ECLI:NL:RBGEL:2022:7106

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
9827007
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en aansprakelijkheid bij constructief gebrek na plaatsing dakkapel

In deze zaak heeft de heer [eiser] WBB Groep B.V. en WBB Dakkapellen aangeklaagd wegens gebrekkige uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de plaatsing van een dakkapel. De overeenkomst werd op 16 april 2020 gesloten voor een bedrag van € 8.000,00. Na de plaatsing op 17 juli 2020 constateerde [eiser] dat de dakconstructie niet meer veilig was, wat leidde tot een reeks correspondentie en uiteindelijk juridische stappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat WBB niet deugdelijke constructieberekeningen heeft gemaakt en dat de door WBB toegepaste constructie niet voldeed aan de eisen van het Bouwbesluit. De deskundigenrapporten bevestigden dat de constructie niet veilig was en dat er sprake was van een constructief gebrek. De rechtbank oordeelde dat WBB aansprakelijk was voor de schade die [eiser] had geleden door de ondeugdelijke uitvoering van het werk. De vordering van [eiser] tot schadevergoeding van € 16.390,31, inclusief bijkomende kosten, werd gedeeltelijk toegewezen. WBB werd veroordeeld tot betaling van € 13.419,60 aan schadevergoeding, € 3.496,90 aan deskundigenkosten en € 909,20 aan buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan WBB opgelegd.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 9827007 \ CV EXPL 22-1209 \ 398 \ 40141
uitspraak van 9 december 2022
vonnis
in de zaak van
de heer
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. P.A.C. van Buul
tegen
de besloten vennootschap
WBB Groep B.V.,onder meer handelend onder de naam
WBB Dakkapellen
gevestigd te Doornenburg
gedaagde partij
gemachtigde mr. J.E. de Groot
Partijen worden hierna [eiser] en WBB genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 juni 2022 en de daarin genoemde processtukken
- de mondelinge behandeling van 19 augustus 2022
- de mondelinge behandeling van 7 november 2022.

2.De feiten

2.1.
Op 16 april 2020 heeft [eiser] met WBB een overeenkomst gesloten. De overeenkomst hield plaatsing van een dakkapel op de woning van [eiser] in, voor een bedrag van € 8.000,00.
2.2.
Op 17 juli 2020 heeft WBB de dakkapel bij [eiser] geplaatst.
2.3.
Na plaatsing van de dakkapel heeft [eiser] de zolder van de woning laten aftimmeren en afwerken door een andere partij, [naam 1] . Er is toen ook een vliering aangebracht.
2.4.
Op 11 september 2020 heeft [eiser] aan WBB het volgende gemaild: “
Door de plaatsing van de dakkapel lijkt het dak verzakt. Hierdoor is een rij pannen over de gehele verticale daklijn omhoog gekomen en sluit nu niet goed meer aan. (…) De aannemer geeft aan om mogelijke vervolgschade te voorkomen dat de schade zo snel mogelijk hersteld moet worden. Zou u aub zsm contact met mij willen opnemen?
2.5.
Op 14 en 17 september 2020 is een medewerker van WBB naar de situatie bij [eiser] komen kijken.
2.6.
Op 20 oktober 2020 heeft [eiser] per e-mail aan WBB bericht: “
(…) stel ik u hierbijeen uiterste termijn tot en met 6 november 2020. (…) Binnen deze termijn verwacht ik van u schriftelijk een concreet en met constructieberekeningen onderbouwd plan, dat voert tot herstel van de verzakking en dat mij de zekerheid geeft dat de constructie deugdelijk is (…).
2.7.
De gemachtigde van [eiser] heeft WBB op 27 november 2020 bericht dat WBB de eerder gestelde termijn onbenut heeft laten verstrijken en heeft daarnaast het volgende geschreven: “
(…) Namens cliënt bied ik u hierbij een laatste maal de gelegenheid voor overlegging van een op redelijke termijn tot herstel van de doorgezakte dakkapel voerend plan. Ontvang ik dat plan nietuiterlijk 7 december 2020van u, dan zal cliënt zonder nadere aankondiging overgaan tot rechtsmaatregelen. (…)
2.8.
