ECLI:NL:RBGEL:2022:6849

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 december 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
367482
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.F.R. van Heemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrechten en naburige rechten door verkoop van IPTV-pakketten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 december 2022 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen Stichting Brein c.s. en een gedaagde partij, die beschuldigd werd van het aanbieden en verkopen van IPTV-pakketten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij niet in staat was om tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen betrokkenheid bij de handel in deze pakketten. De rechtbank verwierp het verzoek van de gedaagde partij om terug te komen op eerdere beslissingen, omdat er geen belang was bij deze heroverweging. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde partij met zijn activiteiten inbreuk maakte op de auteursrechten en naburige rechten van de eisende partijen, en dat hij onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank legde de gedaagde partij verschillende verplichtingen op, waaronder het staken van de verkoop van IPTV-pakketten en het verstrekken van informatie over zijn activiteiten. Tevens werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van proceskosten en schadevergoeding aan de eisende partijen. Dit vonnis benadrukt de bescherming van intellectuele eigendomsrechten in het digitale tijdperk, vooral met betrekking tot de distributie van audiovisuele content.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/367482 / HA ZA 20-181
Vonnis van 14 december 2022
in de zaak van

1.STICHTING BREIN,

te Hoofddorp,
2.
TALPA TV B.V.,
te Amsterdam,
3.
RTL NEDERLAND B.V.,
te Hilversum,
4.
FOX NETWORKS GROUP NETHERLANDS B.V.,
te Amsterdam,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: Stichting Brein c.s,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde partij],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde partij] ,
advocaat: mr. M.F.H. van Delft te Leusden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 oktober 2019
- het getuigenverhoor van 19 april 2022
- de conclusie na getuigenverhoor van [gedaagde partij]
- de antwoordconclusie van Stichting Brein c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Verzoek tot terugkomen op beslissing
2.1.
[gedaagde partij] vraagt de rechtbank terug te komen op hetgeen de rechtbank heeft beslist in het tussenvonnis van 29 oktober 2021 onder r.o. 4.7. Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde partij] niet in zijn betoog kan worden gevolgd dat Stichting Brein onvoldoende getracht heeft het gevorderde door het voeren van overleg met [gedaagde partij] te bereiken, zoals bedoeld in artikel 3:305a lid 2 BW (oud).
2.2.
De rechtbank zal dit verzoek afwijzen bij gebrek aan belang nu de rechtbank in dezelfde rechtsoverweging heeft geoordeeld dat het vereiste van artikel 3:305a lid 2 BW (oud) niet zover gaat dat de eisende partij in overleg had moeten treden ook indien dat overleg tussen partijen redelijkerwijs niets had kunnen bijdragen aan de oplossing van het geschil. Daarvan kan sprake zijn in het geval dat de verweerder, zoals hier het geval, iedere betrokkenheid bij het gestelde onrechtmatig handelen bestrijdt.
Beoordeling van het geleverde tegenbewijs
2.3.
In het tussenvonnis van 29 oktober 2019 heeft de rechtbank [gedaagde partij] in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat [gedaagde partij] (mede)verantwoordelijk is voor het aanbieden en verkopen van IPTV pakketten onder de namen HIPTV en Atom TV.
2.4.
Op 19 april 2022 heeft [gedaagde partij] daartoe tegenbewijs aangedragen in de vorm van het horen van hemzelf als getuige. [gedaagde partij] heeft, voor zover thans relevant, als volgt verklaard:
U vraagt mij of ik mij ooit heb beziggehouden met de verkoop van IPTV-pakketten. Dat is onzin. Die heb ik nooit verkocht. Ik heb een hostingbedrijf. Het zijn mijn klanten die in die pakketten hebben gehandeld. Ik doe dat voor duizenden mensen. Ik heb niets met de content. Ik heb een groothandelsfunctie. Ik ben een reseller van [naam bedrijf 1] , onder andere. Partijen kunnen via mij een domeinnaam krijgen van [naam bedrijf 1] . Het is gebruikelijk dat die op mijn naam komt te staan, maar dat hoeft niet.
U vraagt mij hoe het is gegaan met betalingen van klanten van HIPTV die op mijn PayPal-account hebben betaald. Ik heb diensten verricht op prepaid basis. Alleen was ik in dit geval diensten blijven verlenen terwijl er nog niet was betaald. Ik heb toen mijn geld gekregen doordat mijn klant die PayPal betalingen naar mij heeft laten lopen. Dat kon hij doen door mijn PayPal adres in WHMCS in te voeren.
