bevattende cocaïne en/of
  • (een) hoeveelheid/hoeveelheden aan materiaal bevattende 4-FA/4FMP
(4-fluoramfetamine) en/of
  • (een) hoeveelheid/hoeveelheden aan materiaal bevattende 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine) en/of
  • (een) hoeveelheid/hoeveelheden aan materiaal bevattende 4-MMC/mefedron
(4-methylmethcathinon),
(telkens) (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 18,69 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 15,63 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Parketnummer 05-121693-21
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2020 te Nijmegen
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15,37 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 3,11 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Parketnummer 05-179679-20
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 april 2020 te Nijmegen
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 31,77 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
ongeveer 7,81 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05-138592-22 [1]
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat [hoofdagent] zou komen te overlijden, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van poging tot doodslag (feit 1, primair). Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling (feit 1, subsidiair).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van feit 1, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Uit de aangifte en (de beschrijving van) de camerabeelden (opgenomen door de beveiligingscamera van smartshop de Sjamaan aan de Bloemerstraat) blijkt dat verdachte met verhoogde snelheid is weggereden terwijl verbalisant [hoofdagent] zich vasthield aan de auto van verdachte. De vraag is of [hoofdagent] , zoals ten laste is gelegd, zich op het moment dat verdachte wegreed (deels) in de auto bevond, dit op de wijze zoals weergegeven op de foto van de reconstructie (p. 91 van het procesdossier). Naar het oordeel van de rechtbank kan dit niet worden bewezen. Uit de voornoemde camerabeelden, waarop de auto aan de bijrijderszijde is gefilmd en die daarom maar heel beperkt zicht bieden op de bestuurderszijde, is, anders dan is beschreven op pagina 87 van het procesdossier, niet waar te nemen dat [hoofdagent] een deel van zijn torso in de auto heeft bewogen. In de beschrijving van deze camerabeelden op pagina 64 van het procesdossier wordt daarvan ook geen melding gemaakt. Bovendien zijn vanaf het moment dat [hoofdagent] drie keer met zijn wapenstok op het raam slaat, het portier vastpakt en opent (00:39:48 uur) en de auto begint te rijden (00:39:51 uur) en volgens de beschrijving van de beelden [hoofdagent] op dat moment in de deuropening staat, tot aan het moment dat hij opstaat vanaf het asfalt (00:39:54 uur), slechts ongeveer zes seconden verstreken. Het laat zich moeilijk denken dat [hoofdagent] in het zeer korte tijdsbestek van ten hoogste drie seconden tussen het openen van het portier en het wegrijden van de auto (een deel van) zijn bovenlichaam de auto in heeft gemanoeuvreerd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden aangenomen dat [hoofdagent] , direct voordat verdachte wegreed, met zijn rechterarm in de auto heeft gereikt. Uit de aangifte en de beschikbare camerabeelden blijkt dat [hoofdagent] , op het moment dat verdachte wegreed, met zijn linkerhand het bestuurdersportier vasthield. [hoofdagent] heeft verklaard dat hij de auto in boog om de autosleutel te pakken en dat hij voelde dat de auto met volle snelheid optrok, waardoor hij automatisch met zijn rechterhand ergens in de auto iets vastpakte. Op de camerabeelden, die zijn geplaatst op de website: www.dumpert.nl, is te zien dat hij met zijn rechterhand de middenstijl (B-stijl) van de auto heeft vastgepakt. Het daaraan voorafgaand met de rechterarm reiken in de auto past hierbij, alsook bij de bedoeling om verdachte te doen stoppen. Zou [hoofdagent] enkel in de deuropening hebben gestaan, met zijn linkerhand op het bestuurdersportier, dan laat zich dat moeilijk rijmen met het feit dat hij bij het wegrijden de middenstijl van de auto vastpakt.
Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat [hoofdagent] , op het moment dat verdachte voorwaarts wegreed, met zijn linkerhand het bestuurdersportier vasthield en dat hij met zijn rechterarm in de auto reikte. Vol opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan niet bewezen worden. Beoordeeld dient daarom te worden of verdachte door met verhoogde snelheid weg te rijden op het moment dat [hoofdagent] zich in de genoemde positie bij zijn auto bevond, de aanmerkelijk kans in het leven heeft geroepen dat [hoofdagent] zou komen te overlijden dan wel zwaar letsel zou oplopen.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek volgt dat [hoofdagent] zichzelf over een afstand van ongeveer zestien meter heeft vastgehouden aan de auto en de auto met een snelheid gelegen tussen de zeventien en drieëntwintig kilometer per uur de gele verkeerspaaltjes in het midden van de weg is gepasseerd. Ook volgt uit genoemd proces-verbaal dat, ervan uitgaande dat de auto zich op het midden van de rijstrook bevond op het moment van passeren, de ruimte tussen de verkeerspaaltjes en de auto 0,9 meter was. Daarnaast was de indicatieve gemiddelde snelheid van de auto op het moment dat [hoofdagent] de auto losliet gelegen tussen de zesentwintig en zesendertig kilometer per uur, ongeveer gelijk aan de maximum toegestane snelheid van dertig kilometer per uur.