Op 10 december 2020 heeft WBB gereageerd op de e-mail. Zij gaf aan: “
(…) Wij hebben aan de dakkapel totaal geen verzakking waargenomen. (…) Op zolder is een kleine verzakking waargenomen. Echter weten wij niet of dit door toedoen van ons was en of dat dit al zo was toen wij de dakkapel geplaatsten. Wij hebben dan ook de woning naast u van buitenaf bekeken en tevens ook de woningen rond om u heen. (…) Hier is ook duidelijk een verzakking in de daken waar te nemen. Wij denken dan ook vrij zeker dat het niet door ons toedoen komt. Echter willen wij wel graag het probleem netjes oplossen zodat beide partijen tevreden zijn.
Ik heb een handmatige schets toegevoegd hoe wij dit willen gaan doen. U ziet in de schets dat wij het dak vanaf de zolder opdraaien (…) Daarna plaatsen wij een soort muurplaat op de verdiepingsvloer van de zoldervloer. (…)
2.9.
Omdat [eiser] de oorzaak van de verzakking wilde weten en wilde weten wat de risico’s waren voor de dakconstructie heeft hij [naam 2] ingeschakeld om de dakconstructie en het werk van WBB te beoordelen. In het bijzijn van een vertegenwoordiger van WBB, de heer [vertegenwoordiger van WBB] , heeft de heer ing. [werknemer van naam 2] van [naam 2] op 7 mei 2021 ter plaatse de situatie bekeken. Daarna is ook [naam 3] , raadgevend ingenieursbureau, ingeschakeld.
2.10.
Het rapport van [naam 3] van 11 juni 2021 bevat voor zover relevant het volgende: “
(…) Bij de overgang van het schuine dak naar het platte dak zouden er voorzieningen aanwezig moeten zijn om zowel de vertikale als de horizontale belasting op te kunnen nemen. De horizontale belastingen zijn de spatkrachten uit de sporenkap.
Hoe deze belastingen nu worden opgevangen is onduidelijk en waarschijnlijk is er niets voor meegenomen.
Doordat er later een vlieringvloer is aangebracht kunnen bij een juiste bevestiging de horizontale belastingen worden opgenomen door de vlieringvloer. De doorgezaagde sporen zullen dan wel moeten zijn bevestigd aan de nieuwe vloer. (…)
Dit detail lost alleen niet het opvangen van de verticale belasting op. Om de constructie te laten voldoen zal er een extra balk moeten worden aangebracht, die middels een juiste bevestiging wordt bevestigd aan de bouwmuren. (…)
2.11.
In het rapport van 24 september 2021 van [naam 2] staat onder meer: “
(…) Om de vermeende verzakking inzichtelijk te maken hebben wij een draad gespannen. Hieruit bleek dat geen sprake is van verzakking, maar ter plaatse van de bouwmuren sprake is van een verhoging. Door dakpannen te verwijderen hebben wij vastgesteld dat de bouwmuren uitsteken. Dat is constructief geen gebrek, maar heeft esthetisch wel tot gevolg heeft dat de dakpannen ter plaatse van de bouwmuren hoger liggen dan de andere pannen.
(…)
Vraag 1: Is de door WBB gerealiseerde dakkapel(constructie) als zodanig geschikt voor een scharnierkap?
Antwoord:
Het soort dakkapel dat partij 2 geleverd heeft, is in principe geschikt voor een scharnierkap (lees: sporenkap*). Bij de door partij 2 ten behoeve van de dakkapel gerealiseerde dakdoorbraak is echter onvoldoende rekening gehouden met de afdracht van verticale krachten. In zoverre, zoals hierna wordt toegelicht, voldoet de huidige constructie niet aan de daaraan te stellen eisen.
De moeilijkheid zit in de onderbreking van de sporenkap en de toegepaste raveling** die bij een sporenkap andere krachten te verwerken krijgt dan bij een constructie met gordingen.
(…)
Na overleg met partij 1 en partij 2 is gezamenlijk besloten om de dakdoorbraak te laten berekenen.