U vraagt mij hoe ik die geldstromen administreer, of ik daar facturen voor heb. Nee, ik hou daar geen administratie van bij. Dat is in de Dominicaanse Republiek ook niet verplicht.
U vraagt mij hoe het zit met de domeinnaam [domeinnaam 1] . Deze domeinnaam heb ik ooit aangevraagd voor een klant. Die klant heeft daar uiteindelijk niets meegedaan. Ik heb toen overwogen om dat te gaan gebruiken en heb het daarom ook in het handelsregister laten inschrijven, maar uiteindelijk heb ik het nooit gebruikt.
U houdt mij voor de producties 11, 12 en 40 waarin PayPal overzicht staat waarin het e-mailadres [mailadres] en als seller [naam bedrijf 2] staat vermeld. Dit overzicht heeft betrekking op een testbestelling en een verlenging die Brein heeft gedaan. U vraagt mij een verklaring te geven waarom deze namen daarin staan vermeld. Die kan ik u niet geven.
U houdt mij voor productie 13, de mail van 25 mei 2018 waarin wordt gezegd dat er gelden op mijn bankrekening zijn betaald. Die betaling ziet op de verrekening met de klant die niet had betaald waar ik eerder over heb verklaard.
Ik wil hier nog aan toevoegen dat het voor mij praktisch niet mogelijk was om in Nederland IPTV-pakketten te verkopen gezien de afstand en het tijdsverschil.
Op vragen van mr. P. de Leeuwe antwoord ik:
U houdt mij voor productie 12 die ziet op de verlenging van de testaankoop. U vraagt mij of ik daar een verklaring voor kan geven. Ik leverde de diensten zonder controle uit te voeren op welke diensten er worden verleend. Als er iets mis is, kan iedereen bij de betreffende registerbeheerder een abuserapport indienen en dan kan ik afhankelijk van de situatie de klant benaderen, dan wel de site uitzetten.
U houdt mij voor dat er naar aanleiding van de sommatie van Brein domeinnamen achter een Whois guard zijn verdwenen. Daar heb ik niks mee te maken. Dat gaat via [naam bedrijf 1] . Dat is een standaardfunctionaliteit die bij de meeste extensies door [naam bedrijf 1] wordt aangeboden.
U vraagt mij of ik weet wie mijn klanten zijn. Nee dat weet ik niet. Ik heb contact via messaging diensten, waaronder Skype, Telegram, WhatsApp en dergelijke. Van mijn klanten heb ik alleen de naam die zij via die dienst gebruiken. Vaak is dat een alias al dan niet gekoppeld aan een telefoonnummer. De daadwerkelijke identiteit van de klanten controleer ik niet en ken ik ook niet.
U vraagt mij of ik u dan de aliassen wil geven. Die ga ik u nu niet geven, voor een deel omdat ik dat niet kan (ik zou dat moeten nakijken) en voor een deel omdat ik dat niet wil.
U vraagt mij of [mailadres] inderdaad mijn e-mailadres is. Ja dat is ook mijn PayPal adres.
U houdt mij voor productie 34, eerste en zevende pagina. Daarin worden IPTV-pakketten door derden in verband gebracht met uw e-mailadres. Kunt u dat verklaren. Dat heeft niet met de realiteit te maken. Het zegt mij niks.
U houdt mij voor productie 34, tweede pagina. U vraagt mij of ik bekend ben met het Kodiforum en of ik kan verklaren waarom mijn gegevens hier worden genoemd. Ik heb wel eens van het Kodiform gehoord. Ik weet niet waarom ik hier wordt genoemd. U vraagt mij of ik weet dat het Kodiform over IPTV-pakketten gaat. Dat is volgens mij niet de bedoeling van het hele gebeuren.
U houdt mij voor productie 21 en vraagt of dat mijn LinkedIn pagina is. Ja. U vraagt mij wat ik heb gedaan bij GlobeIPTV. Ik heb daar server maintenance gedaan. Dat is een ander soort dienst dan ik nu verricht.
U vraagt mij hoe klanten bij mij terecht kwamen. Dat gaat allemaal via via.
U vraagt mij hoeveel ik heb verdiend aan de klanten die zich bezig hebben gehouden met HIPTV en hoe deze betaalden. Hoeveel zou ik moeten uitrekenen, maar ik verdien in totaal op al mijn klanten ongeveer € 1.500,00 a 2.000,00 in de maand. Ik werd betaald in bitcoin of via PayPal.
