ECLI:NL:RBGEL:2022:6890

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
12 december 2022
Zaaknummer
05/107784-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van ontuchtige handelingen met een minderjarige en de daaropvolgende strafoplegging

Op 12 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 november 2020, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige, geboren in 2016, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt. De verdachte heeft onder andere zijn geslachtsdeel in de mond van het slachtoffer gebracht en het slachtoffer laten kussen en betasten. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, mede omdat deze consistent waren en ondersteund door andere getuigen en bewijsstukken. De verdachte heeft de handelingen ontkend, maar zijn reacties in WhatsApp-berichten en verklaringen bij de politie gaven aan dat hij zich bewust was van de ongepastheid van zijn daden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot smartengeld toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/107784-21
Datum uitspraak : 12 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1952] in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .
Raadsman: mr. D. van der Beek, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 november 2020 te Culemborg, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2016] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 november 2020 te Culemborg, in elk geval in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2016] , door
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] te laten kussen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen/duwen en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] vast te laten houden, althans te laten betasten en/of
- de vagina (prumke) en/of de schaamstreek en/of de (onder)buik en/of de borst en/of de (boven)benen, althans het lichaam van die [slachtoffer] te kussen;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meer tijstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2019 tot en met 1 november 2020 te Culemborg, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2016] ,
die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] te laten kussen en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen/duwen en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] vast te laten houden, althans te laten betasten en/of
- de vagina (prumke) en/of de schaamstreek en/of de (onder)buik en/of de borst en/of de (boven)benen, althans het lichaam van die [slachtoffer] te kussen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde en het onder 2 primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van beide feiten vrijgesproken dient te worden vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe heeft de raadsman, kort gezegd, aangevoerd dat het bewijs afkomstig is uit één bron, namelijk [geboortejaar 2016] , en dat haar verklaring niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de twee gebeurtenissen die door verdachte zijn beschreven, namelijk het kussen onder de navel en het door [geboortejaar 2016] vastpakken van de penis van verdachte, niet ontuchtig zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Inleidende overwegingen
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken doordat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd, kan niet uitsluitend gebaseerd worden op de verklaring van één getuige (artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering). Alleen de verklaringen van [geboortejaar 2016] zijn dus onvoldoende. Er moet meer bewijs zijn, dat op zijn minst onderdelen uit die verklaring ondersteunt, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat een verklaring ter zake van de gestelde ontuchtige handelingen op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank de feiten gezamenlijk behandelen.
De bewijsmiddelen
[aangever] heeft namens haar dochter, [geboortejaar 2016] (geboren op [geboortejaar 2016] ), aangifte gedaan. [2] Aangeefster heeft verklaard dat ze op 10 december 2020 met [getuige 1] , een hulpverlener van [naam] , aan tafel zat met haar kinderen. In eerste instantie werd gesproken over het netwerk van aangeefster en daarna over verschillende familieleden, waaronder opa en oma Culemborg. Opa Culemborg is de naam die in het gezin wordt gegeven aan verdachte, de oom van aangeefster. Toen het over opa en oma Culemborg ging zei [geboortejaar 2016] :
“Daar word ik altijd verwend”.Aangeefster reageerde daarop door te zeggen dat opa en oma nu ook grenzen stellen, waarop [geboortejaar 2016] zei:
“Nou ik moet opa wel verwennen”. [3] [geboortejaar 2016] zei vervolgens in dat gesprek dat ze ‘toede-loekie’ in de mond moest stoppen. Toede-loekie plaste ook. Volgens aangeefster bedoelt [geboortejaar 2016] met ‘toede-loekie’ penis, omdat ze dit woord afwisselde met het woord ‘pielie’ [4] , wat [geboortejaar 2016] doorgaans gebruikt om penis aan te duiden. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat [geboortejaar 2016] op 17 december 2020 zei dat alleen moeder en zijzelf haar ‘prumke’ mogen zien en opa Culemborg, omdat hij daar kusjes op geeft en dat voelt lekker. Het woord ‘prumke’ gebruikt [geboortejaar 2016] om vagina aan te duiden. [5] [geboortejaar 2016] ging vanaf dat ze 3,5 jaar oud was tot en met de herfstvakantie van 2020 regelmatig logeren bij verdachte en zijn vriendin. [6]
Getuige [getuige 1] was op 10 december 2020 bij het gezin van aangeefster in haar rol van opvoedondersteuner. Het netwerk van het gezin werd besproken en in dat kader kwamen ook opa en oma Culemborg ter sprake. [getuige 1] hoorde dat [geboortejaar 2016] zei dat ze bij opa en oma alles mocht. [getuige 1] zei daarop dat ze daar lekker verwend werd, waarop [geboortejaar 2016] reageerde door te zeggen:
“Ik verwen opa [verdachte] ook wel eens”.[getuige 1] vroeg vervolgens aan [geboortejaar 2016] wat dat verwennen dan was, waarop [geboortejaar 2016] zei:
“Ik kus opa [verdachte] wel eens op zijn…”en ze noemde een koosnaampje. [getuige 1] begreep achteraf van aangeefster dat ze ‘toedeloki’ had gezegd. [geboortejaar 2016] vulde aan:
“Soms plast hij ook een beetje”en
“soms moet ik hem ook helemaal in mijn mond nemen”.[getuige 1] zag dat deze opmerking bij moeder insloeg als een bom. [7]
[geboortejaar 2016] heeft in het studioverhoor op 30 december 2020 verklaard dat ze wordt verwend door opa en oma, en dat ze hen moet verwennen. Het vreemdst vindt ze dat ze de ‘pielie’ in de mond moet houden. [8] De ‘pielie’ plaste in de mond en daarna spuugde ze het uit in de wc. [9] Ze heeft het honderd keer moeten doen. Als het gebeurde was ze bij verdachte in Culemborg. [10]
De politie heeft van [getuige 2] van Veilig Thuis een uitgewerkt interview met [geboortejaar 2016] ter zake van een gesprek dat had plaatsgevonden op 17 december 2020 ontvangen. Hierin staat dat [geboortejaar 2016] tijdens het gesprek het volgende heeft gezegd: “
Ik moet zijn pielie ehm welke naam had hij? Opa [verdachte] had hem een naam gegeven en toen was het een Wookie. Wel een vreemde naam, de Wookie. Toedewoekie nee niet Toedewoekie, welke ik eerst zei was goed. En die, en hem moest ik kusjes geven. En toen moest ik in mijn mond stoppen en daar kwam toen plas uit en die ging ik toen opzuigen per ongeluk. Dat was vreemd he? (…) Eh toen moest ik Toedewoekie nog meer kusjes geven, honderd. [11]
[getuige 3] , de vader van [geboortejaar 2016] , heeft verklaard dat neef [getuige 4] hem had verteld dat toen [geboortejaar 2016] bij hem thuis in bad zat, ze had gevraagd of ze niet ook met zijn piemel moest spelen en dat ze dat bij opa wel moest doen. [12]
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen met meerdere screenshots van een WhatsApp-gesprek dat heeft plaatsgevonden op 4 januari 2021 tussen aangeefster en verdachte. [13] Aangeefster heeft een bericht aan verdachte gestuurd inhoudende de mededeling dat [geboortejaar 2016] alles aan haar heeft verteld, dat er een onderzoek loopt en dat ze geen contact wil met verdachte, waarop verdachte het volgende heeft gereageerd:
“Zorry ik ben van geen kwaat bewust alleen vroeg [geboortejaar 2016] n keer met af drogen toen ze uit het kwam opa doe jij kusje op me pruipke ik weet hoe je zecht ik het lumburgs doen dee kusje gefen ik zeg mag niet maar zezegt mag wel hoor en een keer.en ik stond mijn aftewassen ze pakt me zo bij me pielmeltje ik zij toen [geboortejaar 2016] dag mag je niet meer doen dat is alles ikzij zeg niks maar tegen mamma en oma anders mag je nooit meer komen ik zij dit is ons geheim dat is alles dus voor mijn stelt het wijnig voor verder niks gebeurt op me dood dit vind ik heel erg zij zecht maakt het erger dan het is zorry”
En:
“Dit is heel triest ik weet wat ik best doe dit stelde niks voor ik jij kind nooit iets verkeert doen”
En:
“Ze vroeg om een kusje op pruimke had ik niet meoten doen maar het ging ombewust”
Waarop [aangever] heeft gereageerd:
“Sorry maar dit is grensoverschrijdend gedrag.. en besef je wel watje zegt.. [geboortejaar 2016] is verdomme pas 4 jaar oud. Zij kan nog niet beslissen of dat mag of niet. Jij moet daarin je verstand
gebruiken.. je weet dat dit niet mag en kan.”