Naar het oordeel van de rechtbank was er, met name gelet op het feit dat [hoofdagent] zich ten tijde van het wegrijden en het loskomen aan de zijkant en niet aan de voorkant van de auto bevond, geen sprake van een aanmerkelijke kans dat hij zou komen te overlijden.
Wel is de rechtbank van oordeel dat in de gegeven omstandigheden sprake was van een aanmerkelijke kans dat [hoofdagent] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat [hoofdagent] het bandje van zijn fietshelm had losgemaakt toen hij stopte bij de auto van verdachte en dat de helm ook van zijn hoofd is gevallen op het moment dat [hoofdagent] de auto losliet. Blijkens de camerabeelden (van de Sjamaan) raapt [hoofdagent] deze, na het loslaten van de auto, op van de grond. Zijn hoofd was dus over de hele gereden afstand, alsook bij het loslaten van de auto, onvoldoende tot niet beschermd. Ook verder hing [hoofdagent] onbeschermd aan de auto en was hij dan ook kwetsbaar, zowel ten opzichte van de met verhoogde snelheid rijdende auto, als ten opzichte van de verkeerspaaltjes die op korte afstand (aan bestuurderszijde) zijn gepasseerd.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of verdachte deze aanmerkelijke kans, naar de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedragingen, bewust heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat dat niet bewezen kan worden en overweegt daartoe allereerst dat niet kan worden uitgegaan van de situatie zoals die is weergegeven op de foto van de reconstructie (pagina 91 van het procesdossier). Verwezen wordt naar wat hiervóór is overwogen ten aanzien van de positie van [hoofdagent] op het moment dat verdachte wegreed. Daarbij komt nog dat de foto van de reconstructie niet in overeenstemming is met de situatie zoals [hoofdagent] die zelf heeft beschreven in zijn aangifte, namelijk dat verdachte, toen [hoofdagent] de auto in boog, iets naar rechts boog, van [hoofdagent] weg. Ook moet verdachte op dat moment, anders dan op de foto is te zien, het stuur hebben vastgehad.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn aandacht, toen hij wegreed, gericht was op de verbalisant die zich aan de bijrijderszijde bevond
[rechtbank: verbalisant [verbalisant 1] ]en hij niet heeft gezien of gemerkt dat [hoofdagent] zich vasthield aan de auto en werd meegesleurd. [verbalisant 1] heeft in het proces-verbaal van bevindingen (pagina 46 van het procesdossier) vermeld dat hij zag dat de bestuurder paniek in zijn ogen had en drukke bewegingen maakte bij de versnellingspook. Hij maakte het bijrijdersportier open en probeerde de bestuurder te doen stoppen door de auto in te gaan. Hij voelde dat de auto naar voren reed en zag dat de auto hard optrok. Gelet hierop is het naar het oordeel van rechtbank niet onaannemelijk, althans niet uit te sluiten, dat de blik van verdachte, direct voordat hij wegreed, inderdaad naar rechts was gericht, richting verbalisant [verbalisant 1] . De beschikbare camerabeelden, die een beeld geven van de houding van verdachte (zij het een beperkt beeld), sluiten dat ook niet uit. Dit in aanmerking nemend, en gezien de omstandigheid dat enkel kan worden aangenomen dat direct voordat verdachte voorwaarts wegreed de rechterarm van [hoofdagent] de auto in is bewogen, is de rechtbank van oordeel dat het niet onaannemelijk is, althans niet is uit te sluiten, dat verdachte niet heeft gezien dat hij [hoofdagent] meesleurde toen hij wegreed. Van belang daarbij is dat de forensisch onderzoekers hebben geconcludeerd dat het mogelijk is dat de bestuurder van de auto niet heeft gemerkt dat [hoofdagent] werd meegesleurd (pagina 92 van het procesdossier), waarbij is betrokken het zichtveld van de mens en het geopende bestuurdersportier, waardoor [hoofdagent] niet zichtbaar zal zijn geweest in de linker buitenspiegel en dat het motorgeluid, windgeruis en bandengeluid vrijwel zeker significant zal zijn toegenomen. Gelet op laatstgenoemde omstandigheid is het naar het oordeel van de rechtbank mogelijk dat verdachte niet heeft gehoord dat [hoofdagent] , zoals hij heeft verklaard, tegen verdachte heeft geschreeuwd dat hij moest stoppen.