1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/036172-22
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, vrachtwagen), gaande in de richting van de kruising van de wegen de Thorbeckestraat en/of de Goeman Borgesiusstraat, daarmede rijdende over de weg, de Thorbeckestraat,
- op voornoemde kruising naar rechts is afgeslagen teneinde de Goeman Borgesiusstraat op te rijden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op dezelfde weg rijdende bestuurder van een fiets, die zich rechts naast, dan wel dicht achter hem, verdachte, bevond, niet voor heeft laten gaan en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde fiets en/of de bestuurder van deze fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2021 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, vrachtwagen), gaande in de richting van de kruising van de wegen de Thorbeckestraat en/of de Goeman Borgesiusstraat, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Thorbeckestraat,bij het naar rechts afslaan, teneinde de Goeman Borgesiusstraat op te rijden, een bestuurder van een voertuig (fiets), die op dezelfde weg zich naast, althans zich rechts dicht achter hem bevond, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht;
(artikel 18 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990)
Ten aanzien van parketnummer 05/121267-22
hij op of omstreeks 2 december 2021 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, vrachtwagen), gaande in de richting van de kruising van de wegen de Slotemaker de Bruïneweg en/of St. Annastraat, daarmede rijdende over de weg, de Slotemaker de Bruïneweg,zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl verdachte (zeer) bekend is en/of
- terwijl het door hem bestuurde voertuig een (rijklare) massa van 15085 kilogram had en/of
- terwijl verdachte ongeveer langer dan (in ieder geval) 35 seconden heeft stilgestaan voor een rood verkeerslicht, welk verkeerslicht was geplaatst ter hoogte van voormelde kruising en/of
-terwijl zich enige tijd een bestuurster van een fiets rechts naast, dan wel dicht achter, verdachte bevond en/of deze fietsster al enige tijd zichtbaar was toen zij rechts van verdachte aan kwam rijden en/of stilstond,
- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet op het overige (voorrangsgerechtigde) verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- ( daarbij) zich niet of onvoldoende ervan vergewist of de rechts naast hem gelegen fietsstrook voor het doorgaande en/of rechts afslaande verkeer vrij was van enig verkeer en/of
- op voornoemde kruising naar rechts is afgeslagen teneinde de St. Annastraat op te rijden en/of
- ( daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op dezelfde weg rijdende bestuurster van een fiets, die zich rechts naast, dan wel dicht achter hem, verdachte, bevond, niet voor heeft laten gaan en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde fiets en/of de bestuurster van deze fiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (voornoemde fietsster, genaamd [slachtoffer 1] ) werd gedood;
(artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 december 2021 te Nijmegen als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, vrachtwagen), gaande in de richting van de kruising van de wegen de Slotemaker de Bruïneweg en/of St. Annastraat, daarmede rijdende over de weg, de Slotemaker de Bruïneweg,
- terwijl verdachte (zeer) bekend is en/of
- terwijl het door hem bestuurde voertuig een (rijklare) massa van 15085 kilogram had en/of
- terwijl verdachte ongeveer langer dan (in ieder geval) 35 seconden heeft stilgestaan voor een rood verkeerslicht, welk verkeerslicht was geplaatst ter hoogte van voormelde kruising en/of
-terwijl zich enige tijd een bestuurster van een fiets rechts naast, dan wel dicht achter, verdachte bevond en/of deze fietsster al enige tijd zichtbaar was toen zij rechts van verdachte aan kwam rijden en/of stilstond,
- op voornoemde kruising naar rechts is afgeslagen teneinde de St. Annastraat op te rijden en/of
- ( daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op dezelfde weg rijdende bestuurster van een fiets, die zich rechts naast, dan wel dicht achter hem, verdachte, bevond, niet voor heeft laten gaan en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde fiets en/of de bestuurster van deze fiets, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(artikel 5 Wegenverkeerswet 1994).
