ECLI:NL:RBGEL:2022:6871

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
9 december 2022
Zaaknummer
05-248053-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht bij ernstige verkeersdelicten en bedreiging van politieagenten

Op 9 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 april 2021 betrokken was bij een reeks ernstige verkeersdelicten, waaronder het rijden zonder rijbewijs, het verlaten van de plaats van een ongeval, en het bedreigen van politieagenten. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het opzettelijk inrijden op twee hoofdagenten van de politie-eenheid Oost-Nederland tijdens een achtervolging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het overtreden van meerdere verkeersregels, waaronder het negeren van stoptekens en het rijden met een snelheid van meer dan 200 km/u op plaatsen waar de maximumsnelheid 80 km/u was. De rechtbank achtte het jeugdstrafrecht van toepassing, gezien de leeftijd en de omstandigheden van de verdachte. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden, een taakstraf van 120 uren, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder smartengeld voor de bedreigde politieagenten en materiële schade voor de eigenaar van de verduisterde auto. De rechtbank hield rekening met de ernstige gevolgen van het gedrag van de verdachte, zowel voor de slachtoffers als voor de verdachte zelf, die door het ongeval zwaar gewond was geraakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/248053-21
Datum uitspraak : 9 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. N.J.C. van Dorsselaer-Spapen, advocaat te Zaltbommel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 april 2021 in de gemeente(n) Arnhem en/of Rozendaal,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] (beide werkzaam als hoofdagent bij
de politie-eenheid Oost-Nederland) van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem bestuurde personenauto met (zeer) hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid,
terwijl die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] in een door [benadeelde 2] bestuurde auto (schuin) voor het voertuig van verdachte stilstond(en) en/of (terwijl) die [benadeelde 1] voornemens was uit te stappen en daartoe al het bijrijdersportier had geopend, tegen en/of in de richting van het door die [benadeelde 2] bestuurde motorrijtuig is gereden en/of heeft getracht dat motorrijtuig van de weg te rijden, althans van de weg (af) te drukken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2021 in de gemeente(n) Arnhem en/of Rozendaal, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] (beide werkzaam als hoofdagent bij de politie-eenheid Oost-Nederland), zijnde (een) ambtena(a)r(en) gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem bestuurde personenauto met (zeer) hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid, terwijl die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] als ambtena(a)r(en) in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening in een door [benadeelde 2] bestuurde auto (schuin) voor verdachte stilstond(en), tegen en/of in de richting van het door die [benadeelde 2] bestuurde motorrijtuig is gereden en/of heeft getracht dat motorrijtuig van de weg te rijden, althans van de weg (af) te drukken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 15 april 2021 in de gemeente(n) Arnhem en/of Rozendaal, althans in Nederland, [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] (beide werkzaam als hoofdagent bij de politie-eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door met een door hem bestuurde personenauto met (zeer) hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid, terwijl die [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] in een door [benadeelde 2] bestuurde auto (schuin) voor het voertuig van verdachte stilstond(en) en/of (terwijl) die [benadeelde 1] voornemens was uit te stappen en daartoe al het bijrijdersportier had
geopend, tegen en/of in de richting van het door die [benadeelde 2] bestuurde motorrijtuig te rijden en/of heeft getracht dat motorrijtuig van de weg te rijden, althans van de weg
(af) te drukken;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 15 april 2021 in de gemeente(n) Arnhem en/of Rozendaal, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de politie-eenheid Oost-Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd.
2.