De aangetrokken constructeur heeft de oorspronkelijke situatie gecontroleerd, dat wil zeggen de dakconstructie zoals deze was voordat daarin een dakdoorbraak voor een dakkapel werd gemaakt, om zeker te stellen dat hier geen gebreken in zaten die ten onrechte ten laste van partij 2 gelegd kunnen worden. (…)
Voor de uitwerking en resultaten verwijzen wij graag naarbijlage 1: adviesrapport [naam 3] (…)
Uit de berekeningen van de constructeur is gebleken dat de oorspronkelijke situatie voldeed. Hiervan wordt geen verslag gedaan in het advies rapport, maar dat is ons mondeling bevestigd.
De door partij 2 toegepaste raveling met een houtzwaarte van 58 x 158 mm² voldoet echter niet om de horizontale (spatkrachten uit de sporenkap) en verticale krachten op te nemen. Voor het opnemen van die krachten is een aanpassing van de constructie noodzakelijk en in zoverre is op dit moment sprake van een constructief gebrek dat hersteld moet worden.
Uit een e-mail van partij 2 aan partij 1 (d.d. 10-12-2020) blijkt dat partij 2 aan partij 1 heeft aangeboden om een “muurplaat” aan te brengen op de door partij 1 samengestelde vliering, teneinde het sporendak op te vangen. Die aanpassing volstaat niet voor een deugdelijke constructie. De constructeur geeft aan dat hiermee alleen de horizontale krachten opgevangen kunnen worden mits de sporen afzonderlijk verbonden worden aan de voorgestelde “muurplaat”. Daarmee kan niet worden volstaan omdat de verticale krachten daarmee nog steeds niet worden opgevangen. (…)
De constructeur doet twee voorstellen om het constructieve gebrek op te lossen:
A:
Het aanbrengen van een nieuwe houten balk van bouwmuur naar bouwmuur. (…)
B:
Het aanbrengen van een nieuwe houten balk van bouwmuur naar bouwmuur en deze laten steunen op de nieuw aangebrachte scheidings-/binnenmuur. (…)
Onze voorkeur gaat uit naar optie A, omdat dit geen beperkingen geeft in eventuele aanpassingen van de indeling van de zolderverdieping. (…)
* eensporenkapbestaat uit verticale ribben die van de muurplaat naar de nok lopen. (…)
** eenravelingis een samenstel van balken dat ten doel heeft de balken die niet door muren kunnen worden gedragen, bijvoorbeeld bij een dakdoorbraak, toch voldoende oplegging te geven door deze te verbinden aan omliggende constructieve elementen (zoals gordingen)
***Spatkrachtenzijn zijwaarts gerichte horizontale krachten in een constructie waardoor het dragende element naar buiten zou willen wijken.
Vraag 2: Voldoet de door WBB gerealiseerde dakkapel aan de eisen van goed en deugdelijk werk?
Antwoord:
(…) Aan de dakkapel zelf, dus afgezien van de constructie waarmee deze in het dak is verwerkt, hebben wij geen gebreken opgemerkt. De daarvoor door partij 2 gerealiseerde doorbraak en de daarbij toegepaste onstructie is echter onvoldoende draagkrachtig en voldoet in zoverre niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. (…)
Vraag 7: Zijn verdere zakkingen en/of andere met de dakkapel verband houdende schades te verwachten? Zo ja, in hoeverre?
Antwoord:
Indien de constructie niet wordt aangepast voldoet deze niet aan de daaraan gestelde constructieve eisen conform het bouwbesluit. Dit kan tot instorting leiden bij bepaalde belastingen waaraan de huidige constructie niet kan voldoen (…)
2.12.
Op 14 oktober 2021 heeft [eiser] aan WBB het volgende bericht: “
(…) Inmiddels is er een deskundigenonderzoek uitgevoerd en een rapport daarvan beschikbaar. (…) De conclusies uit dit rapport bevestigen de vermoedens van cliënt; u heeft gebrekkig werk geleverd.
Cliënt stelt het volgende plan van aanpak voor.