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van parketnummer 05/036172-22
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 20 augustus 2021 reed verdachte als bestuurder van een vuilniswagen over de Thorbeckestraat in Nijmegen. Verdachte is vervolgens rechtsaf geslagen richting de Goeman Borgesiusstraat. Verdachte en het slachtoffer [slachtoffer 2] zijn daarbij met elkaar in een botsing geraakt, waarbij slachtoffer [slachtoffer 2] van zijn fiets is gevallen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Verdachte heeft een voorrangsfout gemaakt en daardoor een aanrijding veroorzaak waarmee er sprake is van gevaarzetting op de weg.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor vrijspraak. Verdachte heeft geen schuld aan het ongeval omdat de fietser het ongeval zelf heeft veroorzaakt. De fietser had niet moeten proberen de rijdende en naar rechts afslaande vuilniswagen links in te halen, terwijl daarvoor geen ruimte was op de weg. Het kan verdachte niet worden aangerekend dat de fietser een dergelijke inschattingsfout heeft gemaakt, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op 20 augustus 2021 in de Thorbeckestraat in haar auto achter de vuilniswagen stond te wachten. Zij zag een fietser rechts voorbij rijden in de richting van de vuilniswagen. Dit was net voor de T-kruising met de Goeman Borgesiusstraat. Zij zag dat de vuilniswagen opeens rechtsaf sloeg richting de Goeman Borgesiusstraat. Zij zag dat de fietser op dat moment rechts om de vrachtwagen heen wilde fietsen. Het volgende moment zag zij dat de vuilniswagen de fietser raakte en de fietser met fiets ten val kwam.
Ter terechtzitting heeft slachtoffer [slachtoffer 2] als getuige verklaard dat hij rechts langs de vuilniswagen fietste en rechtdoor wilde rijden.
Artikel 18, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) bepaalt dat bestuurders die afslaan, het verkeer dat hen op dezelfde weg tegemoet komt of dat op dezelfde weg zich naast dan wel links of rechts dicht achter hen bevindt voor moeten laten gaan.
Uit de getuigenverklaringen van getuige [getuige 1] en slachtoffer [slachtoffer 2] leidt de rechtbank af dat slachtoffer [slachtoffer 2] rechts langs de vuilniswagen reed toen verdachte rechtsaf sloeg. Verdachte had daarom slachtoffer [slachtoffer 2] voorrang moeten verlenen. Door dit na te laten heeft verdachte artikel 18, eerste lid, van het RVV 1990 overtreden. Door deze voorrangsfout is gevaar op de weg veroorzaakt, dat heeft geleid tot de aanrijding met slachtoffer [slachtoffer 2] . Niet is gebleken dat het slachtoffer een verkeersovertreding heeft begaan, zodat het verweer dat het slachtoffer de aanrijding zou hebben veroorzaakt, wordt verworpen.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 05/121267-22
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 2 december 2021 reed verdachte als bestuurder van een vuilniswagen over de Slotemaker de Bruïneweg richting de kruising met de St. Annastraat in Nijmegen. Vervolgens is verdachte rechtsaf geslagen naar de St. Annastraat. Daarbij is de vuilniswagen van verdachte in aanrijding gekomen met slachtoffer [slachtoffer 1] . Zij kwam hierdoor onder de vuilniswagen terecht ten gevolge waarvan zij is overleden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Van een professionele chauffeur mag extra oplettendheid worden verwacht. Uit de Verkeersongevallen Analyse (VOA) van de politie volgt dat slachtoffer [slachtoffer 1] te allen tijde in ieder geval 2,5 seconde voor verdachte te zien moet zijn geweest. Er is geen sprake van een kort moment van onoplettendheid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte in de vuilniswagen voor het stoplicht stond. Aan de rechterzijde van de weg is een speciale fietsstrook met een voor de fietsers daar geplaatste paal met een drukknop, waarmee stoplichten kunnen worden bediend in die zin dat de fietser een bepaalde tijd voorrang krijgen op het stilstaande verkeer dat op de T-splitsing rechtsaf wil slaan. Als de auto’s die wachten voor het stoplicht groen licht krijgen, dan zijn de fietsers al overgestoken, aldus de verdediging. Het is volgens de verdediging de vraag of het speciale stoplicht voor de fietsers die de St. Annastraat oversteken wel was ingeschakeld. Want wordt dat ingeschakeld, dan blijft het verkeerslicht voor auto’s nog een tijdje op rood staan.
