ECLI:NL:RBGEL:2022:6758

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
05.098967.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van voormalig militair wegens het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk, munitie en drugs, en rijden onder invloed van cannabis

Op 28 november 2022 heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een voormalig militair, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk, munitie, en drugs, alsook van rijden onder invloed van cannabis. De verdachte werd op 15 december 2020 in Anna Paulowna aangehouden, waar in zijn auto 150 stuks illegaal vuurwerk (Super Cobra 6) werden aangetroffen, evenals twee kogelpatronen en een boksbeugel. Tijdens de doorzoeking van zijn woning op 16 december 2020 werden ook hasj en MDMA aangetroffen. De verdachte ontkende te weten dat hij illegaal vuurwerk in zijn auto had, maar de militaire kamer achtte zijn verklaring ongeloofwaardig, gezien de omstandigheden van de aanhouding en de eerdere contacten met de verkoper van het vuurwerk. De militaire kamer oordeelde dat de verdachte opzettelijk het vuurwerk en de munitie voorhanden had gehad, en dat hij ook drugs had aanwezig gehad. Daarnaast werd vastgesteld dat hij onder invloed van cannabis had gereden, met een THC-gehalte van 6,4 microgram per liter bloed, wat boven de wettelijke grens ligt. De militaire kamer legde een taakstraf van 200 uren op, alsook een geldboete van € 75,- voor het aanwezig hebben van hasj. De verdachte werd ook gewaarschuwd voor de gevaren van het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk en het rijden onder invloed van drugs, wat niet alleen zijn eigen veiligheid, maar ook die van anderen in gevaar bracht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/098967-21 + 05/051027-22 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak : 28 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. M. Berbee, advocaat in Den Helder.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlasteleggingen

Aan verdachte is onder parketnummer 05/098967-21, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 15 december 2020 te Anna Paulowna, althans in Nederland, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- honderdvijftig (150), althans meerdere stuks knalvuurwerk (bangers/flashbangers, genaamd (super) Cobra 6), producent Di Blasio Elio
voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 16 december 2020 te Den Helder, althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- één (1) (kogel)patroon van het kaliber 5.56 en/of
- één (1) (kogel)patroon van het kaliber.357
voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 16 december 2020 te Den Helder, althans in Nederland, een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel,voorhanden heeft gehad.
4
hij op of omstreeks 16 december te Den Helder, althans in Nederland, aanwezig heeft gehad ongeveer 18,1 gram hennep en/of hasjies, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hennep en/of hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 16 december 2020 te Den Helder, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1,5 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende
MDMA en/of
- ongeveer 0,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
2CB,
zijnde MDMA en/of 2CB, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Aan verdachte is onder parketnummer 05/051027-22 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2020 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 6,4 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/098067-21 [1] , feit 1:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is op 15 december 2020 rond 19:05 uur in Anna Paulowna aangehouden. [2] In zijn auto stond een doos met 150 stuks Super Cobra 6 , producent Di Blasio Elio (hierna: Super Cobra 6). [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld het ten laste gelegde dat wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de militaire kamer