U draagt – uiteraard op uw kosten – zorg voor deugdelijk herstel van de constructie van het dak op de wijze zoals door de deskundige is voorgeschreven. Hierbij verzoek ik u en zo nodig sommeer ik u om mij binnen een termijn van twee weken na heden te berichten dat u deze werkzaamheden zult uitvoeren en binnen welk termijn. (…)
2.13.
Op 8 november 2021 heeft WBB aan [eiser] bericht dat zij haar werk deugdelijk heeft verricht en niet aansprakelijk is voor enige schade.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, WBB te veroordelen om aan [eiser] de door [eiser] geleden schade van € 16.390,31 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, alsmede in de buitengerechtelijke kosten van € 939,60 en de deskundigenkosten van € 3.496,90, met veroordeling van WBB in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat hij met WBB een overeenkomst aanneming van werk heeft gesloten. WBB heeft het werk ondeugdelijk uitgevoerd. Zo heeft WBB ten eerste geen technische berekening gemaakt (maar enkel tekeningen) voorafgaand aan het plaatsten van de dakkapel. Ten tweede heeft zij een balk doorgezaagd wat geleid heeft tot een verzwakking van de dakconstructie. Door de werkzaamheden van WBB is de dakconstructie van de woning zodanig verzwakt dat deze niet meer aan het Bouwbesluit voldoet. De dakconstructie kan weer deugdelijk gemaakt worden, maar WBB weigert mee te werken aan de oplossing die door de experts daarvoor is aangedragen. Uit het rapport van [naam 2] volgt dat de wijze waarop de werkzaamheden door WBB zijn uitgevoerd niet deugdelijk is en constructief onveilig, gezien het type dak (sporendak). WBB is dus aansprakelijk voor de gebreken. [eiser] heeft WBB diverse keren de gelegenheid gegeven de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen, maar WBB is daar niet toe overgegaan en zo is verzuim ingetreden. Daarna heeft [eiser] de verbintenis van WBB omgezet, door middel van de dagvaarding, in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Hij vordert concreet een bedrag van € 8.808,00 inclusief btw aan herstelkosten om alsnog een deugdelijke dakconstructie te krijgen en een bedrag van € 7.582,31 inclusief btw aan herstelkosten die nodig zijn om het geheel weer goed afgewerkt te krijgen (om het herstelwerk te verrichten zal namelijk de afwerking die eerder heeft plaatsgevonden, opnieuw moeten worden gedaan). Daarnaast vordert [eiser] de deskundigenkosten (kosten [naam 2] en [naam 3] ) van € 3.496,90 en buitengerechtelijke incassokosten van € 939,60 op grond van art. 6:96 lid 2 aanhef en onder b en c BW.
3.3.
WBB heeft gemotiveerd verweer gevoerd. WBB betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis tot het plaatsen van een deugdelijke dakkapel. De dakkapel zelf is niet gebrekkig, er is geen sprake van een verzakking en er zijn geen andere zichtbare gebreken vastgesteld. [eiser] vreest enkel voor mogelijke toekomstige schade, aldus WBB. Daarnaast betwist WBB het causaal verband tussen de tekortkoming en de schade en heeft ze verweer gevoerd tegen de diverse schadeposten.

4.De beoordeling

Wat is er verkeerd gegaan?
4.1.
Dat de dakkapel gebrekkig is, is niet het verwijt dat [eiser] aan WBB maakt. Zoals in de dagvaarding is aangegeven en op de twee mondelinge behandelingen die gehouden zijn nader naar voren is gekomen, is het verwijt dat [eiser] aan WBB maakt, dat WBB bij het plaatsen van de dakkapel onzorgvuldig te werk is gegaan. WBB heeft, om de dakkapel te kunnen plaatsen, het dak opengemaakt en daarbij veel houten balken (sporen) doorgezaagd. Het is op zichzelf logisch dat die sporen weggehaald zijn, maar de sporen vormden een belangrijk onderdeel van de dakconstructie. Dat betekent dat een voorziening getroffen moest worden om de dakconstructie weer veilig, conform Bouwbesluit, te krijgen.
4.2.