hij op of omstreeks 15 april 2021 in de gemeente(n) Arnhem en/of Rozendaal en/of Ede, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Audi), komende uit de richting van Duiven, gaande in de richting van Otterlo, daarmee rijdende op de Apeldoornseweg (gaande in de richting van vliegveld ‘Terlet’)
- ( nabij de kruising met de oprit A50,) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en/of
- niet heeft voldaan aan een door [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] (beide werkzaam als hoofdagent bij de politie-eenheid Oost-Nederland), middels een oplichtende transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig gegeven stopteken, zijnde een stopteken ingevolge artikel 82a van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, door niet met dat voertuig (personenauto, merk Audi) te stoppen, en/of (vervolgens) op de parkeerplaats ‘Terlet’ nabij het vliegveld Terlet
- met (zeer) hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid, tegen en/of in de richting van het door die [benadeelde 2] bestuurde dienstvoertuig is gereden en/of heeft getracht dat motorrijtuig van de weg te rijden, althans van de weg (af) te drukken,
en/of vervolgens op de Apeldoornsweg (komende uit de richting van vliegveld ‘Terlet’)
- ( met hoge snelheid) door een zich aldaar bevindende tunnel (de Wolfsdel) is gereden, terwijl uit tegengestelde richting een bestuurder van een politievoertuig de voornoemde tunnel wilde inrijden en/of doende was in te rijden en/of voornoemde bestuurder van het politievoertuig een uitwijkmanoeuvre moest maken, althans naar rechts moest sturen, om het voertuig van verdachte te ontwijken, en/of (vervolgens) op de kruising van de Apeldoornseweg en de Koningsweg
- bij het naar rechts afslaan naar die Koningsweg (met een ter plaatse te hoge snelheid) over de middengeleider in die bocht is gereden, waardoor en/of waarbij hij bijna de macht over het stuur heeft verloren en/of (vervolgens) op de Koningsweg
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 150 kilometer per uur en/of
- ( slingerend) van links naar rechts over de rijbaan heeft gereden en/of in strijd met artikel 3 van voornoemd reglement niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, maar (meerdere malen) heeft gereden op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer en/of
- in een (flauwe) bocht naar rechts de macht over het stuur heeft verloren en/of
- ( vervolgens) via de berm terecht is gekomen op het fietspad, gelegen parallel aan die Koningsweg, en/of
- ( vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 6 lid 1 van voornoemd reglement, niet de rijbaan van die weg heeft gebruikt, maar is blijven rijden/heeft gereden over dat fietspad, en/of (vervolgens) op de Harderwijkerweg
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 206 kilometer per uur en/of
- in een (flauwe) bocht naar rechts de macht over het stuur heeft verloren, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 april 2021 in de gemeente(n) Arnhem en/of Rozendaal en/of Ede, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Audi), komende uit de richting van Duiven, gaande in de richting van Otterlo, daarmede heeft gereden over de Apeldoornseweg en
- ( nabij de kruising met de oprit A50,) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en/of over de Koningsweg
- in strijd met het gestelde in artikel 6 lid 1 van voormeld reglement, niet de rijbaan van die weg heeft gebruikt, maar is blijven rijden/heeft gereden over dat fietspad, en/of over de Harderwijkerweg
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 206 kilometer per uur en/of
- in een (flauwe) bocht naar rechts de macht over het stuur heeft verloren, en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
3.
hij op of omstreeks 15 april 2021 in de gemeente(n) Arnhem en/of Rozendaal en/of Ede als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
4.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in de gemeente Arnhem op/aan de parkeerplaats 'Terlet', gelegen an de Apeldoornseweg, op of omstreeks 15 april 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten politie-eenheid Oost-Nederland) schade was toegebracht.
5.
hij op of omstreeks 13 april 2021 te Varsseveld, in de gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk een personenauto (merk Audi), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of aan anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentiele koper en/of voor een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 april 2021 te Varsseveld, in de gemeente Oude IJsselstreek, een personenauto (merk Audi), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde, omdat daarvoor het bewijs ontbreekt. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4 en 5 primair.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt onvoldoende wat er precies gebeurd is en wat de schade aan het politievoertuig is doordat verdachte er tegenaan gereden zou zijn. Het doel van verdachte was om weg te komen, uit niets blijkt dat hij opzet had op het aanrijden van de agenten, laat staan om hen dood te rijden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Een duidelijke schade als gevolg van de aanrijding ontbreekt ook, waardoor er ook geen vernieling heeft plaatsgevonden.
De verdediging refereert zich ten aanzien van de bedreiging en de overige feiten aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de chronologische volgorde behandelt de rechtbank eerst feit 5.