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 1. Ook de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan niet bewezen worden bij gebreke van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van pijn of letsel.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs in vereniging in de periode van 27 januari 2021 tot en met 3 juni 2022 (feit 2) en het bezit van harddrugs op 4 juni 2022 (feit 3).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich gedurende de gehele ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs (feit 2). Naast het feit dat bij verdachte in juni 2022 een dealertelefoon is aangetroffen en zijn verklaring dat hij drie of vier keer drugs heeft gedeald, bevat het dossier namelijk geen bewijsmiddelen die hierop duiden. Ten aanzien van feit 3 is geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 2
Bij de aanhouding van verdachte op 4 juni 2022 is, naast grote hoeveelheden harddrugs (zie bewijsmiddelen feit 3), ook een geldbedrag van € 2.495,30 aangetroffen. [2] De combinatie van deze dealerhoeveelheden harddrugs en het grote geldbedrag duidt naar het oordeel van de rechtbank op dealen.
Verdachte heeft ook erkend dat hij die avond op pad was om drugs te dealen. [3] Verdachte heeft verklaard in totaal vier keer drugs te hebben gedeald, voor iemand wiens naam hij niet wil noemen, waarvan hij drie keer door de politie gepakt is. De drie keren dat hij gepakt is, zouden op 11 april 2020 (ten laste gelegd onder parketnummer 05-179679-20), 31 december 2020 (ten laste gelegd onder parketnummer 05-121693-21) en 3 juni 2022 (onderhavige feiten) zijn geweest. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig. Zij acht het onaannemelijk dat de persoon, in wiens opdracht verdachte dealde, hem op 3 juni 2022 opnieuw grote hoeveelheden harddrugs en grote geldbedragen zou toevertrouwen. Verdachte was immers daarvóór al drie keer door de politie gepakt waarbij de bij hem aanwezige drugs in beslag is genomen. Naar het oordeel van de rechtbank wijzen de bewijsmiddelen in het dossier erop dat verdachte zich gedurende langere tijd bezig heeft gehouden met het dealen van harddrugs. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Bij verdachte werd een Samsung telefoon aangetroffen. Deze telefoon is onderzocht. Op het toestel bleken twee Whatsapp-accounts actief, namelijk met telefoonnummer [telefoonnummer] gekoppeld aan de naam [naam dealer 1] / [naam dealer 2] en met telefoonnummer [telefoonnummer] gekoppeld aan de naam [naam dealer 2] / [naam dealer 1] . In de telefoon stonden verder 12.135 contacten, met namen waarin straattaal voor bepaalde drugssoorten in zijn verwerkt, zoals: 2CB Oss, 2gr Pool, 2pack, Afrikaan Miauw, Anna Ket Schaijk, Arnhem GHB, Bas Bruin, Klant Goeie Grave, Boris Miauw, Broski MDMA, Cem Miauw, Claudia Miauw, Fabian 2CB, Jeorme xtc. Ook stonden er veel contacten in de telefoon waarbij een plaatsnaam was genoemd. Verder werden in de telefoon gesprekken aangetroffen die volgens de politie wijzen op de handel in verdovende middelen vanaf 27 januari 2021 tot 3 juni 2022. In deze gesprekken wordt gesproken over benamingen van drugs en prijzen. [4]
Voorbeelden van dergelijke gesprekken zijn:
30-05-2022, omstreeks 17:08 uur
[afnemer 1] : Kan je aan 4f komen
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Jo maat jazeker
(…)
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : 5 capsules voor 25euro
(…)
01-06-2022, omstreeks 13:09 uur
[afnemer 1] : Doe maar bro
(…)
[afnemer 1] : Maar heb je voor volgende keer betere M ?
[afnemer 1] : Ik heb voor zondag nodig
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Heb nog steeds de zelfde m maat
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Ga proberen wat anders te regelen voor zondag ga je laten weten
[afnemer 1] : Oké top, en anders doe maar 5 capsules en grammetje
m
[afnemer 1] : Hoeveel moet je daarvoor hebben ?