U houdt mij voor dat de domeinnaam [domeinnaam 2] nader daar beslag op is gelegd, is overgedragen aan R. Trinidad. Kunt u daar iets over verklaren. Ik weet niet wie dat is en ik heb dat niet gedaan. Ik ben toen mij duidelijk werd waar deze partij mee bezig hielde gestopt met het leveren van diensten aan deze partij.
2.5.
In het tussenvonnis van 29 oktober 2019 heeft de rechtbank vastgesteld dat [gedaagde partij] zijn verklaringen ten aanzien van zijn rol in het geheel op geen enkele wijze met stukken heeft onderbouwd of geconcretiseerd. Er zijn geen e-mail berichten, WhatsAppgesprekken of andere stukken overgelegd die zijn bewering staven dat hij een dienstverlener is voor hem onbekende derden die achter [naam bedrijf 2 en 3] zouden zitten. Zijn verklaring voor het incasseren van betalingen van resellers wordt geen handen en voeten gegeven (hoeveel was er verschuldigd, waarvoor, op welke termijn, heeft hij gereclameerd bij zijn debiteur). Het enkele geven van (al dan niet plausibele) alternatieve, algemeen verwoorde verklaringen voor de door Brein c.s. gestelde feiten, zonder enig stuk dat die verklaringen onderbouwt of concretisering die die verklaring aannemelijk maakt, heeft de rechtbank ertoe geleid voorshands bewezen te achten dat [gedaagde partij] wel betrokken is geweest bij het aanbieden van de IPTV pakketten.
2.6.
De door [gedaagde partij] gegeven verklaring behelst niet (veel) meer dan een herhaling van de bij het verweer ingenomen standpunten. Hoewel de rechtbank in het kader van de beoordeling van tegenbewijs niet is gebonden aan de bewijswaarderingsregel van artikel 164 lid 2 Rv, speelt het feit dat [gedaagde partij] een partijgetuige is een rol bij de waardering van de door hem gegeven verklaring. Bij gebreke aan andere stukken die zijn verklaring ondersteunen, is de verklaring van [gedaagde partij] onvoldoende om het eerder genoemde vermoeden te ontzenuwen. [gedaagde partij] is derhalve niet geslaagd in het tegenbewijs.
Inbreuk op auteursrechten
2.7.
In het tussenvonnis van 29 oktober 2019 heeft de rechtbank geoordeeld dat vooralsnog niet vast is komen te staan dat Brein c.s., althans de bij Stichting Brein aangesloten partijen auteursrechthebbende zijn op de werken die middels de IPTV pakketten zijn openbaar gemaakt.
2.8.
Brein c.s. heeft in haar akte na conclusie de rechtbank verzocht zich alsnog uit te laten over de vraag of op de auteursrechten van Brein c.s. inbreuk is gemaakt.
2.9.
De rechtbank zal dit verzoek afwijzen nu Brein c.s. in haar conclusie na enquête nieuwe stellingen heeft ingenomen waarop [gedaagde partij] nog niet heeft kunnen reageren. De rechtbank acht het in strijd met de goede procesorde om deze nieuwe stellingen in dit stadium van het geding nog toe te laten. Daar komt bij dat uit de overwegingen 4.26 e.v. van het tussenvonnis van 29 oktober 2019 volgt dat het niet nodig is de inbreuk op de auteursrechten vast te stellen om op de vorderingen te beslissen, zodat Brein c.s. bij dit verzoek onvoldoende belang heeft.
Vordering opgave opvolgende partijen
2.10.
In r.o. 4.33 van het tussenvonnis van 29 oktober 2019 heeft de rechtbank de vordering tot opgave van opvolgende partijen als toewijsbaar beoordeeld omdat daarop geen verweer is gevoerd. De rechtbank is daar echter voorbij gegaan het feit dat deze vordering voorwaardelijk is ingesteld voor het geval [gedaagde partij] als verweer zou voeren dat hij de IPTV activiteiten heeft overgedragen aan een derde. Nu dat verweer niet is gevoerd, behoeft deze vordering geen behandeling en zal deze dus niet worden toegewezen.
Proceskosten
2.11.