Verbalisant, tevens pseudokoper, heeft het volgende waargenomen, nadat hij via de Telegramgroep ‘Vuurwerkhandel’ met een verkoper van illegaal vuurwerk in contact was gekomen. Hij zag dat een Mercedes kwam aangereden. In dit voertuig zat één persoon die zich later kenbaar had gemaakt als verdachte. Verdachte stapte uit en vroeg: “Ik kom voor jou he?”. Verbalisant antwoordde bevestigend. Verdachte liep naar de achterbak en haalde een doos tevoorschijn. Verbalisant vroeg of het niet te veel waren en verdachte antwoordde: “Ik zou het niet weten man. Wacht ik bel wel even”. Tijdens het telefoongesprek dat verdachte voerde, hoorde verbalisant dat verdachte vroeg of het er niet te veel waren. Verbalisant vroeg aan verdachte of hij alvast mocht kijken. Verdachte reageerde bevestigend. Verbalisant zag in de doos 50 pakketjes die verpakt waren in aantallen van drie stuks Super Cobra 6. Verdachte zei in reactie op de vraag van verbalisant: “Ja het klopt gewoon het zijn er 50”. Verbalisant vroeg of verdachte degene was die de vorige keer was gepakt. Verdachte antwoordde: “Nee dat was ik niet man. Was een ander.” Verbalisant wilde de doos uit de achterbak halen en hoorde verdachte zeggen dat hij moest wachten omdat er auto’s aan kwamen rijden. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat in de doos illegaal vuurwerk zat. Hij is met twee kennissen, waarvan hij weet dat zij jaarlijks illegaal vuurwerk verkopen, van Den Helder naar Anna Paulowna gereden. Hij heeft zelf eerder bij hen een pakketje met drie stuks Super Cobra 6 gekocht. Voor het rijden naar Anna Paulowna zou verdachte € 50,- krijgen. Eén van de kennissen had de doos bij zich. Bij het station zijn beide kennissen uitgestapt en hebben ze tegen verdachte gezegd dat hij nog eens € 50,- zou krijgen als hij met de doos naar de parkeerplaats bij het station zou rijden en die doos daar aan iemand zou afgeven. Hij had op dat moment een zwaar onderbuikgevoel en dacht dat het foute boel was. Omdraaien was voor hem echter geen optie en hij heeft contact gemaakt met de pseudokoper. Hij heeft met één van de twee kennissen gebeld en hoorde toen dat het onklaar gemaakt vuurwerk was. Verdachte schrok hiervan naar eigen zeggen. [5]
De verklaring van verdachte dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de doos acht de militaire kamer ongeloofwaardig. Het telefoongesprek tussen verdachte en de verkoper ging alleen over een specifieke vraag over de hoeveelheid die de pseudokoper had gesteld zonder dat de doos op dat moment was geopend. Gelet op dit telefoongesprek is het niet aannemelijk dat verdachte niet wist wat in die doos zat. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal van de pseudokoop niet dat verdachte van de inhoud van de doos was geschrokken, nadat de doos in zijn bijzijn was geopend. Verdachte heeft ook tegen de pseudokoper gezegd dat hij moest wachten met de doos uit zijn achterbak halen, omdat er auto’s aankwamen. Verdachte distantieerde zich niet toen zichtbaar werd wat er in de doos zat. Dat hij dit heeft nagelaten, wijst er ook op dat hij met de inhoud van de doos bekend was. Dit volgt ook uit het feit dat verdachte wist dat de verkoper illegaal vuurwerk verkocht, hij ongeveer twee weken voor de jaarwisseling werd gevraagd om een doos af te leveren voor een kort ritje van Den Helder naar Anna Paulowna en voor deze eenvoudige werkzaamheid € 100,- zou krijgen. Verdachte heeft bovendien vanaf het eerste verhoor bij de politie wisselend verklaard en is ter terechtzitting weer met een andere verklaring gekomen. Gelet op het vorengaande zal de militaire kamer uitgaan van de feiten zoals opgenomen door de verbalisant in het proces-verbaal pseudokoop en hiervoor weergegeven.
De militaire kamer stelt voorop dat voor het voorhanden hebben van vuurwerk de volgende drie factoren van belang zijn. Ten eerste moet het vuurwerk al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van verdachte aanwezig zijn. Hierbij is relevant dat verdachte over het vuurwerk kon beschikken. Ten tweede moet verdachte een zekere macht over het vuurwerk kunnen uitoefenen. Ten derde moet verdachte in meer of mindere mate zich bewust zijn van het aanwezig hebben van het vuurwerk. Een ontkenning van deze bewustheid moet onderbouwd worden en voorzien zijn van een niet al te hoog sprookjesgehalte.
De militaire kamer is van oordeel dat verdachte 150 stuks Super Cobra 6 voorhanden heeft gehad. Dit vuurwerk bevond zich in een doos in de achterbak van de auto van verdachte. Verdachte is met deze doos naar Anna Paulowna gereden, waarbij hij in ieder geval het laatste stuk alleen in de auto heeft gezeten. Hij heeft dus de doos in zijn nabijheid gehad en kon daar ook de beschikkingsmacht over uitoefenen. Gelet op de reacties van verdachte op de vragen van de verbalisant, zijn reactie op langsrijdende auto’s tijdens de pseudokoop en gelet op het feit dat verdachte € 100,- zou krijgen van kennissen die elk jaar illegaal vuurwerk verkopen voor het medio december afleveren van een doos, kan het niet anders dan dat verdachte op de hoogte was van de inhoud van die doos.