[afnemer 1] : 40 ?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Ja dat is prima maat
(…)
03-06-2022, omstreeks 00:21 uur
[afnemer 1] : jo bro, weet je hoeveelin die 4f zit ?
[afnemer 1] : dan weet ik hoeveel ik moet pakken toch
[afnemer 1] : en ook in die m?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Jo bro
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : In de 4f zit 0,25 gevuld
[afnemer 1] : is het 4 fmp? of 4 fa
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Fmp [5]
03-06-2022, omstreeks 15.36 uur
[telefoonnummer] : Hey! Ik heb je nummer van [naam] . Heb je vanavond na tienen ergens tijd?
Gebruiker telefoon: Hey jazeker
[telefoonnummer] : Ik zou graag het volgende willen hebben:
1 gr C
6x 2cb
6x X
1 gr K
En heb je G?
Gebruiker telefoon: Ja dat isgoed. G helaas niet.
[telefoonnummer] : Geen probleem. Wat is het totaal?
Gebruiker telefoon: 100 eu
[telefoonnummer] : Oke! Elf uur bij de P+R van station Nijmegen Goffert doen?
Gebruiker telefoon: Topp [6]
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de Samsung telefoon, waarvan verdachte die avond de gebruiker was, kennelijk enkel en alleen werd gebruikt voor het dealen van drugs; een zogenaamde dealtelefoon betreft.
De politie heeft contact opgenomen met enkele afnemers van drugs die in deze dealtelefoon werden aangetroffen.
Eén van hen verklaarde drugs te hebben gekocht van drie verschillende personen en dat twee van hen broertjes zijn. Volgens de afnemer verkopen zij al heel lang samen. [7]
Afnemer [afnemer 2] verklaarde al twee à drie jaar drugs te kopen van een dealer met de naam [naam dealer 1] . Via Whatsapp geeft hij aan wat hij wil hebben en waar. Het waren verschillende personen die de drugs vervolgens kwamen leveren. Hij verklaarde over een Marokkaanse jongen met dikke lippen, één hele donkere jongen en twee andere jongens die broertjes waren. [8]
Een andere afnemer verklaarde dat hij drugs bestelde bij iemand die zich [naam dealer 1] noemde en gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer] . Bij de leveringen heeft hij drie verschillende jongens gezien. [9]
De rechtbank stelt vast dat uit deze verklaringen volgt dat in ieder geval drie personen drugs hebben verkocht met gebruik making van de genoemde dealtelefoon.
Verdachte reed ten tijde van zijn aanhouding op 4 juni 2022 in de zwarte Nissan Micra op naam van zijn vader. [10] In de dealtelefoon zijn meerdere gesprekken teruggevonden waarin de gebruiker van de telefoon aangeeft dat hij in een zwarte Nissan rijdt, namelijk:
05-03-2022, omstreeks 02.07 uur
Gebruiker telefoon: Maat rij zwarte Nissan ben er met minuten
Majaas ik kom nu naar rabo lopen dan
Gebruiker telefoon: Ja dat is hoed zwarte Nissan heb ik
Majaas: Rij rondje ik stap in [11]
31-05-2022, omstreeks 22:26 uur
[naam] : Maatke
[naam] : Jij had 3gr miauw voor 50 toch
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Hey maatje
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Yess
[naam] : + Igr ket = 70?
[naam] : Moet naar
[naam] : Graadt van Roggenstraat 107h
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Ja dat isgoed maatje
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Half uurtje ongeveer
[naam] : App mij dan ff 2 min van te voren. Dan komt hij naar
buiten. Welke auto heb je?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Zwarte Nissan [12]
31-05-2022, omstreeks 23:58 uur
[afnemer 3] Heee, ik ben in centrum nu zou je kunnen komen voor
1 gr miauw?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Heyy jazeker
[afnemer 3] : Is dat 20 eurie?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Yess
[afnemer 3] : Waar is handig?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Bij de rabo ?
[afnemer 3] : Yess isgoed
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : 10 min
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Ongeveer
[afnemer 3] : Welke auto heb je?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Zwarte Nissan [13]
02-06-2022, omstreeks 22:04 uur
[afnemer 4] : Joo man, kun je naar [naam] komen?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Heyy maat ben ik nu
[afnemer 4] : Heb je voor 20eu sos?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Zou je naar de zeikant kunnen komen
[afnemer 4] : Welke auto?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Zwarte Nissan [14]
03-06-2022, 07:07 uur
[afnemer 5] : Hii, kan ik aan het eind vd middag t volgende krijgen?