Feit 5
Aangever [benadeelde 3] , woonachtig [woonplaats 2] , heeft bij de politie verklaard dat hij zijn personenauto, een zilvergrijze Audi A4 met kenteken [kenteken] , te koop had gezet op marktplaats. Op dinsdag 13 april 2021 kreeg [benadeelde 3] via Marktplaats een e-mailbericht van ene [naam Marktplaats] , die geïnteresseerd was in zijn auto. Op dinsdag 13 april 2021 om 15.00 uur is deze [naam Marktplaats] naar de auto komen kijken. Deze [naam Marktplaats] vroeg aan [benadeelde 3] of hij de auto mocht starten en of hij een blokje om mocht rijden met het voertuig, hij zou met ongeveer 15 minuten weer terug zijn. [benadeelde 3] gaf aan dat dat goed was. De persoon is niet terug gekomen en heeft niet meer gereageerd op aan hem door [benadeelde 3] gestuurde berichten. [2]
Uit het buurtonderzoek op [buurt] is naar voren gekomen dat op 13 april 2021 rond 15.00 uur een taxi is gestopt waar een lange slungelige jongen is uitgestapt. De taxichauffeur is achterhaald en deze heeft verklaard dat hij werkzaam is bij [naam taxibedrijf] en was gebeld door een persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] . De taxichauffeur heeft deze persoon vaker vervoerd, waarbij hij vertelde dat hij handelt in tweedehands
Chesterfieldbanken. [3]
Uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat de gebruiker van de telefoon via Marktplaats op meerdere advertenties heeft gereageerd met betrekking tot aangeboden auto’s. Er wordt gebruik gemaakt van emailadres [mailadres] en de naam ‘ [naam Marktplaats] ’. Ook blijkt dat via Google onder andere is gezocht op: ‘
[naam taxibedrijf]’ (op 13 april 2021 rond 13:44 uur) en ‘
diefstal van auto, motor of vrachtauto | politie.nl’, ‘
wat doet de politie tegen autodiefstal’, ‘
hoe groot is de kans dat u gestolen auto terug wordt gevonden’ en ‘
hoe kun je zien dat de auto gps heeft’.(rond 16:25 uur op 13 april 2021) [4]
De verdachte heeft verklaard dat hij gebruik maakt van emailadres [mailadres] , meubels (ver)koopt en dat het telefoonnummer [telefoonnummer] hem bekend voor komt. [5] Verdachte heeft verklaard niets meer van het feit te weten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de persoon is die via Marktplaats contact heeft gelegd met aangever [benadeelde 3] en een proefrit heeft gemaakt met de Audi. Voorgaande volgt ook uit het feit dat verdachte twee dagen later in het voertuig heeft gereden.
Verduistering
De rechtbank acht op basis van voorgaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het weg nemen van de Audi om die zich toe te eigenen, nu verdachte, op het moment dat hij in de Audi zat en ermee wegreed, de Audi uit hoofde van het maken van een proefrit onder zich had en deze niet meer heeft teruggebracht.
Feiten 1 tot en met 4
Op 15 april 2021 rond 00:01 uur kregen verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 1] te horen dat er een ANPR-hit op de A12 was van een gestolen voertuig met kenteken [kenteken] . Ongeveer 300 meter voor knooppunt Waterberg zagen ze het betreffende voertuig, een Audi, rijden. Nadat deze Audi de afslag Arnhem- Noord pakte en zijn weg vervolgde op de N784, reed de Audi ter hoogte van de oprit A50 door rood. De Audi bleef zijn weg vervolgen richting vliegveld Terlet. Een door de verbalisanten gegeven stopteken, ook nadat zij de blauwe optische lichtsignalen hebben aangezet, werd door de bestuurder genegeerd. De afstand tussen de verbalisanten en de Audi werd groter, terwijl de verbalisanten ongeveer 180 kilometer per uur reden. De bestuurder bleef de Apeldoornseweg volgen, die eindigt op de parkeerplaats van het vliegveld Terlet. [6]
Op de parkeerplaats van Terlet werd de Audi door de verbalisanten tot stoppen gedwongen door deze af te blokken met hun dienstvoertuig. De Audi bevond zich op dat moment op ongeveer 25 meter van het dienstvoertuig en deze stond op dat moment stil. Verbalisant [benadeelde 1] opende de portier aan de bijrijderszijde met het doel de bestuurder aan te houden. Op het moment dat [benadeelde 1] uit wilde stappen zagen de verbalisanten dat de koplampen van de grijze Audi met volle vaart op hen afkwamen en zij hoorden dat de motor van de grijze Audi aan het accelereren was. [benadeelde 1] trok de bijrijdersportier dicht en bereidde zich voor op een aanrijding. Verbalisant [benadeelde 2] hield het stuur stevig vast om de klap op te vangen. De Audi heeft de politieauto aan de rechterzijde geramd en deze aan de kant gedrukt. Vervolgens vervolgde de bestuurder van de Audi zijn weg. Hij verliet met hoge snelheid de parkeerplaats van Terlet en reed terug in de richting van de Apeldoornseweg. [7]
