ECLI:NL:RBGEL:2022:6872

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
05-133337-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht wegens onvoldoende bewijs en steun in overige bewijsmiddelen

In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, geboren in 1998, heeft de rechtbank Gelderland op 9 december 2022 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van ontucht met een cliënt, [naam 1], terwijl zij werkzaam was in de gezondheidszorg. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die de verdachte met [naam 1] zou hebben gepleegd in de periode van 1 mei 2021 tot en met 30 juni 2021. Tijdens de openbare terechtzitting op 25 november 2022 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging gepleit voor vrijspraak van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de enige bron van bewijs de verklaring van [naam 1] is, die zelf geen aangifte heeft gedaan. De rechtbank heeft ook gekeken naar ondersteunend bewijs, zoals foto’s en een filmpje die door [naam 1] zijn aangeleverd. Echter, de rechtbank concludeert dat er onduidelijkheid bestaat over de herkomst van dit beeldmateriaal en dat het niet kan worden vastgesteld dat de verdachte dit materiaal aan [naam 1] heeft gestuurd. De verklaringen van getuigen over het beeldmateriaal zijn inconsistent en kunnen niet als steunbewijs dienen.

Op basis van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat een belastende verklaring uit één bron onvoldoende is voor een bewezenverklaring, heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/133337-22
Datum uitspraak : 9 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. E.W.A. Nabbe, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2021 tot en met 30 juni 2021 te Angeren, gemeente Lingewaard terwijl zij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [naam 1] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door
- de penis van die [naam 1] in haar, verdachtes, vagina te brengen en/of
- de penis van die [naam 1] te betasten en/of af te trekken en/of
- haar, verdachtes, vagina te laten betasten door die [naam 1] en/of
- haar, verdachtes, tepels en/of borsten te laten likken/zuigen door die [naam 1] en/of
- haar, verdachtes, billen te laten betasten door die [naam 1] en/of
- te zoenen met die [naam 1] .

2.De standpunten

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Verdachte werkte ten tijde van het tenlastegelegde als zorgmedewerker in [naam gezinshuis] , een gezinshuis dat onderdeel uitmaakt van de [naam zorggroep] Namens de [naam zorggroep] is door [naam 2] aangifte gedaan van ontuchtige handelingen die verdachte met [naam 1] , een bewoner van [naam gezinshuis] , zou hebben gepleegd. [naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft hierover een getuigenverklaring afgelegd. Hij wilde zelf geen aangifte doen.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen in het dossier over wat er precies heeft plaatsgevonden tussen [naam 1] en verdachte alle hun oorsprong vinden in de verklaring van [naam 1] . Verdachte heeft verklaard dat hetgeen [naam 1] heeft verklaard niet is gebeurd. Dat brengt mee dat er sprake is van één bron, namelijk [naam 1] .
Nog los van de vraag of de verklaring van [naam 1] als betrouwbaar kan worden aangemerkt stelt de rechtbank vast dat als enig mogelijk reëel steunbewijs kan gelden de twee foto’s en het filmpje dat [naam 1] ter ondersteuning van zijn verklaring heeft aangeleverd. Deze foto’s en het filmpje zijn in een aanvullend proces-verbaal van bevindingen beschreven. [naam 1] heeft verklaard dat hij de foto’s en het filmpje van verdachte toegestuurd heeft gekregen. Verdachte heeft verklaard dat zij deze niet heeft verstuurd aan [naam 1] , zodat de vraag open staat hoe [naam 1] aan deze beelden is gekomen. [naam 1] heeft verklaard dat hij de foto’s en het filmpje via Snapchat op zijn telefoon van verdachte ontving. Hij heeft daar vervolgens met de telefoon van een vriend foto’s van gemaakt. Hij koos voor deze manier omdat verdachte bij het maken van een screenshot een melding hiervan zou krijgen en dat wilde hij voorkomen.
Deze vriend [getuige 1] heeft hierover een getuigenverklaring afgelegd die goeddeels overeenkomt met die van [naam 1] . Hij verklaarde dat [naam 1] de foto’s maakte met [getuige 1] telefoon, een Samsung Galaxy A7.
Ter zitting heeft de officier van justitie aan de hand van de schermafbeeldingen die in het aanvullend proces-verbaal zijn opgenomen betoogd dat de verklaringen van [naam 1] en [getuige 1] over het maken van de foto’s niet kunnen kloppen. Op de schermafbeeldingen is bij grondige bestudering zichtbaar dat deze met verschillende apparaten zijn gemaakt en op verschillende apparaten zijn getoond. Bij het filmpje gaat het om een foto van een laptopbeeld gelet op de zichtbare knop van de Windows Mediaplayer. De eerste foto is een met een iPhone gemaakte foto van een afbeelding op een iPhone en de tweede foto is een met een iPhone genomen foto van een afbeelding op een Android apparaat. Deze foto’s kunnen dus niet zijn gemaakt met de telefoon van [getuige 1] omdat dit een Android apparaat is.
De rechtbank volgt deze analyse van de officier van justitie en komt tot de conclusie dat de uitkomst van die analyse niet overeenkomt met de verklaring van [naam 1] over de verkrijging van het beeldmateriaal. Nu hierdoor onduidelijkheid bestaat over de manier waarop het beeldmateriaal bij [naam 1] is gekomen en in ieder geval niet vastgesteld kan worden dat verdachte het beeldmateriaal aan [naam 1] heeft gestuurd, kan het beeldmateriaal niet als steunbewijs dienen voor de verklaring van [naam 1] .
Als steunbewijs zou mogelijk nog de verklaring van de getuige [getuige 2] kunnen gelden voor zover zij heeft verklaard te hebben gezien dat er naast het beeldmateriaal nog, van dezelfde snapchatnaam, de tekst: “Maar hey, Jij hebt wel een hele lekkere piemel” aan [naam 1] was verstuurd. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de door de getuige verder niet vermelde snapchatnaam te herleiden is naar verdachte, zodat dit niet als steunbewijs kan dienen.
Uit artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering volgt dat een belastende verklaring uit één bron onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank is op grond van hetgeen zij hiervoor heeft overwogen van oordeel dat voor de verklaring van [naam 1] onvoldoende steun kan worden gevonden in overige bewijsmiddelen.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

4.De beslissing

De rechtbank
spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2022.

mr. Van de Meerakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.