- 15 pillen Xtc
- 2gr Mdma
- Igr Keta
En hoeveel kost dat dan?
[afnemer 5] : 80eu of iets?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Heyy jazeker ?
[afnemer 5] : Okay nice! Ik kan rond 16:30 bij de Rabobank bij
Keizer Karel plein zijn, mogelijk
iets later., ik kan wel een halfuur vantevoren appen is
dat oke?
[afnemer 5] : Dan neem ik 80eu cash mee, moet ik nog even pinnen
dus misschien dat ik 2x 50eu eruit krijg dat ik 20eu
moet wisselen als je dat hebt
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Ja dat is prima ??
[afnemer 5] : Ik sta bij de geldautomaten
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Topp ik ben er bijna ?
[afnemer 5] : Weer een zwarte Nissan?
Gebruiker telefoon: [naam dealer 2] / [naam dealer 1] : Yess [15]
In de onder verdachte in beslag genomen iPhone (die van verdachte is [16] ), zijn de volgende twee notities aangetroffen:
Een notitie, opgemaakt op 19 mei 2022, met als titel: “Bro 7630 betalen”. In de notitie stond vervolgens het volgende lijstje opgesomd:
20g bro +10g
Jor
10 kleine
10 grote
2 blanco
2 otjes
5 half
4 heel
1. blacko
[naam] 2 barki w
20m
Barki snoep jor
50 poes
Barki nieuw jor
Een notitie, opgemaakt op 18 november 2021, met als titel "Bro". In de notitie stond vervolgens het volgende lijstje opgesomd:
50 poes 4euro
50 m 3euro
50 ket 6euro
Verbalisant [verbalisant 2] heeft geconcludeerd dat een aantal van bovengenoemde woorden als straattaal gebruikt worden om harddrugs aan te duiden. Zo staan ‘poes’ en ‘m’ voor de harddrugs 3-MMC en ‘ket’ voor ketamine. [17]
Deze notities van november 2021 en mei 2022, weerspreken de verklaring van verdachte dat hij enkel op de door hem genoemde momenten in opdracht van iemand anders op pad is geweest om drugs te dealen en wijzen op een grotere betrokkenheid. Dat hij ook op andere dagen heeft gedeald vindt voorts ondersteuning in de voornoemde berichten waarin wordt gesproken over een zwarte Nissan, zijnde ook de kleur en het merk van de auto van verdachtes vader, waarin verdachte op 4 juni 2022 is aangehouden.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, twijfelt de rechtbank er niet aan dat verdachte één van de dealers was die, in de volledige ten laste gelegde periode, gebruik maakte van de dealtelefoon en drugs leverde aan de diverse afnemers. Waar verdachte verklaart dat dit anders is, had het op zijn weg gelegen namen van andere betrokkenen (in ieder die van de beweerdelijke ‘opdrachtgever’) te noemen, teneinde de politie in staat te stellen zijn verklaring te verifiëren. Verdachte heeft dit echter nagelaten.
Naar het oordeel van de rechtbank veronderstelt het delen van een dealtelefoon met anderen een nauwe en bewuste samenwerking tussen de gebruikers. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich gedurende een periode van ruim anderhalf jaar samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs.
Feit 3
Ten aanzien van feit 3 is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 313-316;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 162-168;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 332-339, 353-356;
- de NFI-rapporten, p. 340-344, 357;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2022.
Parketnummer 05-121693-21 [18]
Verweer tot bewijsuitsluiting
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het aantreffen van de drugs onrechtmatig was en bewijsuitsluiting dient te volgen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de telefoons niet vrijwillig uit zijn zak heeft gehaald en hij zich niet vrijwillig heeft laten fouilleren. Er bestond bovendien geen redelijk vermoeden van schuld op grond waarvan tot fouillering mocht worden overgegaan.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal van aanhouding (p. 57-61 van het procesdossier) leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Verbalisanten hadden een auto een stopteken gegeven op grond van de Wegenverkeerswet en verdachte was de passagier. In de middenconsole van de auto lag een spacecake. Terwijl de verbalisanten de auto nakeken op grond van de Wegenverkeerswet, werd verdachte steeds gebeld op zijn telefoon. De verbalisant zag dat verdachte steeds zenuwachtiger werd. Hij bleek drie telefoons bij zich te hebben, waarvan één telefoon door de verbalisanten wordt omschreven als een dealertelefoon. Eén van de verbalisanten had op 7 december 2020 een verdachte situatie waargenomen waarbij een harddruggebruikster, die later verklaarde dat zij voor 30 euro wilde halen, bij verdachte in de auto was gestapt (zoals volgt uit het proces-verbaal van bevindingen op p. 21-22 van het procesdossier).