Waarop verdachte heeft gereageerd:
“Ja dat weet ik maar dat ging zo opeens ik schrok er zelf fan ik droog er af ze zecht krijg ik kussje op pruimke ik zeg tegen [slachtoffer] dat mag niet ja zecht ze dat wik ik het was niks bizonders net onder de navel maar het ging zo in ineens zoder dat je nadenkt het doet me ook vrezelijk pijn ik dacht gijntje ik zij ook dit is ons gehijmpje maar hellaas ik heb spijt maar ka niks meer terug draaien anders mag je nooit meer komen oké opa zij ze dit is ons geheimverder is er echt niks gebeurt zorry ik ben hier dood en dood ziek van ik denk dat ik me zelf een zwaare straaf aan.ga
doen hier kan ik niet meleven hoe veel ik van juillie alle heel veel hou.”
[getuige 5] , de partner van verdachte, heeft verklaard dat verdachte tegen haar heeft verteld dat hij [geboortejaar 2016] op de wasmachine had gezet om haar af te drogen en dat [geboortejaar 2016] toen aan hem gevraagd had om een kus te geven op haar ‘prumke’. [aangever] heeft verder van verdachte gehoord dat hij tegen [geboortejaar 2016] heeft gezegd dat hij dat niet deed, en dat dit niet goed was en dat mama dat ook niet goed zou vinden. [aangever] heeft verder verklaard dat verdachte [geboortejaar 2016] altijd in bad deed en haar ook afdroogde. [14]
Verdachte heeft verklaard dat [geboortejaar 2016] , vanaf dat ze 3 of 3,5 jaar oud is, regelmatig in de vakanties of weekenden bij hem en zijn partner kwam logeren. [15] Hij deed haar dan in bad, droogde haar af en gaf haar kusjes op haar buik, borst en beentjes. [16] [geboortejaar 2016] had op enig moment op haar buik geklopt onder haar navel en om een kusje gevraagd. Verdachte zou haar daar vervolgens een kusje hebben gegeven. [17] Over de plek van het kusje heeft verdachte verklaard dat het tussen het ‘prumke’ en het naveltje was, waar normaal bij de vrouw het schaamhaar begint. [18] Hierna heeft hij gezegd dat ze dat niet meer zouden doen, dat ze daar niet meer om mocht vragen en dat ze het niet tegen mama mocht zeggen omdat die misschien boos zou worden. [19] Op de vraag waarom dit volgens hem niet goed was, heeft verdachte het volgende verklaard: “
Nou dat ze met haar handjes deed. Dat vond ik apart. Het ging zo hoppakee, ik gaf een kusje en dacht dat is niet goed. Dat ging gewoon zo. Nou ik gaf een kusje en klaar. Ik dacht toen he, waarom doet zij dat. Er ging toen een lampje branden. Ik gaf dat kusje en dacht dat mag toch niet. Ik vond het persoonlijk te laag waar ik het kusje gaf.” [20]
Later verklaart verdachte bij de politie dat het best mogelijk is geweest dat hij haar ‘prumke’ heeft gekust, maar dat hij het niet meer weet. [21]
Verdachte heeft – nadat hem het WhatsApp-gesprek met aangeefster is voorgehouden – verklaard dat toen hij zich naakt stond te wassen bij de wasbak [geboortejaar 2016] op hem af rende, “piedie” riep en zijn piemel vastpakte. [22] Op de vraag waarom verdachte tegen [geboortejaar 2016] heeft gezegd dat dit hun geheimpje is, heeft verdachte verklaard dat hij niet meer weet of hij of [geboortejaar 2016] heeft gezegd dat het een geheimpje moest zijn. Hij wilde inderdaad niet dat de moeder van [geboortejaar 2016] en zijn partner ervan wisten, omdat het anders mogelijk was dat [geboortejaar 2016] niet meer mocht komen. [23]
De betrouwbaarheid van [geboortejaar 2016]
In een geval als het onderhavige, waarin de handelingen grotendeels ontkend worden en er geen getuigen van het tenlastegelegde zijn – moet de rechtbank eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van [geboortejaar 2016] beoordelen.