Tijdelijke onoplettendheid van verdachte hoeft niet te leiden tot de conclusie dat sprake is van schuld. In dit geval is er geen sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Verdachte heeft uitdrukkelijk verklaard dat hij zoals altijd goed heeft uitgekeken en in de spiegels heeft gekeken of er nog andere verkeersdeelnemers waren die mogelijk in de weg stonden of reden. Daarbij is onduidelijk in hoeverre de aanrijding door handelen of nalaten van slachtoffer [slachtoffer 1] is veroorzaakt, aldus de raadsman.
Beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 2 december 2021 achter de vuilniswagen reed, met nog een auto er tussen.Hij heeft de fietsster voor de aanrijding gezien, zij stond bij het rechterachterwiel van de vuilniswagen. Op het moment van het groene verkeerslicht zag hij dat het meisje op de fiets zat en haast geen vaart had.
Verdachte heeft verklaard dat hij elke donderdag met de vuilniswagen van de [naam] op de kruising van de Slotemaker de Bruïneweg en de St. Annastraat rijdt.De vuilniswagen heeft een rijklare massa van 15.058 kilogram.
Uit het VOA-rapport blijkt dat de rechter buitenspiegels van de vuilniswagen niet optimaal afgesteld stonden. Er was een groot deel van de vuilniswagen zichtbaar. Daarnaast laten de data van de verkeersregelinstallatie zien dat de vuilniswagen ongeveer 50 seconden heeft staan wachten voor het rode stoplicht. In de tijd dat de vuilniswagen voor het rode licht stond, is de drukknop voor fietsers direct rechts naast de vuilniswagen bediend. 2,4 seconden hierna sprong het verkeerslicht op groen, voor zowel de fietser als de vuilniswagen.
De fietser die de drukknop bediende heeft minimaal 2,4 seconden stilgestaan voor de verkeerslichten op de Slotemaker de Bruïneweg. Ongeveer 8 seconden voor de bediening van de drukknop voor fietsers werd de detectielus op de fietsstrook geactiveerd. Hoewel niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat de betreffende fietsster deze detectorregistraties heeft veroorzaakt, wordt dit wel het meest aannemelijke scenario geacht.
Uit onderzoek naar de verschillende posities waar de vuilniswagen kan hebben gestaan wordt geconcludeerd dat de fietsster op al deze posities te allen tijde zichtbaar moet zijn geweest voor verdachte in de spiegels, het beeldscherm van de dodehoek camera dan wel direct; zowel bij het fietsen richting de drukknop als bij het wachten bij de drukknop.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat de fietsster bij het stoplicht rechts naast de vuilniswagen van verdachte stond, zij gelijktijdig groen licht kregen en de fietsster rechtdoor wilde rijden. Verdachte had haar gelet op artikel 18, eerste lid, van het RVV 1990 voor moeten laten gaan en heeft dat niet gedaan.
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Om tot de ondergrens van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat het rijgedrag van verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1995. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Vaste rechtspraak is dat de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag geen factor is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt de omstandigheid dat verdachte als beroepschauffeur in een zeer groot en zwaar voertuig reed dat van hem verwacht mocht worden dat hij extra goed oplet in het verkeer.
De rechtbank concludeert uit het VOA-rapport dat het slachtoffer ruim 10 seconden voor verdachte zichtbaar moet zijn geweest, namelijk vanaf het moment dat zij over de detectielus reed tot het moment waarop zij groen licht kreeg nadat zij de drukknop had ingedrukt bij het stoplicht. Nu verdachte een andere verkeersdeelnemer over het hoofd heeft gezien die meer dan enkel een kort moment voor hem zichtbaar was, terwijl van hem mocht worden verwacht dat hij vanwege het zware voertuig dat hij bestuurde extra goed zou opletten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig is geweest. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet een groter schuldverwijt kan worden gemaakt.
De stelling van de verdediging dat het stoplicht op andere wijze voor fietsers zou zijn afgesteld dan voor het overige verkeer, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De door de raadsman gesuggereerde mogelijke verwijtbare handelingen van slachtoffer [slachtoffer 1] volgen evenmin uit het dossier.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.