Op grond van voormelde feiten en omstandigheden hebben de verbalisanten besloten over te gaan tot het fouilleren van verdachte in het kader van de Opiumwet. Bij deze fouillering werd een onnatuurlijke grote en harde bobbel gevoeld in het kruis van verdachte. Hierop is verdachte aangehouden voor het bezit van harddrugs en overgebracht naar het politiebureau waar hij, na toestemming van de hulpofficier van justitie, onderworpen is aan onderzoek aan het lichaam. Toen verdachte zijn onderbroek liet zakken, viel een doorzichtige zak met daarin meerdere kleine zakjes op de grond.
Naar het oordeel van de rechtbank leveren voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, ernstige bezwaren op als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Opiumwet en artikel 56 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering op grond waarvan de verbalisanten bevoegd waren verdachte aan zijn kleding te onderzoeken en de hulpofficier van justitie bevoegd was te bepalen dat de aangehouden verdachte aan zijn lichaam werd onderzocht.
Het voorgaande brengt mee dat geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Bewijsmiddelen
Met betrekking tot dit feit is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 9;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 23;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 41-45;
- de NFI-rapporten, p. 50-54;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2022.
Parketnummer 05-179679-20 [19]
Verweer tot bewijsuitsluiting
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte, in tegenstelling tot wat de politie zegt, niet vrijwillig toestemming heeft gegeven de kofferbak te openen en in zijn zakken te voelen. Het doorzoeken van zijn zakken was onrechtmatig, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het proces-verbaal van aanhouding (p. 20-23 van het procesdossier) leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Verbalisanten kregen een ANPR-hit van een huurauto op naam van verhuurbedrijf [naam verhuurbedrijf] , die naar de politie bekend was, vaak werd gebruikt door Nijmeegse criminelen met antecedenten op het gebied van de Opiumwet. Verbalisanten hebben de auto staande gehouden op grond van de Wegenverkeerswet. Verdachte bleek de bestuurder van deze huurauto en hij gaf vrijwillig toestemming om in de auto te kijken. Vervolgens pakte verdachte zijn winterjas van de achterbank en trok deze aan, terwijl het op dat moment buiten zonnig en 20 graden was. Op de vraag van de verbalisant of hij in zijn zakken mocht voelen, gaf verdachte aan hier geen bezwaar tegen te hebben.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan dit, door de verbalisanten op ambtsbelofte opgemaakte, proces-verbaal. Nu hieruit volgt dat verdachte ermee in heeft gestemd dat de verbalisant in zijn zakken voelde is er geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van dit feit is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 20-23;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 13-18;
- de NFI-rapporten, p. 8-12;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2022.

3.De bewezenverklaring

Parketnummer 05-138592-22
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
één of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 27 januari 2021 tot en met 3 juni 2022, in Nijmegen en/of op
één of meerandere plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met
één of meeranderen,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal (telkens
)opzettelijk heeft verkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
  • (een) hoeveelheid/hoeveelheden aan materiaal bevattende MDMA en
  • (een) hoeveelheid/hoeveelheden aan materiaal bevattende cocaïne en
  • (een) hoeveelheid/hoeveelheden aan materiaal bevattende 4-FA/4FMP
(4-fluoramfetamine) en
/of
  • (een) hoeveelheid/hoeveelheden aan materiaal bevattende 2C-B (4-bromo-2,5-dimethoxyfenetylamine) en
  • (een) hoeveelheid/hoeveelheden aan materiaal bevattende 4-MMC/mefedron
(4-methylmethcathinon),
(telkens
) (een)middel
(len
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks4 juni 2022 te Nijmegen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 18,69 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA en
/ofongeveer 15,63 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en
/ofcocaïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Parketnummer 05-121693-21
hij op
of omstreeks31 december 2020 te Nijmegen
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 15,37 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne en
/ofongeveer 3,11 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Parketnummer 05-179679-20
hij op
of omstreeks11 april 2020 te Nijmegen
opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 31,77 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne en
/of
ongeveer 7,81 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlasteleggingen kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05-138592-22
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
in eendaadse samenloop met:
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Parketnummer 05-121693-21
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Parketnummer 05-179679-20
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft verzocht de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd voor de duur van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat ingeval van een veroordeling het jeugdstrafrecht wordt toegepast, nu een pedagogische aanpak noodzakelijk is en een inrichting voor volwassenen een ongeschikte plek is voor verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks drugsgerelateerde feiten. Hij heeft op meerdere momenten harddrugs voorhanden gehad en vervoerd. Daarnaast heeft hij zich gedurende een periode van anderhalf jaar samen met anderen schuldig gemaakt aan het dealen van verschillende soorten harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs gevaren voor de volksgezondheid opleveren. De handel in en het gebruik van harddrugs genereren op hun beurt andere strafbare feiten en geven veel overlast in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd. Voor dergelijke feiten dient een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het feit dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 2 en 3 onder parketnummer 05-138592-22 en het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Daarnaast houdt de rechtbank in enige mate rekening met het tijdsverloop in twee van de zaken (parketnummers 05-121693-21 en 05-179679-20).