[eiser] heeft gemotiveerd gesteld dat zo’n voorziening (herstel van de dragende constructie) door WBB niet is aangebracht. Hij heeft daarbij verwezen naar de rapporten van [naam 2] en [naam 3] en heeft de betrokken expert van [naam 2] en constructeur ook meegenomen naar de tweede mondelinge behandeling voor het geven van een toelichting op hun rapportages. De door [eiser] ingeschakelde experts concluderen dat de door WBB toegepaste raveling met een houtzwaarte van 58 x 158 mm² niet voldoet om de horizontale (spatkrachten uit de sporenkap) en verticale krachten op te nemen. Voor het opnemen van die krachten is volgens hen een aanpassing van de constructie noodzakelijk en in zoverre is op dit moment sprake van een constructief gebrek dat hersteld moet worden.
4.3.
WBB heeft deze onderbouwde stellingen van [eiser] onvoldoende weersproken. WBB heeft volstaan met het geven van een toelichting op haar werkzaamheden. Zo heeft zij gewezen op de omstandigheid dat ze een dubbele draagbalk heeft aangebracht van bestaand spoor naar bestaand spoor en dat de dakkapel een zelfdragende constructie is. Een stabiele dakkapel betekent echter niet dat ook sprake is van een veilige dakconstructie. Om aan te tonen dat de dakconstructie veilig is, zijn constructieberekeningen nodig, die [eiser] heeft laten maken en die WBB niet heeft weersproken. WBB heeft zich op het standpunt gesteld dat constructieberekeningen niet nodig zijn, omdat voor het plaatsen van de dakkapel geen vergunning nodig was, maar ook die stelling baat haar niet. Een dakconstructie moet voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit, los van de vraag of sprake is van een vergunningvrije situatie. Dat de dakconstructie na plaatsing van de dakkapel niet meer voldoet, is door [eiser] voldoende gemotiveerd gesteld en door WBB onvoldoende betwist.
4.4.
Dat de door [eiser] ingeschakelde deskundigen partijdeskundigen zijn, maakt niet dat de kantonrechter aan hun bevindingen geen waarde kan hechten. Op 7 mei 2021 heeft [naam 2] in het bijzijn van een vertegenwoordiger van WBB, de heer [vertegenwoordiger van WBB] , de situatie bij [eiser] bekeken en de rapporten van [naam 2] en [naam 3] zijn aan WBB ter beschikking gesteld. Het had op de weg van WBB gelegen de bevindingen van de deskundigen en de uitkomsten van de onderzoeken door [naam 2] en [naam 3] gemotiveerd te betwisten en/of een eigen deskundige in te schakelen of mee te nemen naar de zitting. De heer [vertegenwoordiger van WBB] , die tijdens de tweede mondelinge behandeling aanwezig was, heeft de bevindingen van [naam 2] en [naam 3] ook onvoldoende weersproken.
4.5.
Het verzuim van WBB is ingetreden twee weken na 14 oktober 2021. Op 14 oktober 2021 is de ingebrekestelling voor de ondeugdelijke dakconstructie gedateerd. In ieder geval is verzuim ingetreden vanaf 8 november 2021, omdat dat de datum is van de afwijzing van aansprakelijkheid door WWB. WBB heeft gesteld dat zij op 10 december 2020 al had aangeboden het dak op te draaien en een soort muurplaat te bevestigen op de verdiepingsvloer om zo aan de bezwaren van [eiser] tegemoet te komen en dat ze (daarom) niet in verzuim verkeert. Die oplossing voldeed echter niet, gezien de bevindingen van de door [eiser] ingeschakelde deskundigen.
4.6.
De kantonrechter oordeelt, gezien het voorgaande, dat [eiser] recht had op (deugdelijke) nakoming van de opdracht door WBB. Namelijk: plaatsing van een dakkapel met behoud van een veilige dakconstructie.
Hoogte schadevergoeding
4.7.
[eiser] heeft vervangende schadevergoeding gevorderd (art. 6:87 BW). De dagvaarding is de schriftelijke mededeling dat schadevergoeding in plaats van nakoming gevorderd wordt (omzettingsverklaring).
4.8.