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten zijdens [gedaagde partij] . Omdat deze zaak ziet op de handhaving van rechten van intellectuele eigendom, maakt Brein c.s. aanspraak op vergoeding van de redelijke en evenredige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. Brein c.s. heeft haar kosten tot en met de mondelinge behandeling begroot op € 23.280,95. Gezien het uitgebreide feitelijk en juridische verweer van [gedaagde partij] , beschouwt de rechtbank deze zaak als een complexe zaak, waarvoor een maximum geïndiceerd tarief geldt van € 35.000,00 tot en met de conclusie van antwoord. De door Brein c.s. gevorderde kosten zijn derhalve toewijsbaar en zullen worden vermeerderd met het griffierecht ad € 1.950,00 en de exploitkosten ad € 81,83.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde partij] met het verhandelen van IPTV- pakketten op een wijze zoals toegelicht in het lichaam van deze dagvaarding, een openbaarmaking c.q. een “mededeling aan het publiek” verricht in de zin van de artikelen 1 en 12 Auteurswet, artikelen 2, 6, 7a en 8 Wet op de Naburige Rechten jo. artikel 3 Auteursrecht-richtlijn;
3.2.
verklaart voor recht dat [gedaagde partij] met de onder r.o. 3.1 bedoelde handeling inbreuk heeft gemaakt op de aan eisers toebehorende rechten en jegens hen onrechtmatig gehandeld heeft;
3.3.
beveelt [gedaagde partij] te om binnen 24 uur na betekening van het te dezen te wijzen vonnis te staken en gestaakt te houden:
a. ieder met winstoogmerk aanbieden van hyperlinks of andere technische verwijzingen, al dan niet in de vorm van zogenaamde (prepaid) IPTV- pakketten of (vooraf geïnstalleerde of te installeren) softwarepakketten, die gebruikers toegang bieden tot ongeautoriseerde (live)streams of ander illegaal aanbod van beschermde werken, uitvoeringen, vastleggingen en uitzendingen die inbreuk maken op de naburige rechten van eisers sub 2, 3 en 4, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,00, per individueel aangeboden IPTV-pakket, individueel aangeboden hyperlink ofwel per dag (een deel van de dag daaronder mede begrepen) dat hij in gebreke blijven aan dit verbod te voldoen, zulks ter keuze van eisers, met een maximum van € 500.000,00;
3.4.
beveelt [gedaagde partij] om binnen 12 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis aan de advocaten van eisers opgave, gestaafd door (duidelijke leesbare kopieën van) alle relevante bescheiden en gespecificeerd per website, te doen van:
a. de totale hoeveelheid ingekochte (credits voor) IPTV-pakketten;
b. de totale hoeveelheid verkochte IPTV-pakketten;
c. de gehanteerde inkoopprijs van IPTV-pakketten;
d. de gehanteerde verkoopprijs van IPTV-pakketten;
e. het totale bedrag van de door [gedaagde partij] als gevolg van verhandeling van de IPTV-pakketten genoten winst;
f. alle bij hem bekende (contact)gegevens van de (rechts)persoon of (rechts)personen met wie hij contact heeft gehad over de beschikbaarstelling van IPTV-pakketten en/of het verschaffen van hyperlinks naar bronnen waar films en (live)-uitzendingen evident zonder toestemming van de rechthebbenden worden aangeboden;
3.5.
beveelt [gedaagde partij] om binnen 14 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis aan alle afnemers die een IPTV-pakket bij hem hebben besteld en/of een email hebben ontvangen waarmee toegang wordt verleend tot een IPTV-pakket, een brief of email te sturen met uitsluitend de volgende inhoud, d.w.z. zonder enige toevoeging in woord of beeld:
Geachte heer, mevrouw,
U heeft een IPTV-pakket bij ons afgenomen die toegang geeft tot evident illegaal aanbod van televisiekanalen en speelfilms.
Op 14 december 2022 heeft de rechtbank Gelderland bepaald dat wij met de verkoop en levering van IPTV-pakketten inbreuk hebben gemaakt op de rechten van de rechthebbenden op televisiekanalen (Artikel 8 Wet naburige rechten). Om die reden heeft de rechtbank ons bevolen het aanbod en de levering IPTV-pakketten direct te staken.
Hoogachtend,
De heer [gedaagde partij] ( [bedrijven gedaagde] )
dit onder gelijktijdige toezending aan de advocaten van eisers van kopieën van deze brief en/of email;
3.6.
veroordeelt [gedaagde partij] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 per dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) waarop hij in gebreke blijft aan de bevelen onder r.o. 3.4 en 3.5 te voldoen, met een maximum van € 250.000,00;
3.7.
veroordeelt [gedaagde partij] aan eisers sub 2, 3 en 4 tot vergoeding van de schade die zij als gevolg van de inbreuken zoals genoemd onder r.o. 3.2 hebben geleden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.8.
veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van deze procedure, voor zover gerezen aan de zijde van Brein begroot op € 25.312,78;
3.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.10.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.R. van Heemstra en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2022.