In deze zaak, die op 7 december 2022 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om de verdeling van de nalatenschap van een overleden echtpaar en de verkoop van de onroerende zaken die tot deze nalatenschap behoren. De eisers, die als executeurs optreden, hebben vorderingen ingesteld tegen de gedaagde, die ook deelgenoot is in de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet gerechtigd was om de woning te verkopen, omdat deze niet zelfstandig kon worden vervreemd door de overleden moeder, die slechts een deel van de woning bezat. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagde tot levering van de woning afgewezen, omdat niet voldaan was aan het schriftelijkheidsvereiste voor de koop van een woning. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de executeurs niet meer in functie zijn, waardoor zij niet bevoegd zijn om namens de andere deelgenoten de onverdeeldheid van de woning te leveren. De rechtbank heeft vervolgens de wijze van verdeling van de nalatenschap bepaald, waarbij de onroerende zaken verkocht moeten worden en de opbrengsten op de ervenrekening worden gestort. De gedaagde is veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en de woning te ontruimen. Daarnaast zijn er bepalingen getroffen voor de verdeling van de roerende zaken en de betaling van gebruiksvergoedingen. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.