ECLI:NL:RBGEL:2022:6805

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3731
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar bezwaar van 7 mei 2021. Dit bezwaar was gericht tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 6 april 2021, waarin het definitieve compensatiebedrag over de toeslagjaren 2013 tot en met 2017 werd vastgesteld. Eiseres heeft de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld, omdat er niet binnen de wettelijke beslistermijn op haar bezwaar is beslist. De rechtbank ontving het beroep op 26 juli 2022 en constateert dat de Belastingdienst/Toeslagen op 4 maart 2022 een dwangsom van € 1.442 heeft toegekend wegens het niet tijdig beslissen.

De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2022 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van de Belastingdienst/Toeslagen aanwezig waren. De Belastingdienst/Toeslagen heeft niet voldaan aan het verzoek van de rechtbank om relevante stukken over te leggen, waardoor de rechtbank het beroep op basis van de beschikbare informatie heeft beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de beslistermijn heeft beslist en dat het beroep daarom ontvankelijk en gegrond is.

De rechtbank legt de Belastingdienst/Toeslagen een beslistermijn van tien weken op om alsnog een besluit op het bezwaar van eiseres bekend te maken. Tevens wordt een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000. Eiseres krijgt het griffierecht en proceskosten vergoed, die in totaal € 759 bedragen. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen en is openbaar uitgesproken op 8 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/3731

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2022

in de zaak tussen

[Eiseres A] uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. T.P. Boer),
en

de Belastingdienst/Toeslagen

(gemachtigden: mr. W.E. Louwerse en mr. M. Krari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het volgens eiseres niet op tijd beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar bezwaar van
7 mei 2021. Dit bezwaar is gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van
6 april 2021 waarbij de Belastingdienst/Toeslagen het definitieve compensatiebedrag heeft vastgesteld over de toeslagjaren 2013 tot en met 2017.
1.1.
Eiseres heeft de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld. De rechtbank heeft op 26 juli 2022 het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een beslissing ontvangen. Eiseres stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de beslistermijn en ook niet binnen twee weken na de ingebrekestelling op haar bezwaar heeft beslist.
1.2.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 4 maart 2022 de maximale dwangsom van
€ 1.442 aan eiseres toegekend wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de Belastingdienst/Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De Belastingdienst/Toeslagen heeft niet voldaan aan het verzoek van de rechtbank om de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift over te leggen. De rechtbank beoordeelt het beroep daarom op basis van de beschikbare stukken van eiseres en de gegeven informatie van de gemachtigden van de Belastingdienst/Toeslagen op de zitting.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?3. Uit de brief van de Belastingdienst/Toeslagen van 2 juli 2021 volgt dat ten behoeve van het beslissen op het bezwaar een commissie is ingesteld. [1] Dat betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen beslist binnen twaalf weken gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. [2] De beslistermijn is daarmee geëindigd op 10 augustus 2021.
3.1.
Partijen zijn het erover eens dat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen de beslistermijn heeft beslist. Na afloop van de beslistermijn heeft eiseres de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld. Het beroepschrift is meer dan twee weken daarna door de rechtbank ontvangen. Omdat de Belastingdienst/Toeslagen niet binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling op het verzoek heeft beslist, en nog altijd niet heeft beslist, is het beroep ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn wordt aan de Belastingdienst/Toeslagen opgelegd?
4. De Belastingdienst/Toeslagen heeft nog steeds geen besluit genomen. Zij moet dit alsnog doen.
4.1.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft in dit geval op de zitting om een beslistermijn van tien weken verzocht. Deze termijn onderbouwt zij als volgt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft een bezwaarschriftenadviescommissie (BAC) ingesteld en neemt niet eerder een besluit dan nadat de BAC advies heeft uitgebracht. Voorafgaand aan het advies vindt op uitnodiging van de BAC een hoorzitting plaats. De Belastingdienst/Toeslagen dient voor de hoorzitting een schriftelijke reactie op te stellen en de stukken naar de BAC te sturen. De BAC heeft na de hoorzitting vier weken nodig om tot een advies te komen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft hierna twee weken nodig om de beslissing op bezwaar te nemen.
4.2.
De rechtbank acht in dit geval de verzochte beslistermijn van tien weken niet onnodig lang, maar ook niet onrealistisch kort. [3] Bovendien acht de rechtbank een kortere beslistermijn niet reëel en doet een kortere beslistermijn afbreuk aan de in acht te nemen zorgvuldigheid. Daarom beslist de rechtbank dat de Belastingdienst/Toeslagen binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op het bezwaar van eiseres bekend maakt. Deze beslistermijn behelst het gehele traject voor de behandeling van het bezwaar.
4.3.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de beslistermijn, zoals de Belastingdienst/Toeslagen verzoekt, zo nodig te verlengen met een termijn die ziet op de periode in afwachting van de hoorzitting van de BAC. Gelet op de onderbouwing van het verzoek om een beslistermijn van tien weken is die periode hierin al meegenomen.
4.4.
De rechtbank ziet ook geen redenen om te bepalen dat de beslistermijn wordt verlengd met de periode waarin de behandeling van het bezwaar vertraging oploopt door toedoen van de ouder. Dit zorgt voor (te veel) onduidelijkheden. Daarom ziet de rechtbank daar alleen reden voor als al sprake is van vertraging opgelopen door toedoen van eiseres. Daarvan is tot nu toe niet gebleken. Bovendien is het door de Belastingdienst/Toeslagen genoemde voorbeeld dat als een ouder de gronden van bezwaar nog niet (volledig) kenbaar heeft gemaakt geen belemmering voor de voortgang van de behandeling van dit bezwaar. Op de zitting is duidelijk geworden dat eiseres de gronden van bezwaar – nadat daar pas bij brief van 16 september 2022 om is gevraagd – op 19 september 2022 heeft ingediend.
Welke dwangsom wordt aan de Belastingdienst/Toeslagen opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst/Toeslagen een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de Belastingdienst/Toeslagen. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000. Deze dwangsom is in overeenstemming met het landelijk beleid. [4]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en de Belastingdienst/Toeslagen de onder 4.2 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit op het bezwaar te nemen en de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de Belastingdienst/Toeslagen het griffierecht aan eiseres vergoeden. Daarbij krijgt eiseres een vergoeding voor haar proceskosten. De Belastingdienst/Toeslagen moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt
€ 759 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en heeft deelgenomen aan de behandeling van het beroep op zitting, en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt de Belastingdienst/Toeslagen op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op het bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat de Belastingdienst/Toeslagen aan eiseres een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
- bepaalt dat de Belastingdienst/Toeslagen het griffierecht van € 50 aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot betaling van € 759 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr. K. Berends, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Een commissie zoals bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 7:10, eerste lid, van de Awb.
3.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2346.
4.https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx#tabs