WBB heeft betwist dat een bedrag van € 8.808,00 inclusief btw nodig is aan kosten om alsnog een deugdelijke dakconstructie te krijgen. Het aanbrengen van enkele balken kan volgens haar niet meer kosten dan de plaatsing en levering van een volledige dakkapel. Bovendien zijn de kosten genoemd onder het kopje algemene voorzieningen volgens haar onwaarschijnlijk.
4.9.
De door [eiser] gevorderde kosten betreffen algemene voorzieningen (afdekken vloeren en trappen, intern verhuizen enz.), sloopwerkzaamheden, constructiewerkzaamheden, dakaansluiting en afbouwwerkzaamheden. Deze zijn gespecificeerd door middel van een raming, opgesteld door [naam 2] . WBB heeft deze raming onvoldoende betwist, zodat daarvan wordt uitgegaan. Het bedrag van € 8.808,00 inclusief btw wordt daarom toegewezen.
4.10.
WBB heeft ook het bedrag van € 7.582,31 inclusief btw aan herstelkosten die volgens [eiser] nodig zijn om het geheel weer goed afgewerkt te krijgen betwist. Het stond WBB vrij, nu ze van mening is dat de offerte van [naam 1] die op deze werkzaamheden ziet van onjuiste (want te hoge) bedragen uitgaat, om zelf een alternatieve offerte uit te (laten) brengen. Nu ze dat niet heeft gedaan, zal de kantonrechter van deze offerte uitgaan. Dat [naam 1] , de partij die de afwerking voor haar rekening wil nemen, (ook) badkamerspecialist is, betekent overigens niet dat ze geen offerte voor deze werkzaamheden op kan stellen. Deze aanvullende schadevergoeding kan door [eiser] gevorderd worden, gezien het verzuim van WBB, omdat WBB tekort is geschoten in de nakoming van haar verbintenis een dakkapel te plaatsen zonder daarbij schade toe te brengen aan de dakconstructie en de schade daardoor is ontstaan.
4.11.
Met WBB is de kantonrechter wel van oordeel dat de offerte van [naam 1] op twee punten overlap vertoont met de raming gemaakt door [naam 2] . Te weten wat betreft de onderdelen: voorbereidende onderdelen (afdekken hal, trap enz.) en demontagewerkzaamheden. Niet valt in te zien waarom, als al aan de dakconstructie gewerkt wordt of is gewerkt, nogmaals voorbereidende werkzaamheden en sloopwerkzaamheden plaats moeten vinden. Dat betekent dat enkel een bedrag van € 3.811,24 exclusief btw (onderdeel montage) toewijsbaar is. Dat is een bedrag van € 4.611,60 inclusief 21% btw.
Expertisekosten, buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten
4.12.
De door [eiser] gevorderde deskundigenkosten van € 3.496,90 worden ook toegewezen. De hoogte van deze kosten is door WBB niet betwist. Daarnaast is niet gebleken dat deze kosten onredelijk hoog zijn. Ze zijn dus, gezien de tekortkoming van WBB, toewijsbaar als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (art. 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW).
4.13.
Gelet op de hoogte van de toegewezen hoofdsom van (€ 8.808,00 + € 4.611,60 = € 13.419,60) wordt, conform de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en die geacht worden redelijk te zijn, een bedrag van € 909,20 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Het zijn redelijke kosten ter voldoening buiten rechte (art. 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW) en [eiser] heeft voldoende aangetoond dat hij buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht dan wel heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt.
4.14.
WBB heeft betoogd dat de wettelijke rente niet kan worden toegewezen vanaf de dagvaarding, omdat WBB niet in verzuim is met betrekking tot haar verplichting om vervangende schadevergoeding op grond van art. 6:87 BW te betalen. De gevorderde wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
4.15.
WBB wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 124,00.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt WBB om aan [eiser] als schadevergoeding € 13.419,60 te betalen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt WBB om aan [eiser] een bedrag van € 3.496,90 wegens deskundigenkosten te betalen;
5.3.
veroordeelt WBB om aan [eiser] een bedrag van € 909,20 exclusief btw wegens buitengerechtelijke incassokosten te betalen;
5.4.
veroordeelt WBB in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser] vastgesteld op € 125,03 aan dagvaardingskosten, € 693,00 aan griffierecht, € 1.494,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 124,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan;
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2022.