De rechtbank overweegt dat de onthulling van [geboortejaar 2016] spontaan heeft plaatsgevonden. Zij heeft uit zichzelf verteld wat er volgens haar is gebeurd toen ze aan aangeefster en getuige [getuige 1] vertelde over het verwennen van verdachte. Wat ze heeft verteld tijdens deze spontane onthulling – zoals het door aangeefster en getuige [getuige 1] is verklaard – komt in de kern overeen met wat zij heeft verklaard bij achtereenvolgens Veilig Thuis en de politie. De rechtbank acht van belang dat zij telkens en op verschillende momenten heeft verklaard dat ze de ‘pielie’ van verdachte in de mond moest doen, dat ze er kusjes op moest geven en dat de piemel een rond kopje had. Ook heeft [geboortejaar 2016] verklaard dat die piemel in haar mond plaste, de plas die in haar mond kwam vies was en ze het uitspuugde in de wc. Deze beschrijvingen zijn dermate specifiek dat de rechtbank het volstrekt onaannemelijk acht dat [geboortejaar 2016] deze verzonnen heeft. Een tweede onthulling heeft later plaatsgevonden bij alleen aangeefster, waarbij [geboortejaar 2016] opnieuw uit het niets zei dat opa [verdachte] kusjes gaf op haar ‘prumke’ en dat dat lekker voelde. Een derde onthulling heeft plaatsgevonden bij neef [getuige 4] , waar [geboortejaar 2016] opnieuw zonder enige aanleiding heeft benoemd dat ze met de piemel van verdachte moest spelen.
De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van [geboortejaar 2016] . Niet is gebleken dat – zoals door de verdediging naar voren is gebracht – beïnvloeding heeft plaatsgevonden van [geboortejaar 2016] , gelet op de spontane totstandkoming van de onthullingen en de wijze waarop door aangeefster en getuige [getuige 1] daarop is gereageerd. De verklaringen zoals door [geboortejaar 2016] zijn afgelegd zijn weliswaar warrig, maar zijn naar het oordeel van de rechtbank passend bij een vierjarige. Haar verklaring komt de rechtbank authentiek voor, bevat specifieke uitingen, details en gedragingen en is in de kern consistent. Dat maakt dat de rechtbank de verklaringen van [geboortejaar 2016] dan ook betrouwbaar acht en daarmee bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
Vervolgens moet de rechtbank bepalen of voor de verklaringen van het slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is, afkomstig van een andere bron.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [geboortejaar 2016] op belangrijke onderdelen worden ondersteund door feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het dossier. Daarbij komt betekenis toe aan de reactie van verdachte op de beschuldiging. Nadat [geboortejaar 2016] aan aangeefster haar onthulling had gedaan, heeft aangeefster afstand genomen van verdachte. Op 4 januari 2021 (3,5 week na de onthulling) heeft er een berichtenwisseling plaatsgevonden, kennelijk omdat verdachte niet begreep waarom er geen contact meer was tussen hem en [geboortejaar 2016] . Aangeefster heeft in dat gesprek aangegeven dat een onderzoek naar hem was ingesteld en dat [geboortejaar 2016] haar alles had verteld. Over de aard van wat [geboortejaar 2016] haar had verteld, zei zij op dat moment niets. Het was verdachte die vervolgens in zijn reactie aan aangeefster heeft geschreven dat handelingen hebben plaatsgevonden met de geslachtsdelen van hemzelf en [geboortejaar 2016] en die – ook in zijn ogen – niet door de beugel konden. Verdachte noemt in dat berichtenverkeer een kusje op het ‘prumke’ (
de rechtbank begrijpt: op de venusheuvel) en het door [geboortejaar 2016] vastpakken van zijn penis. Ook bij de politie heeft verdachte deze incidenten beschreven, hoewel hij in zijn verklaring bij de politie zegt dat hij niet meer weet waar hij het kusje precies heeft gegeven. Wel heeft verdachte verklaard dat hij wist dat de plek waar hij het kusje gegeven heeft ‘te laag’ was. De reactie in het berichtenverkeer en de verklaring van verdachte bieden steun voor de verklaring van [geboortejaar 2016] .