Er zijn verschillende rapportages opgemaakt over verdachte. In deze rapportages is wisselend geadviseerd over toepassing van het jeugd- of volwassenenstrafrecht.
Uit het rapport van psycholoog Burck volgt dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een licht verstandelijke beperking in combinatie met de stoornis ADD. Als gevolg van deze stoornis schieten het beoordelingsvermogen en de copingsvaardigheden van verdachte structureel tekort. Daarnaast is bij verdachte sprake van een bedreigde ontwikkeling van de persoonlijkheid waarbij kenmerken van een antisociale ontwikkeling en een narcistische persoonlijkheidsstoornis worden waargenomen. De psycholoog ziet enige indicaties om het jeugdstrafrecht toe te passen, maar ook contra-indicaties. Uiteindelijk is het advies om het jeugdstrafrecht toe te passen en de mogelijkheden van pedagogische beïnvloeding via een groepsgericht leefklimaat te benutten, nu een dergelijke benadering nog niet eerder werd toegepast. Er wordt een intensief ambulant begeleidings- en behandeltraject geadviseerd van maximale duur. Een dergelijk behandeltraject zou gestalte kunnen krijgen in het kader van een van een voorwaardelijke PIJ maatregel.
Uit het reclasseringsadvies van 28 november 2022, in samenhang met het reclasseringsadvies van 12 oktober 2022, volgt dat de reclassering het recidiverisico inschat als hoog. Meerdere leefgebieden zijn zorgelijk of instabiel. Er zijn zorgen over het netwerk waarin verdachte verkeert en een inkomen en dagbesteding ontbreken. Verdachte is gebaat bij duidelijkheid en structuur. De reclassering adviseert verdachte volgens het volwassenenstrafrecht te berechten, waarbij gebruik wordt gemaakt van de zogenaamde ‘JoVo-methodiek’
(jongvolwassenen-methodiek). De reclassering ziet geen zwaarwegende gronden voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Hoewel verdachte niet altijd zicht heeft op de gevolgen van zijn gedrag, maakt hij wel bewuste keuzes. Hij weet wat wel en niet mag. Interventies binnen het jeugdstrafrecht hebben tot op heden bovendien niet geleid tot gedragsverandering. Verdachte komt op de reclassering over als ‘streetwise’ en pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden worden niet gezien. Omdat verdachte heeft aangegeven niet te willen meewerken aan een klinische behandeling, ziet de reclassering als enige mogelijkheid om te werken aan gedragsverandering de oplegging van een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden en toezicht door de volwassenenreclassering. Als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd een meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank overweegt dat bij iemand met de leeftijd van verdachte het uitgangspunt is dat hij wordt berecht conform het volwassenenstrafrecht. Op dit uitgangspunt kan een uitzondering worden gemaakt, indien hiertoe redenen worden gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De rechtbank ziet in deze zaak, mede gelet op de rapportages van de reclassering en het voornemen hem verder te begeleiden volgens de jongvolwassenmethodiek, onvoldoende aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Wel zal de rechtbank rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte.