De achtervolging ging verder en de Audi reed vervolgens met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur langs de toegesnelde tegemoetkomende dienstvoertuigen. Door de hoge snelheid van de Audi zagen de verbalisanten dat de bestuurder van de Audi de (rechter)bocht in de Koningsweg niet zou halen. De bestuurder reed over de midden geleider op de T-kruising van de Apeldoornseweg met de Koningsweg en kon nog maar net zijn voertuig op de Koningsweg houden en zijn weg vervolgen. De afstand tussen het dienstvoertuig en de Audi was op dat moment ongeveer 200 meter. De afstand werd weer groter en de snelheid was op dat moment ongeveer 180 kilometer per uur. De bestuurder van de Audi reed op dat moment op de Koningsweg N311 over de berm en kwam vervolgens op het fietspad terecht. De bestuurder van de Audi reed vervolgens met ongeveer 80 kilometer per uur tegen een boom. De Audi kwam vervolgens weer op het fietspad terecht en reed wederom met hoge snelheid van de verbalisanten weg. De verbalisanten reden op dat moment met ongeveer 80 kilometer per uur op het fietspad. De verbalisanten zagen verbalisant [naam 2] [aanvulling rb: in een ander dienstvoertuig] parallel langs het fietspad, op de Koningsweg, rijden. De Audi reed door de berm en kwam weer op de Koningsweg terecht. De verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 1] sloten zich achter verbalisant [naam 2] aan. [naam 2] riep over de portofoon dat de snelheid van de Audi dusdanig hoog was dat hij afstand nam van de Audi. Op de Harderwijkerweg N310 zagen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] een rookwolk. De Audi bleek te zijn verongelukt. De Audi stond op de linkerbaan met de neus richting de Koningsweg. [benadeelde 2] en [benadeelde 1] moesten de berm in om het dienstvoertuig van [naam 2] te ontwijken, waardoor zij schade hebben opgelopen aan het dienstvoertuig. 100 meter verderop lag een motorblok aan de andere kant van de berm. De voorzijde van de Audi was volledig verwoest en alle airbags waren in werking getreden. De bestuurder is uit de Audi gehaald en aan hem is eerste hulp verleend. [8] Verdachte was de bestuurder die uit de Audi is gehaald. [9]
Verbalisanten [naam 5] en [naam 6] , die als derde politievoertuig achter de Audi reden, hoorden [rb: via de politieradio] dat de verdachte terug reed van parkeerplaats Terlet en in hun richting zou komen. Verbalisanten wilden net het tunneltje aldaar inrijden, toen er een voertuig met hoge snelheid op hen af kwam rijden. Hierop maakte verbalisant [naam 5] als bestuurder van hun dienstvoertuig, een uitwijkmanoeuvre naar rechts. [10]
Ook verbalisant [naam 2] maakte deel uit van de achtervolging. [naam 2] reed vanaf de Apeldoornseweg bij vliegveld Terlet toen de Audi hem op de tegenovergestelde weg passeerde. Hij is aangesloten bij de achtervolging en reed in de richting van Schaarsbergen. Hij zag dat de snelheid erg hoog lag en dat zij minimaal 150 kilometer per uur reden waar 80 kilometer per uur is toegestaan. [naam 2] zag dat het voertuig van links naar rechts zwalkte op de rijbaan en meerdere keren op de verkeerde weghelft reed. In de flauwe bocht naar rechts verloor de bestuurder de macht over het stuur en vloog uit de bocht. Het voertuig kwam op het fietspad, gelegen naast de N311, terecht en het voertuig reed direct vol gas door. Op de kruising met de Kemperbergerweg zag de verbalisant dat het voertuig vanaf het fietspad met hoge snelheid de rijbaan weer opreed, de rotonde over en vervolgens door reed op de N311 in de richting van Otterlo. Het voertuig reed weg van de verbalisant en maakte de flauwe bocht naar links. Toen de verbalisant ook de flauwe bocht maakte, zag hij het voertuig even niet meer. Toen de verbalisant de bocht nam zag hij overal rook. Het voertuig stond schuin op de rijbaan. De bestuurder had zwaar letsel en de verbalisant zag ernstig bloedverlies aan zijn linker onderbeen. De bestuurdersdeur van de Audi was in zijn geheel weg door de klap. [11]
Uit de Verkeers Ongevallen Analyse (VOA) blijkt dat bij het aflezen van de gegevens van de zogenaamde ‘tel-lus’ die is aangebracht in het wegvak op ongeveer een afstand van 700 meter van het ongeval, dat de Audi daar met een snelheid van ongeveer 206 kilometer per uur heeft gereden. De plaatselijk toegestane snelheid was daar 80 kilometer per uur. Verder komt uit deze analyse naar voren dat de rechterzijde van de voorbumper van de Mercedes [rb: het politievoertuig van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] ] is gescheurd, de afdekkap aan de rechterzijde van de voorbumper gebroken was, de rechter koplichtunit beschadigd was en het glas was gebroken, het rechter voorscherm vervormd was en de voorbumper ten opzichte van de motorkap was ontzet. De onderzoekers concluderen dat de genoemde schades zeer waarschijnlijk zijn ontstaan ten gevolge van het contact tussen de Mercedes en de Audi. Voorts blijkt dat de rechter Sidebar aan de voorzijde ontzet was en dat de velgen van de beide voorwielen waren gedeformeerd. Deze schade aan de Mercedes is volgens de VOA zeer waarschijnlijk ontstaan ten gevolge van het contact met de boom in de rechter berm, op het moment dat de bestuurder van de Mercedes de berm inreed om de gecrashte Audi te ontwijken. [12]
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat de Mercedes aan de rechterzijkant is geraakt door de Audi. De rechtbank overweegt dat de schade die door de bestuurder van de Audi is veroorzaakt zich aan de rechtervoorzijde van de Mercedes bevindt, nog vóór het voorwiel, en dat die schade niet anders kan zijn ontstaan dan dat de Audi de Mercedes aan de (uiterste) rechtervoorzijde heeft geraakt.