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verklaring van [geboortejaar 2016] wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 3] , de vader van [geboortejaar 2016] . Hier volgt immers uit dat [geboortejaar 2016] , terwijl zij in bad zat, uit het niets aan neef [getuige 4] zou hebben gevraagd of ze niet ook met zijn piemel moest spelen en dat ze dat met de piemel van opa [verdachte] wel moest doen.
Bovendien volgt uit de verklaringen van verdachte en diens partner dat verdachte verzorgingshandelingen bij [geboortejaar 2016] verrichtte. Hoewel verdachte en diens partner hebben verklaard dat verdachte nooit met [geboortejaar 2016] alleen was, blijkt uit de verklaringen van verdachte en diens partner eveneens dat er wel degelijk momenten zijn geweest dat verdachte en [geboortejaar 2016] met zijn tweeën alleen zijn geweest. Zo heeft verdachte verklaard dat als hij [geboortejaar 2016] in bad deed, zijn partner in de woonkamer tv aan het kijken was of de afwas deed en heeft [aangever] onder meer verklaard dat zij denkt dat zij tijdens het incident van het vastpakken van de penis van verdachte door [geboortejaar 2016] een boodschap aan het doen was.
Daarnaast is uit de verklaringen van verdachte en van zijn partner naar voren gekomen dat verdachte hele diepe spijt voelt vanwege het voorgevallene tussen hem en [geboortejaar 2016] en dat hij hiervoor naar de huisarts is gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is de diepe spijt die door verdachte wordt beleefd niet passend bij een – in de visie van de verdachte – onschuldig kusje of het door [geboortejaar 2016] spontaan vastpakken van zijn penis.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [geboortejaar 2016] in voldoende mate worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank zal dan ook uitgaan van het door [geboortejaar 2016] geschetste scenario.
Feit 1
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in de periode vanaf 1 juli 2019 (vanaf dat [geboortejaar 2016] 3,5 jaar oud was) tot aan 1 november 2020, meermalen zijn geslachtsdeel in de mond van [geboortejaar 2016] heeft gebracht (seksueel binnendringen). De rechtbank acht daarmee het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank daarnaast vast dat verdachte in diezelfde periode meermalen [geboortejaar 2016] kusjes heeft laten geven op zijn geslachtsdeel, dat hij [geboortejaar 2016] zijn geslachtsdeel heeft laten betasten en dat hij de schaamstreek, de onderbuik, borst en benen van [geboortejaar 2016] heeft gekust. Verder stelt zij vast dat [geboortejaar 2016] in de betreffende periode aan de zorg en waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd, nu [geboortejaar 2016] bij verdachte logeerde.
De door verdachte verrichte handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank evident ontuchtig. De rechtbank leidt uit het gegeven dat deze handelingen een geheimpje moesten blijven tussen verdachte en [geboortejaar 2016] , en dus niet bekend mochten worden bij de moeder van [geboortejaar 2016] en de partner van verdachte, af dat verdachte direct wist dat het niet in de haak was. Verdachte heeft zich dus wel degelijk gerealiseerd dat deze handelingen seksueel geladen waren en ingingen tegen de sociaal-ethische norm. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde en het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 juli 2019 tot en met 1 november 2020 te Culemborg,
in elk geval in Nederland,met [slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2016] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandelingen heeft gepleegd, die bestonden uit
of mede bestonden uithet seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen/duwen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] ;
2.