Als uitgangspunt voor het met enige regelmaat verkopen, afleveren en vervoeren van gebruikershoeveelheden harddrugs gedurende een periode van zes tot twaalf maanden hanteert de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Dit uitgangspunt gaat uit van een persoon die niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij eerder wegens een soortgelijk feit is veroordeeld. De rechtbank vindt het heel kwalijk dat verdachte, nadat hij op 15 december 2020 door de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van de rechtbank was veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie wegens overtreding van de Opiumwet, twee weken later alweer op pad was om drugs te dealen. Kennelijk weerhoudt zo’n veroordeling hem er niet van opnieuw vergelijkbare strafbare feiten te plegen. Het delictgedrag van verdachte is hardnekkig.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal hierop in mindering worden gebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de (bijzondere) voorwaarden worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd met een proeftijd van drie jaren.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van feit 1, wordt aan de vereisten voor dadelijke uitvoerbaarheid niet voldaan.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [hoofdagent] heeft in verband met feit 1 onder parketnummer 05-138592-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 675,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Verdachte zal integraal worden vrijgesproken van het feit waarmee de vordering verband houdt. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

9.De beoordeling van het beslag

Personenauto
Onder verdachte is in de zaak met parketnummer 05-138592-22 een personenauto van het merk Nissan, type Micra, met kenteken [kenteken] in beslag genomen. Deze auto staat op naam van de vader van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier onvoldoende worden vastgesteld dat verdachte zodanig gebruik maakte van deze auto, dat hij aangemerkt kan worden als eigenaar van de auto. Verder kan niet worden vastgesteld dat de vader van verdachte redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat zijn zoon de auto gebruikte voor het dealen van drugs. Aan de wettelijke eis van artikel 33a lid 2 aanhef en onder a Sr is niet voldaan, zodat de auto niet vatbaar is voor verbeurdverklaring. Nu geen strafvorderlijk belang zich hiertegen verzet, zal de rechtbank de teruggave van de auto aan de rechthebbende gelasten.
Geldbedragen
In de zaak met parketnummer 05-138592-22 is een geldbedrag van € 2.495,30 in beslag genomen onder verdachte. In de zaak met parketnummer 05-121693-21 is een bedrag van
€ 236,00 in beslag genomen onder verdachte en in de zaak met parketnummer 05-179679-20 een bedrag van € 135,00.
De rechtbank overweegt dat op de data dat deze geldbedragen onder verdachte in beslag zijn genomen, ook dealerhoeveelheden harddrugs bij hem zijn aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij zich op deze dagen bezig heeft gehouden met het dealen van drugs. Bij het ontbreken van aan andersluidende verklaring van verdachte over de herkomst van het geld, staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat deze geldbedragen, die aan verdachte toebehoren, geheel of grotendeels door middel van de feiten onder genoemde parketnummers zijn verkregen. De rechtbank zal deze geldbedragen daarom verbeurd verklaren. Zij heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-720298-18)

De meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van de Rechtbank Gelderland heeft verdachte op 15 december 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft bepleit dat de jeugddetentie wordt omgezet in een taakstraf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd. Nu verdachte de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt en hij thans volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht, ziet de rechtbank aanleiding de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie overeenkomstig artikel 6:6:29 Wetboek van Strafvordering te vervangen door een gevangenisstraf van gelijke duur.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

12.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummer 05-138592-22 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich onder behandeling zal stellen van Jan Arends of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering, in overleg met de behandelaar, nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte zal verblijven in een RIBW of een andere instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 15 december 2020 door de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van de Rechtbank Gelderland voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 1 maand jeugddetentie (parketnummer 05-720298-18);
 vervangt de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie door een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Beslissing ten aanzien van het beslag
 verklaart verbeurd de volgende geldbedragen:
  • een geldbedrag van € 2.495,30 (parketnummer 05-138592-22);
  • een geldbedrag van € 236,00 (parketnummer 05-121693-21);
  • een geldbedrag van € 135,00 (parketnummer 05-179679-20);
 gelast de teruggave van de personenauto Nissan Micra met kenteken [kenteken] aan de rechthebbende.
Beslissing ten aanzien van de civiele vordering
 verklaart de benadeelde partij [hoofdagent] niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. J.A.P. Bakker en mr. M.D.R. Joppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2022.
mr. K.A.M. van Hoof en mr. M.D.R. Joppe zijn buiten staat te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022247455, gesloten op 29 augustus 2022, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 171; proces-verbaal van bevindingen, p. 187.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2022.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 207.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 252-254.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 216.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 308.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 310-313.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 321-323.
10.Proces-verbaal van aanhouding, p. 413-416.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 213.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 246-247.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 264-265.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 281.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 285-286.
16.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2022.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 204-205.
18.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021000006, gesloten op 14 maart 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
19.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020159217, gesloten op 8 juli 2020, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.