ECLI:NL:RBGEL:2022:6854

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
C/05/399694 / HZ RK 22-2
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot nietigverklaring van een overeenkomst op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 november 2022 een beschikking gegeven in het verzoek van de gemeente Ede tot nietigverklaring van een overeenkomst op grond van artikel 26 van de Wet voorkeursrecht gemeenten. De gemeente verzocht om vernietiging van een (mondelinge) koopovereenkomst tussen [verwerende partij 1] en [verwerende partij 3] met betrekking tot een perceel grond. De gemeente stelde dat deze overeenkomst de kennelijke strekking had om afbreuk te doen aan haar voorkeursrecht. Tijdens de procedure werd duidelijk dat de verwerende partijen een regeling hadden getroffen, waardoor de gemeente geen belang meer had bij haar verzoek tot vernietiging. De rechtbank oordeelde dat de op [verwerende partij 1] rustende verbintenissen uit de gestelde overeenkomst(en) teniet waren gegaan, waardoor de gemeente geen vorderingen meer kon instellen. De rechtbank wees het verzoek van de gemeente tot vernietiging van de overeenkomst af, evenals het verzoek tot vernietiging van een conservatoir beslag dat door [verwerende partij 3] was gelegd. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen de gemeente en [verwerende partij 1], terwijl [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] als in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten van de gemeente werden veroordeeld. De rechtbank verklaarde de tussen [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] gesloten overeenkomst van 15 juli 2021 nietig, inclusief de bijbehorende volmacht.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/399694 / HZ RK 22-2
Beschikking van 24 november 2022
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE EDE,
zetelend te Ede,
verzoekster,
advocaat mr. H. Zeilmaker en mr. J.L.G. Niederer te Arnhem,
tegen

1.[verwerende partij 1] ,

wonende te [plaats] ,
verweerder,
advocaat mr. B.H.M. Karens te Ede,
2.
[verwerende partij 2],
wonende te [plaats] ,
verweerder,
advocaat mr. S. Kangus en mr. M. Huizingh te Enschede,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verwerende partij 3],
gevestigd te [plaats] ,
verweerster,
advocaat mr. S. Kangus en mr. M. Huizingh te Enschede.
Partijen worden hierna afzonderlijk aangeduid als de gemeente, [verwerende partij 1] , [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] .

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 24 juni 2022
  • het e-mailbericht van 7 juli 2022 van [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3]
  • de akte uitlating van [verwerende partij 1]
  • de brief van 29 juli 2022 van de gemeente
  • het e-mailbericht van 28 oktober 2022 van [verwerende partij 1] .

2.De verdere beoordelingHet verzoek ten aanzien van [verwerende partij 1]2.1. Allereerst wordt ingegaan op het verzoek van de gemeente tot vernietiging van de tussen [verwerende partij 1] en [verwerende partij 3] gesloten (mondelinge) koopovereenkomst met betrekking tot het perceel, [kad.gegevens] De gemeente heeft dit verzoek voorwaardelijk ingesteld, dat wil zeggen voor zover een dergelijke overeenkomst is gesloten. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de gemeente gesteld dat het verzoek ook ziet op tussen [verwerende partij 1] en [verwerende partij 3] gesloten samenwerkingsovereenkomsten met betrekking tot het perceel grond.