Poging tot doodslag dan wel zware mishandeling (feit 1 primair, subsidiair)
Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag, dan wel poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, moet verdachte op zijn minst genomen de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] door toedoen van verdachte zou(den) komen te overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel zou(den) kunnen oplopen. In de onderhavige zaak kan voorwaardelijk opzet niet bewezen worden wegens het ontbreken van die aanmerkelijke kans.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er een wilde achtervolging heeft plaatsgevonden en dat deze betrokken auto’s zich op een gegeven moment bevonden op de parkeerplaats van Vliegveld Terlet. Verdachte is toen op deze parkeerplaats vanuit stilstand en vanaf een afstand van ongeveer 25 meter op het politievoertuig ingereden waarin de verbalisanten [benadeelde 2] en [benadeelde 1] zaten. Uit de bewijsmiddelen kan weliswaar worden vastgesteld dat de Audi de Mercedes aan de rechtervoorzijde heeft geraakt, maar niet kan worden vastgesteld wat de precieze impact daarvan geweest is. Door deze relatief korte ‘aanloop’-afstand en de vrij geringe schade aan de uiterste voorzijde van het politievoertuig, waar de auto van verdachte het politievoertuig dus moet hebben geraakt, is voor de rechtbank onvoldoende komen vast te staan dat de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat de verbalisanten als gevolg van deze aanrijding het leven zouden hebben gelaten dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden hebben opgelopen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Bedreiging (feit 1 meer subsidiair)
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat reeds uit de feitelijke toedracht en de daaruit te destilleren gedraging van verdachte, te weten het opzettelijk inrijden met de auto op [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , bij de verbalisanten de redelijke vrees kon ontstaan dat zij bij de aanrijding gedood zouden worden. Gelet hierop acht de rechtbank het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Artikel 5a WVW 1994 (feit 2 primair)
De rechtbank moet in dit verband beoordelen of verdachte de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of hij dat opzettelijk heeft gedaan en of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte in het holst van de nacht de maximumsnelheid meerdere keren fors heeft overschreden, hij door rood is gereden, hij op de verkeerde weghelft heeft gereden, verkeersaanwijzingen van de verbalisanten niet heeft opgevolgd, over een middengeleider is gereden en hij met hoge snelheid over een fietspad heeft gereden. De rechtbank stelt vast dat verdachte gedurende langere tijd meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels heeft geschonden. Verdachte heeft de verkeersregels in ernstige mate opzettelijk geschonden en daardoor was gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of gevaar voor het leven van anderen te duchten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5a WVW 1994.
Rijden zonder rijbewijs (feit 3)
Verdachte heeft bekend niet in het bezit te zijn geweest van een rijbewijs op 15 april 2021. [13] De rechtbank stelt op basis van deze verklaring en voorgaande bewijsmiddelen vast dat verdachte op 15 april 2021 in de personenauto heeft gereden terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 107 WVW 1994.
Verlaten plaats ongeval (feit 4)
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat verdachte na de aanrijding op de parkeerplaats Terlet is doorgereden, terwijl hij wist dat aan een ander, te weten het voertuig van verbalisanten, schade was toegebracht. De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van artikel 7 WVW 1994.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 meer subsidiair, 2 primair, 3, 4 en 5 primair heeft begaan, te weten dat:
1.
meer subsidiair
hij op 15 april 2021 in de gemeente
(n)Arnhem
en/of Rozendaal,
althans in Nederland,[benadeelde 2] en
/of[benadeelde 1] (beide werkzaam als hoofdagent bij de politie-eenheid Oost-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandelingdoor met een door hem bestuurde personenauto
met (zeer) hoge snelheid, althansmet aanzienlijke snelheid, terwijl die [benadeelde 2] en
/of[benadeelde 1] in een door [benadeelde 2] bestuurde auto (schuin) voor het voertuig van verdachte stilstond
(en
)en
/of (terwijl
)die [benadeelde 1] voornemens was uit te stappen en daartoe al het bijrijdersportier had
geopend, tegen
en/of in de richting vanhet door die [benadeelde 2] bestuurde motorrijtuig te rijden en
/ofheeft getracht dat motorrijtuig van de weg te rijden
, althans van de weg
(af) te drukken;
2.