hij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 juli 2019 tot en met 1 november 2020 te Culemborg,
in elk geval in Nederland,ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en
/ofwaakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortejaar 2016] , door
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] te laten kussen en
/of- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen/duwen en
/of- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] vast te laten houden,
althans te laten betastenen
/of-
de vagina (prumke) en/ofde schaamstreek en
/ofde (onder)buik en
/ofde borst en
/ofde (boven)benen,
althans het lichaamvan die [slachtoffer] te kussen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2, primair:
ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat – in het geval een bewezenverklaring volgt – kan worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf of voorwaardelijke taakstraf. De raadsman heeft verder verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met de slechte gezondheid van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft gedurende een forse periode zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, van een erg jong meisje. Verdachte heeft hierdoor op vergaande wijze de lichamelijke integriteit van [geboortejaar 2016] geschonden. Hij heeft hiermee een normale en gezonde seksuele ontwikkeling mogelijk doorkruist. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van zedendelicten daarvan later nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Daarnaast is ook het leven van de ouders van [geboortejaar 2016] op de kop gezet. Vol vertrouwen liet aangeefster [geboortejaar 2016] bij verdachte en zijn partner logeren, die zij beschouwde als haar opa en oma. Verdachte heeft met zijn handelen zijn eigen behoeften vooropgesteld en van het vertrouwen dat in hem was gesteld ernstig misbruik gemaakt.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van 6 oktober 2021 over verdachte. Daarin is opgenomen dat verdachte een slechte gezondheid heeft. De reclassering schat de kans op recidive laag in, ook omdat verdachte niet langer in aanraking komt met minderjarigen vanwege zijn geïsoleerd bestaan. De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de slechte gezondheid van verdachte.
De rechtbank oordeelt dat – gelet op de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan – niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de oriëntatiepunten en straffen die doorgaans in min of meer soortgelijke gevallen worden opgelegd.
In tegenstelling tot de officier van justitie acht de rechtbank, gelet op het reclasseringsrapport, het niet aangewezen om een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. De rechtbank zal de duur van het voorarrest in mindering brengen op de op te leggen straf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

[aangever] heeft zich namens [geboortejaar 2016] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert € 12.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Daarnaast wordt € 746,00 aan proceskosten gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot smartengeld van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om de vordering tot proceskosten toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in verband met de bepleite vrijspraak zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag aan smartengeld dient te worden gematigd of afgewezen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte geen oogmerk heeft gehad om [geboortejaar 2016] schade toe te brengen, dat verdachte met een kusje onder de navel [geboortejaar 2016] niet in de persoon heeft aangetast en dat door de benadeelde partij aansluiting is gezocht bij zaken die niet vergelijkbaar zijn met de onderhavige zaak. Daarnaast heeft de raadsman verzocht bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld en bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel rekening te houden met de afwezigheid van enige draagkracht van verdachte.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het seksueel misbruik is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 10.000,00 vaststellen.
De benadeelde partij zal voor het meerdere niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Verdachte is vanaf 1 november 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde partij vordert verder vergoeding van de kosten die zijn gemaakt om een vordering in het strafproces te kunnen indienen en vervolgens daadwerkelijk schadevergoeding te krijgen. Het gaat hierbij om kosten van de advocaat. Deze kosten zullen aan de hand van het Liquidatietarief kanton worden begroot. De rechtbank wijst op basis van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering € 746,00 toe, bestaande uit 2 punten met een waarde van € 373,00 per punt.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 244 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van
schadevergoedingaan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 10.000,00aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • verklaart de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op
 legt aan verdachte de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag
te betalen van € 10.000,00aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 85 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.W. van de Sande (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. J.A.L. Heldens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 december 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021029775, gesloten op 23 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 16.
3.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 17.
4.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden [aangever] , p. 12
5.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden [aangever] , p. 12
6.Proces-verbaal aangifte [aangever] , p. 17.
7.Proces-verbaal van verhoor getuite D. [getuige 1] , p. 77a-77b.
8.Proces-verbaal van studioverhoor [slachtoffer] , p. 41.
9.Proces-verbaal van studioverhoor [slachtoffer] , p. 54.
10.Proces-verbaal van studioverhoor [slachtoffer] , p. 49.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 94.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 99.
13.Proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage, p. 24-32.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 105.
15.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 131-132.
16.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 132.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 128.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 132-133.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 128.
20.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 133.
21.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 136.
22.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 135-136.
23.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 136.