2.2.
Inmiddels is de gerechtelijke procedure die [verwerende partij 3] tegen [verwerende partij 1] aanhangig maakte (waarin de vraag aan de orde was of tussen hen een koopovereenkomst was gesloten) beëindigd, omdat [verwerende partij 3] en [verwerende partij 1] een regeling hebben getroffen. [verwerende partij 3] heeft de gemeente laten weten dat deze regeling inhoudt dat zij afstand heeft gedaan van alle rechten uit de naar haar opvatting met [verwerende partij 1] gesloten overeenkomsten en dat zij daarom geen nakoming meer kan vorderen. Dat de regeling deze inhoud heeft, is door de gemeente niet gemotiveerd weersproken.
2.3.
Het doen van afstand door [verwerende partij 3] heeft tot gevolg dat, zo er sprake was van de door [verwerende partij 3] gestelde overeenkomst(en), de op [verwerende partij 1] rustende verbintenissen uit die overeenkomst(en) teniet zijn gegaan (artikel 6:160 van het Burgerlijk Wetboek, BW). Daarom rusten op [verwerende partij 1] geen verplichtingen meer uit hoofde van de gestelde overeenkomst(en) en kan [verwerende partij 3] hiervan geen nakoming vorderen. Dit betekent dat er geen sprake (meer) is van rechtshandelingen die zijn verricht met de kennelijke strekking afbreuk te doen aan de in de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) geregelde voorkeurspositie van de gemeente. De gemeente heeft dus geen belang meer heeft bij haar verzoek tot vernietiging van de overeenkomst(en) tussen [verwerende partij 3] en [verwerende partij 1] , zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
2.4.
De gemeente heeft ook geen belang meer bij het verzoek tot vernietiging van het door [verwerende partij 3] ten laste van [verwerende partij 1] gelegde conservatoir beslag, omdat dit beslag is opgeheven. Ook dit verzoek zal dus worden afgewezen.
2.5.
Nu geen inhoudelijk oordeel over het geschil is gegeven omdat [verwerende partij 3] en [verwerende partij 1] na het indienen van het verzoekschrift een regeling hebben getroffen, zullen de kosten van de procedure worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Het verzoek ten aanzien van [verwerende partij 2]2.6. In de beschikking van 24 juni 2022 heeft de rechtbank [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] bevolen om binnen twee weken de tussen hen gesloten koopovereenkomst in het geding te brengen. [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] hebben vervolgens een koopovereenkomst, ondertekend op 15 juli 2021, in het geding gebracht. In die overeenkomst zijn financiële gegevens, meer in het bijzonder de koopsom en contractuele boetes, onleesbaar gemaakt. Daarnaast zijn van artikel 15 met het bovenschrift ‘Diverse’ de volledige leden 1 en 2 onleesbaar gemaakt. Het derde lid van artikel 15 heeft betrekking op een op verzoek van [verwerende partij 2] door [verwerende partij 3] te verstrekken hypothecaire geldlening op een aan [verwerende partij 2] toebehorende boerderij. Dit artikellid is wel leesbaar gelaten, met uitzondering van het bedrag van de geldlening en de daarover verschuldigde rente.
2.7.
Een partij kan, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, weigeren de stukken waarvan overlegging is bevolen, in het geding te brengen. De partij kan er ook voor kiezen de rechter mee te delen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de bescheiden. De rechter beslist of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Indien hij beslist dat de weigering of de beperking niet gerechtvaardigd is, kan hij daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht (artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; Rv).
2.8.
[verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] hebben aangevoerd dat de overige inhoud van artikel 15 van de overeenkomst niet relevant is voor de beoordeling van het vernietigingsverzoek. Het gaat volgens hen om aanvullende afspraken over (de financiering van) de koopprijs en vertrouwelijke afspraken die noch de koop betreffen, noch de beoogde toekomstige samenwerking tussen hen beiden voor het geval de gemeente zou vasthouden aan het voorkeursrecht. [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] hebben te kennen gegeven dat zij niet bereid zijn de overige inhoud van artikel 15 openbaar te maken.
2.9.
Hiermee hebben [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] onvoldoende onderbouwd dat er gewichtige redenen zijn die rechtvaardigen dat de
volledigetekst van de eerste twee leden van artikel 15 is doorgehaald. Van [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] mocht een concretere toelichting worden verlangd op hun kennelijke standpunt dat de vertrouwelijkheid van de informatie ertoe noopte de
gehele tekst te schrappen. Daarbij is mede van belang dat het algemene bovenschrift (‘Diverse’) van artikel 15 geen enkele indicatie geeft van de onderwerpen waarop de doorgehaalde tekst betrekking heeft. [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] hebben gesteld dat de doorgehaalde tekst niet relevant is voor de beoordeling van het verzoek van de gemeente, maar het feit dat informatie niet relevant is, is geen reden om die informatie niet over te leggen in geval van een rechterlijk bevel. Het is bovendien de rechtbank die beoordeelt of bepaalde informatie van belang is bij de beoordeling van het verzoek van de gemeente. Indien de tekst, zoals [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] hebben aangevoerd, ook betrekking heeft op afspraken over de financiering van de koopprijs, dan zouden deze gegevens van belang kunnen zijn bij de beoordeling van de vraag of de tussen [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] gesloten overeenkomst de kennelijke strekking heeft afbreuk te doen aan het gevestigde voorkeursrecht.
2.10. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de weigering van [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] om de volledige tekst van artikel 15 bekend te maken, niet gerechtvaardigd is.
2.11.
Aan deze weigering verbindt de rechtbank de conclusie dat als vaststaand moet worden aangenomen dat de tussen [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] gesloten overeenkomst de kennelijke strekking heeft afbreuk te doen aan het voorkeursrecht van de gemeente. De rechtbank laat bij deze beslissing meewegen dat [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] de volledige tekst van twee bepalingen in een artikel met een algemeen opschrift hebben doorgehaald, zonder hiervoor een plausibele verklaring te geven.
2.12.
De verzochte nietigverklaring van de tussen [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] gesloten koopovereenkomst met betrekking tot overeenkomst, gedateerd 15 juli 2021, zal daarom worden toegewezen. Dit betreft ook de bij de overeenkomst gevoegde volmacht, die deel uitmaakt van de overeenkomst.
De verzochte uitvoerbaar bij voorraad verklaring zal voor wat betreft de nietigverklaring worden afgewezen, omdat een declaratoir vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard.
2.13.
[verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Deze kosten worden tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 676,00 griffierecht en € 1.126,00 aan salaris advocaat (2 punten volgens tarief onbepaalde waarde € 563,00) derhalve in totaal € 1.802,00.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart nietig de tussen [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] gesloten overeenkomst van 15 juli 2021, waarvan deel uitmaakt de bij de overeenkomst gevoegde volmacht,
3.2.
compenseert in het geschil tussen de gemeente en [verwerende partij 1] de proceskosten, in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt,
3.3.
veroordeelt [verwerende partij 2] en [verwerende partij 3] in de proceskosten aan de zijde van de gemeente, tot op heden begroot op € 1.802,00,
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling,
3.5.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Stempher en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2022.
GR/Ma