primair
hij
op of omstreeks15 april 2021 in de gemeente
(n
)Arnhem en
/ofRozendaal en
/ofEde,
althans in Nederland,als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Audi), komende uit de richting van Duiven, gaande in de richting van Otterlo, daarmee rijdende op de Apeldoornseweg (gaande in de richting van vliegveld ‘Terlet’)
- ( nabij de kruising met de oprit A50,) geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en
/of
- niet heeft voldaan aan een door [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] (beide werkzaam als hoofdagent bij de politie-eenheid Oost-Nederland), middels een oplichtende transparant aan de voorzijde van het dienstvoertuig gegeven stopteken, zijnde een stopteken ingevolge artikel 82a van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, door niet met dat voertuig (personenauto, merk Audi) te stoppen, en
/of (vervolgens
)op de parkeerplaats ‘Terlet’ nabij het vliegveld Terlet
-
met (zeer) hoge snelheid, althansmet aanzienlijke snelheid, tegen en
/of in de richting vanhet door die [benadeelde 2] bestuurde dienstvoertuig is gereden en
/ofheeft getracht dat motorrijtuig van de weg te rijden
, althans van de weg (af) te drukken,en
/ofvervolgens op de Apeldoornsweg (komende uit de richting van vliegveld ‘Terlet’)
-
(met hoge snelheid
)door een zich aldaar bevindende tunnel (de Wolfsdel) is gereden, terwijl uit tegengestelde richting een bestuurder van een politievoertuig de voornoemde tunnel wilde inrijden
en/of doende was in te rijdenen
/ofvoornoemde bestuurder van het politievoertuig een uitwijkmanoeuvre moest maken,
althans naar rechts moest sturen,om het voertuig van verdachte te ontwijken, en
/of (vervolgens
)op de kruising van de Apeldoornseweg en de Koningsweg
- bij het naar rechts afslaan naar die Koningsweg
(met een ter plaatse te hoge snelheid
)over de middengeleider in die bocht is gereden, waardoor en
/ofwaarbij hij bijna de macht over het stuur heeft verloren en
/of (vervolgens
)op de Koningsweg
- heeft gereden met een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,namelijk met een snelheid van
ongeveer (tenminste
)150 kilometer per uur en
/of
-
(slingerend
)van links naar rechts over de rijbaan heeft gereden en
/ofin strijd met artikel 3 van voornoemd reglement niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, maar
(meerdere malen
)heeft gereden op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomend verkeer en
/of
- in een
(flauwe
)bocht naar rechts de macht over het stuur heeft verloren en
/of
-
(vervolgens
)via de berm terecht is gekomen op het fietspad, gelegen parallel aan die Koningsweg, en
/of
-
(vervolgens
)in strijd met het gestelde in artikel 6 lid 1 van voornoemd reglement, niet de rijbaan van die weg heeft gebruikt, maar
is blijven rijden/heeft gereden over dat fietspad, en
/of (vervolgens
)op de Harderwijkerweg
- heeft gereden met een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,namelijk met een snelheid van
ongeveer (tenminste
)206 kilometer per uur en
/of
- in een (flauwe) bocht naar rechts de macht over het stuur heeft verloren, en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(een)ander
(en
)te duchten was;
3.
hij op
of omstreeks15 april 2021 in de gemeente
(n
)Arnhem en
/ofRozendaal en
/ofEde als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
4.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in de gemeente Arnhem op
/aande parkeerplaats 'Terlet', gelegen aan de Apeldoornseweg, op
of omstreeks15 april 2021 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten politie-eenheid Oost-Nederland) schade was toegebracht.
5.
primair
hij op
of omstreeks13 april 2021 te Varsseveld, in de gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk een personenauto (merk Audi),
in elk geval enig goed,geheel
of ten deletoebehorende aan [benadeelde 3] ,
in elk geval aan een ander of aan anderen dan aan verdachte,en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als potentiële koper en
/ofvoor een proefrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 (meer subsidiair):
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
feit 2 (primair):
Overtreden van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
feit 3:
Overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
feit 4:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994.
feit 5 (primair):
Verduistering.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, gezien de persoon van de verdachte. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan de voorwaardelijke straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals door de reclassering geadviseerd, te weten meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling, indien vanuit de reclassering geïndiceerd.
