ECLI:NL:RBGEL:2022:6787

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
C/05/409459 / KZ ZA 22-152
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een vaststellingsovereenkomst in kort geding met betrekking tot ontruiming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 6 december 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de curator van een failliete vennootschap en twee gedaagden. De curator vorderde nakoming van een vaststellingsovereenkomst die op 11 november 2021 was gesloten tussen de heer [naam 1], mevrouw [naam 2] en de gedaagden. De overeenkomst hield in dat de gedaagden afstand deden van hun aanspraken op een perceel, in ruil voor een schikkingsbedrag van EUR 460.000,00 dat door de heer [naam 1] aan de gedaagden zou worden betaald, mits hij financiering kon verkrijgen. De curator verzocht om verlof voor het leggen van derdenbeslag op de vorderingen van de gedaagden, wat op 15 februari 2022 werd verleend. De curator vorderde in kort geding dat de gedaagden de ontruiming van het perceel binnen vijf dagen na betekening van het vonnis zouden uitvoeren, met machtiging aan de curator om dit zelf te bewerkstelligen indien nodig.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden het recht hadden om de nakoming van de overeenkomst op te schorten, omdat het derdenbeslag niet op alle gedaagden van toepassing was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de curator onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de gedaagden niet gerechtigd waren tot het schikkingsbedrag. De vorderingen van de curator werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op € 1.330,00 werden begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 6 december 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/409459 / KZ ZA 22-152
Vonnis in kort geding van 6 december 2022
in de zaak van
MR. FEENSTRA Q.Q. in zijn hoedanigheid van curator van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam bedrijf 1] in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. K. Schopman te Apeldoorn,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. W. Hogenkamp te Meppel.
Partijen zullen hierna de curator en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de curator
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] (hierna: [namen 1 en 2] ) en [gedaagden] hebben op 11 november 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de vaststellingsovereenkomst is, voor zover in deze zaak van belang, het volgende opgenomen:

ONDERGETEKENDEN:
1.
De heer [naam 1](…)
en mevrouw [naam 2](…)
, hierna te noemen: “[naam 1]”;
en
2.
De heer [gedaagde sub 1](…)
en mevrouw [gedaagde sub 2](…)
, hierna te noemen “[gedaagden];
(…)
IN AANMERKING NEMENDE:
Dat er tussen [naam 1] en [gedaagden] een geschil (“het Geschil”) is ontstaan met betrekking tot de al dan niet tussen hen bestaande afspraken over en aanspraken op een (deel van een) perceel gelegen aan de [perceel 1](…);
Dat partijen met elkaar in gesprek zijn gegaan om te bezien of in onderling overleg een oplossing voor het Geschil zou kunnen worden bereikt.
Dat als gevolg van die gesprekken en de in dat kader gevoerde correspondentie Partijen inmiddels een minnelijke regeling over het Geschil hebben bereikt. Kort samengevat houdt die oplossing in dat [gedaagden] jegens [naam 1] onherroepelijk afstand doet van diens aanspraak op het Perceel, waartegenover [naam 1] aan [gedaagde sub 2] een bedrag zal voldoen, mits [naam 1] daarvoor financiering kan verkrijgen.(…)
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
Artikel 1 - [gedaagden] doet afstand van aanspraken.
1.1
Partijen hebben met elkaar afgesproken dat [gedaagden] onvoorwaardelijk (behoudens voor zover die voorwaarden uit deze overeenkomst voortvloeien) en onherroepelijk afstand doet van diens afspraken op / in verband met het Perceel. Partijen zijn daarbij voorts overeengekomen dat [gedaagden] (de woning op) het Perceel uiterlijk op 30 september 2022(“
de Einddatum”)
zal hebben ontruimd en verlaten.(…)
Artikel 2 – Financiële verplichtingen, betaling(-smoment).
2.1.
Partijen hebben – onder de voorwaarden van deze vaststellingsovereenkomst – afgesproken dat [naam 1] aan [gedaagde sub 2] per saldo – onder nadrukkelijk voorbehoud van financieringsmogelijkheden – zal betalen een bedrag van EUR 460.000,00(“
het Schikkingsbedrag”).
2.2.
[naam 1] zal het Schikkingsbedrag aan [gedaagden] betalen door overboeking ervan naar onderstaande rekening:
Rekeningnummer :(…)
Ten name van : [gedaagde sub 2](…)
2.3.
De betaling van het Schikkingsbedrag vindt uiterlijk plaats op het moment dat [gedaagden] het Perceel en de daarop staande woning heeft ontruimd en verlaten, doch niet eerder dan 30 september 2022.
2.4.
Tot zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen zal [naam 1] uiterlijk op 28 februari 2022 een onvoorwaardelijke bankgarantie doen stellen voor een bedrag van EUR 46.000. In plaats van deze bankgarantie te stellen kan [naam 1] een waarborgsom van EUR 46.000 storten op de bankrekening van de Stichting Derdengelden Hogenkamp Advocaten te Meppel.(…)
Artikel 5 – Vertrouwelijkheid
Partijen verplichten zich tot strikte geheimhouding omtrent deze regeling en de achtergronden daarvan. Zij zullen deze regeling dan ook niet met derden mogelijk delen (behoudens hun respectievelijke juridisch adviseurs of accountants).
2.2.
De curator heeft, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [naam bedrijf 1] , verzocht om verlof voor het leggen van derdenbeslag ten laste van de heer [gedaagde sub 1] onder [namen 1 en 2] op alle vorderingen die de heer [gedaagde sub 1] op [namen 1 en 2] heeft. Het verlof is op 15 februari 2022 verleend.