De officier van justitie heeft voorts een ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen gevorderd voor de duur van 3 jaren.
Voor feit 3, het rijden zonder rijbewijs, vordert de officier van justitie een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast en dat, gezien de persoon van verdachte en op basis van het reclasseringsrapport een geheel voorwaardelijke straf passend is. Verdachte is bereid mee te werken aan bijzondere voorwaarden.
Een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen kan ook in een geheel voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Als de rijbevoegdheid wordt ontzegd zal dat grote gevolgen hebben voor verdachte. Gewezen is op de verstrekkende consequenties die het ongeval voor hem heeft gehad: hij was zeer zwaar gewond en zal nooit volledig herstellen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het verduisteren van een personenauto, wat op zichzelf al een naar feit is voor de eigenaar. Deze had hem in goed vertrouwen zijn auto meegegeven voor het maken van een proefrit, en dan besluit verdachte die auto niet terug te brengen maar er zelf in te blijven rijden, terwijl hij ook nog niet eens in het bezit was van een voor een personenauto bestemd rijbewijs. Daarbij is hij een onverantwoordelijke en gevaarlijke achtervolging aangegaan met de politie en heeft hij opzettelijk meerdere verkeersregels geschonden om aan de politie te ontkomen: hij heeft de maximumsnelheid meermalen fors overschreden, is door een rood verkeerslicht gereden, heeft tegen de verkeersrichting in gereden, heeft stoptekens genegeerd, is over een middengeleider gereden waardoor hij bijna de macht over het stuur heeft verloren en heeft met een forse snelheid over een fietspad gereden. Ook heeft hij twee verbalisanten bedreigd door op hen in te rijden en hij heeft de plaats van het ongeval verlaten. De verdachte heeft zich daarmee volstrekt onverantwoordelijk gedragen op de weg. Hij heeft welbewust onaanvaardbare risico’s genomen en andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht. Het is een gelukkig toeval dat niemand anders als gevolg van het gedrag van de verdachte ernstig letsel of erger heeft opgelopen. Verdachte heeft voorts met zijn handelen de eigenaar van de personenauto schade berokkend en het vertrouwen dat de eigenaar mag hebben in potentiële kopers van zijn spullen ernstig beschaamd.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte d.d. 23 november 2022 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Advies Reclassering en psycholoog
Verdachte is onderzocht door de psycholoog [naam 3] (rapport van 7 juni 2022). Zij concludeert dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, ADD en een dysthyme stoornis, die zich na dit voorval heeft ontwikkeld. Omdat verdachte zich niets kan herinneren van het vooral en dus ook niets heeft kunnen zeggen over beweegredenen en de keuzes die hij maakte, kan de psycholoog geen advies geven over mogelijke doorwerking van de stoornissen in het handelen en dus ook niet voor de mate van toerekening.
Hij kan door de autismespectrumstoornis en ADD moeilijk het overzicht in situaties houden. Hij heeft daarnaast o.a. een matig geheugen, is geneigd zichzelf te overschatten en lijkt beïnvloedbaar. Hij is gebaat bij vaste structuur en voorspelbaarheid, die hij voor zichzelf niet goed lijkt te kunnen creëren. Om hem stabiel te laten functioneren, wordt het wenselijk geacht dat hij begeleiding krijgt tijdens zijn verdere revalidatietraject, en later bij werk en wonen. Er zijn onder andere beperkingen op het gebied van handelingsvaardigheden (consequenties van gedrag niet overzien, neiging om alles zelf op te lossen en hulp af te slaan, gebaat zijn bij externe structurering en begeleiding). Daarnaast loopt verdachte achter in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling en is zijn persoonlijkheid nog niet uitgerijpt. De psycholoog en daarnaast ook de reclassering, die heeft gerapporteerd op 29 september 2022 adviseren het toepassen van het jeugdstrafrecht.
Jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het delict 18 jaar. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan echter besluiten toch het jeugdstrafrecht toe te passen, indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan. De rechtbank sluit zich aan bij de adviezen om het jeugdstrafrecht toe te passen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in de persoonlijkheid van verdachte en uit de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan voldoende indicaties naar voren gekomen die aanleiding vormen het jeugdstrafrecht toe te passen.
Tegenover de hiervoor vermelde omstandigheden met betrekking tot de ernst van de feiten, die een stevige straf rechtvaardigen zoals door de officier van justitie terecht gevorderd, zijn er echter ook andere omstandigheden die een rol spelen. Gewezen kan worden op de buitengewoon ver reikende consequenties die zijn handelen voor verdachte heeft gehad. Hij is zeer zwaar gewond geraakt, vrijwel alle botten in zijn benen waren gebroken waarvoor talloze operaties nodig waren en nog steeds nodig zijn. Hij zal lichamelijk nooit meer volledig herstellen; grotere afstanden dan 1.000 meter kan hij niet lopen. Ook geestelijk heeft verdachte een flinke deuk opgelopen; er is sprake van dysthyme stoornis, dat is een stemmingsstoornis die dicht tegen depressie aanligt. Zijn leven is in duigen gevallen en het kost hem de grootste moeite de scherven weer op te rapen. Inmiddels heeft hij wel het rijbewijs gehaald en dat geeft hem nog enigszins – een gevoel van – vrijheid. In dat verband verdient de eis tot rij-ontzegging van drie jaar bijzondere aandacht. Normaliter zou de rechtbank niet aarzelen deze bijkomende straf op te leggen, gezien het totaal onverantwoordelijke rijgedrag van verdachte. Verdachte heeft echter ook een scootmobiel nodig om zich te verplaatsen, boodschappen te doen en zich even verder dan een paar honderd meter van zijn woning te begeven. Een scootmobiel of gehandicaptenvoertuig valt, naar het zich laat aanzien, onder de omschrijving van ‘motorrijtuig’ van artikel 1 Wegenverkeerswet. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zou verdachte, gezien zijn gezondheidssituatie daarom onevenredig zwaar treffen omdat hij dan zijn scootmobiel niet meer kan gebruiken.
Conclusie
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 meer subsidiair, 2, 4 en 5 primair een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren passend. Daarnaast legt de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie op voor de duur van 3 maanden om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal, opnieuw in afwijking van de eis, geen onvoorwaardelijke detentiestraf opleggen, gezien de problematische gezondheidssituatie en de kwetsbare persoonlijkheid van verdachte. Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, de meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling indien vanuit de reclassering geïndiceerd. De rechtbank legt verder een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van 2 jaren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank verklaart verdachte voor feit 3, een overtreding, schuldig zonder oplegging van een straf.
Ogenschijnlijk lijkt dit een zeer milde straf, afgezet tegen de ernst van de feiten. De rechtbank laat echter zwaar meewegen dat verdachte in feite zichzelf al heeft gestraft; hij zal de rest van zijn leven de gevolgen moeten dragen van zijn gedrag en de strafrechter kan daar niet bijster veel meer aan toevoegen.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Ten aanzien van [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 660,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Ten aanzien van [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 660,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Ten aanzien van [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in verband met feit 5 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 8.959,68 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Vast is komen te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde strafbare feiten, door toedoen van verdachte, rechtstreeks schade hebben geleden.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 3] (feit 5)
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden doordat hij zijn door verdachte verduisterde auto is kwijt geraakt. De schadeposten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de schadeposten (tot een hoogte van € 8.959,68) kan worden toegewezen.
Verdachte is ten aanzien van de benadeelde partij vanaf 13 april 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Ten aanzien van de vorderingen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (feit 1)
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde schade hebben geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 1 meer subsidiair zijn de benadeelden op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De benadeelden hebben op het moment dat verdachte op hen inreed doodsangsten uitgestaan. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld voor [benadeelde 1] en [benadeelde 2] op een bedrag van € 660,00 vaststellen.
Verdachte is ten aanzien van de benadeelde partijen vanaf 15 april 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 321 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 7, 107, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 bepaalt dat voor feit 3 geen straf of maatregel wordt opgelegd;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een
werkstraf van 120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
 veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 3 maanden;
 bepaalt dat deze
jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Houtwal 16a te Zutphen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • Indien de reclassering dit gaandeweg het traject nodig acht, laat veroordeelde zich behandelen door een nader te bepalen (GGZ) instantie te bepalen door de reclassering;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland te Zutphen tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
2 jaren;
 bepaalt dat de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
2 jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Vorderingen benadeelde partijen
Ten aanzien van [benadeelde 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 meer subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 660,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald);
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag te betalen van € 660,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Ten aanzien van [benadeelde 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 meer subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 660,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald);
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 2] , een bedrag te betalen van € 660,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Ten aanzien van [benadeelde 3]
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 5 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 8.959,68 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald);
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 3] , een bedrag te betalen van € 8.959,68 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. J.A.P. Bakker en mr. M. Rietveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 december 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 4] van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, PL0600-2021166779, gesloten op 6 augustus 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte door [benadeelde 3] , p. 17-18.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22-23.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25 en 27-28.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 96-98.
6.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , p. 1-2; proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 5-6.
7.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , p. 2; proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 6.
8.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , p. 3; proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 7.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 83.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 9.
12.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 139.
13.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 96.