3.Het geschil

3.1.
De curator vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] veroordeelt om de verplichting uit artikel 1.1 van de vaststellingsovereenkomst na te komen, met veroordeling van [gedaagden] om de Onroerende Zaak bestaande uit woonhuis, tuin en erf, gelegen in [perceel 1] , binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis, volledig en behoorlijk te verlaten en verlaten en ontruimd te houden, zulks met machtiging aan de curator om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd houden zelf te bewerken met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
[gedaagden] (hoofdelijk) veroordeelt in de kosten van de ontruiming indien zij niet vrijwillig tot ontruiming overgaat;
[gedaagden] veroordeelt tot het verbeuren van een dwangsom van € 10.000,00 ineens en € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet volledig heeft voldaan aan de verplichtingen onder punt 1, tot een maximum van € 100.000,00;
Met veroordeling van de curator in de proces- en nakosten, waaronder de ontruimingskosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
[gedaagden] voert als meest verstrekkend verweer aan dat er geen sprake is van spoedeisend belang. Het perceel is weliswaar verkocht aan een derde, [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ), maar er is nog geen sprake van enige activiteit. De bestemmingswijziging is bij lange na nog niet verleend en [naam bedrijf 2] beschikt nog niet over de benodigde vergunningen en toestemmingen. Sloop van de opstallen is dan ook nog lang niet aan de orde. De curator voert daartegen aan dat [namen 1 en 2] schadeplichtig is tegenover [naam bedrijf 2] omdat zij het perceel niet op 30 september 2022 heeft opgeleverd.
4.2.
Gezien de samenhang tussen het spoedeisend belang, de aannemelijkheid van de vordering en de belangen van de partijen zal de voorzieningenrechter de inhoudelijke beoordeling en het spoedeisend belang gelijktijdig beoordelen.
Inleidende opmerkingen
4.3.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de curator geldig derdenbeslag heeft gelegd ten laste van de heer [gedaagde sub 1] onder [namen 1 en 2] voor al hetgeen [namen 1 en 2] de heer [gedaagde sub 1] verschuldigd is. Evenmin staat ter discussie dat dit derdenbeslag niet de vorderingen van mevrouw van [gedaagde sub 2] (hierna: [gedaagde sub 2] ) op [namen 1 en 2] omvat. [gedaagde sub 2] is naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter gerechtigd om nakoming op te schorten, nu vast staat dat [namen 1 en 2] niet voornemens is het aan [gedaagde sub 2] toekomende bedrag aan haar te betalen.
Gerechtigde tot het schikkingsbedrag
4.4.
Volgens de curator komt het gehele schikkingsbedrag echter uitsluitend toe aan de heer [gedaagde sub 1] . Alleen de heer [gedaagde sub 1] is partij bij het geschil dat door de vaststellingsovereenkomst is beslecht. Door [gedaagde sub 2] mede, of geheel, gerechtigd te maken tot het schikkingsbedrag hebben de heer [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] paulianeus gehandeld.
4.5.
De curator heeft zijn stellingen dat het gehele schikkingsbedrag aan de heer [gedaagde sub 1] toekomt niet onderbouwd met feiten of stukken. Dit had wel op zijn weg gelegen aangezien zijn stellingen strijdig zijn met de inhoud van de vaststellingsovereenkomst. Het is daarom onvoldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde sub 2] geen recht heeft op een deel van het schikkingsbedrag. De slotsom is dat [gedaagde sub 2] niet veroordeeld kan worden tot ontruiming van de woning. Bij het enkel ontruimen door de heer [gedaagde sub 1] heeft de curator geen belang. De curator heeft geen belang bij ontruiming door de heer [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] niet hoeft te ontruimen.
4.6.
Voor zover de curator, in punt 4 van zijn spreekaantekeningen, heeft bedoeld te stellen dat het schikkingsbedrag in zijn geheel wordt getroffen door het derdenbeslag omdat het om een onverdeeld goed van de gemeenschap gaat dat [namen 1 en 2] niet kan verdelen, wordt zijn stelling gepasseerd. De vraag wie in de onderlinge verhouding tussen [gedaagden] recht heeft op het schikkingsbedrag staat in deze zaak los van de vraag aan wie [namen 1 en 2] een prestatie moet verrichten. Die laatste vraag is afhankelijk van de uitleg van de overeenkomst en de wettelijke bepalingen daaromtrent. De curator heeft los van zijn beroep op de pauliana niet gesteld dat de hoofdregel van artikel 6:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet van toepassing is. Op grond van die regel geldt als uitgangspunt dat [gedaagde sub 2] voor de helft gerechtigd is tot het schikkingsbedrag.
4.7.
Ten slotte brengt de belangenafweging ook mee dat de vordering moet worden afgewezen. [gedaagden] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij (een deel van) het schikkingsbedrag nodig heeft om alternatieve woonruimte te vinden. Daartegenover is onvoldoende gebleken dat er een spoedeisend belang is van [namen 1 en 2] Niet is gesteld dat [naam bedrijf 2] door het uitblijven van ontruiming door [gedaagden] op korte termijn wordt gehinderd in haar projectontwikkeling waardoor zij schade zou oplopen die zij op [namen 1 en 2] kan verhalen. [namen 1 en 2] pleegt weliswaar wanprestatie tegenover [naam bedrijf 2] , maar dat is op zichzelf, in de gegeven omstandigheden waarbij het voor [gedaagden] om woonruimte gaat en hem naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter een opschortingsrecht toekomt, onvoldoende.
4.8.
Voorgaande in acht genomen worden de vorderingen van de curator afgewezen.
4.9.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.330,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op € 1.330,00,
5.3.
veroordeelt de curator in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de curator niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022.
ls/dv