Gelet op het vorengaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk 150 stuks Super Cobra 6 bestemd voor particulier gebruik voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van parketnummer 05/098067-21, feiten 2, 3 en 4:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 16 december 2020 is de woning van verdachte aan de [adres] doorzocht. [6] In de woning zijn twee kogelpatronen, een 5.56x45 en een .357 Magnum, gevonden. [7] Uit onderzoek is gebleken dat beide kogelpatronen bestemd zijn om te worden afgeschoten door middel van een vuurwapen. [8] Ook is in de woning een metalen voorwerp gevonden dat aangemerkt kan worden als een boksbeugel. [9] Verder is tijdens de insluitingsfouillering van verdachte op 15 december 2020 een gripzakje met een bruine brok aangetroffen. [10] Bij de doorzoeking van de woning zijn nog twee gripzakjes met een bruine brok aangetroffen. [11] Deze bruine brokken, met een nettogewicht van respectievelijke 0,8 gram, 16,9 gram en 0,4 gram, zijn indicatief getest. Deze test was positief op de aanwezigheid van cannabis. [12] Uit nader onderzoek is gebleken dat de inhoud van de gripzakjes hasjiesj betreft. [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ter zake van feit 2, het opzettelijk voorhanden hebben van munitie. Ter zake van feiten 3 en 4 heeft hij vrijspraak bepleit. Uit het procesdossier blijkt niet wat de indeling van de tweede verdieping van de woning is. Ook blijkt niet exact welke ruimtes doorzocht zijn en welke spullen waar zijn gevonden, ondanks dat verdachte niet alleen in de woning woonde. Hierdoor kan niet bewezen worden dat de boksbeugel en hasjiesj van verdachte waren.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft verklaard dat hij kogelpatronen en -hulzen spaart. De gevonden kogelpatronen behoorden tot deze verzameling. Hij zag deze patronen niet als bruikbare munitie, omdat ze verroest en scheef waren. Ook heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat hij een boksbeugel had. Vroeger heeft hij wel dat soort dingen gespaard. [14] Hij denkt dat hij de boksbeugel ergens in 2016 heeft verzameld. [15]
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat verdachte hasjiesj gebruikt. [16] Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie en ook ter zitting verklaard dat hij – in de vakantie – jointjes rookt. [17]
De militaire kamer overweegt als volgt. Verdachte heeft erkend dat hij de kogelpatronen op zijn slaapkamer voorhanden had. Nu gedetermineerd is dat deze patronen bestemd zijn om afgeschoten te worden, is sprake van verboden munitie in de zin van de Wet wapens en munitie. Dat verdachte de kogelpatronen niet als bruikbare munitie zag, doet hier niet aan af. Ook heeft verdachte verklaard dat hij de boksbeugel in 2016 heeft verzameld. Op enig moment is verdachte zich dus bewust geweest van het feit dat hij een boksbeugel voorhanden had. Dat hij later vergeten is dat hij een boksbeugel had, is niet relevant.
In het proces-verbaal van 16 december 2020 staat beschreven welke ruimtes op de begane grond en de tweede verdieping zijn doorzocht. Weliswaar ontbreekt een beschrijving van de indeling, maar uit het proces-verbaal blijkt ondubbelzinnig welke ruimtes doorzocht zijn. Hierbij geldt in het bijzonder dat het om gemeenschappelijke ruimtes én de slaapkamer van verdachte gaat. Bovendien zijn alle verboden goederen, op één gripzakje hasjiesj na, in de slaapkamer van verdachte gevonden. Dit gripzakje is in een kledingkast gevonden. [18] Gelet op de verklaring van [naam getuige] , het aantreffen van de hasjiesj bij de insluitingsfouillering en de hasjiesj die in zijn slaapkamer is gevonden, acht de militaire kamer aannemelijk dat ook de hasjiesj die in de kledingkast zijn gevonden, toebehoren aan verdachte.
Gelet op het vorengaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk munitie en een boksbeugel voorhanden heeft gehad en hasjiesj aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van parketnummer 05/098067-21, feit 5:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van 16 december 2020, p. 23 en 24;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 28 december 2020 p. 58 – 66;
- het rapport van het Douane Laboratorium van 10 februari 2021, p. 68 en 69;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2022.
Ten aanzien van parketnummer 05/051027-22: [19]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is op 15 december 2020 om 19:05 uur in Anna Paulowna aangehouden. [20] Verdachte is om 20:43 uur gevorderd om mee te werken aan een speekseltest, nadat in zijn auto vermoedelijk verdovende middelen zijn aangetroffen. De speekseltest heeft een indicatie voor cannabis aangegeven. Om 21:57 uur is bij verdachte bloed afgenomen. [21] Uit het bloedonderzoek is gebleken dat verdachte 6,4 g/l THC in zijn bloed had. [22]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Het bloed dient binnen anderhalf uur na het eerste contact of de vordering om mee te werken aan een speekseltest worden afgenomen. Nu om 21:57 uur pas bloed bij verdachte is afgenomen, is dat te laat en mag het resultaat van het bloedonderzoek niet gebruikt worden. Daarnaast heeft de pseudokoper blijkens het proces-verbaal pseudokoop een onjuiste kleur van de Mercedes van verdachte waargenomen. Er kan dus niet zonder meer uit worden gegaan van de waarnemingen van de pseudokoper, waardoor niet kan worden aangenomen dat verdachte niet eerst op de parkeerplaats een jointje heeft gerookt.
Beoordeling door de militaire kamer
Verdachte heeft verklaard dat hij maandagavond één jointje heeft gerookt en daarna geen verdovende middelen meer heeft gebruikt. Ook heeft hij erkend dat hij na het gebruiken van verdovende middelen als bestuurder is gaan rijden. [23] Verdachte heeft verder eerst ter zitting verklaard dat hij naar Anna Paulowna is gereden, op de parkeerplaats bij het station een jointje heeft gerookt en na tien tot vijftien minuten in gesprek kwam met de pseudokoper. Het jointje is bij zijn aanhouding uit zijn hand getrokken, volgens verdachte. Hij heeft met de erkenning van het rijden onder invloed destijds willen zeggen, dat hij erkent dat als hij na het verhoor weer zou gaan rijden, hij onder invloed zou rijden. [24]
De verbalisant, tevens pseudokoper, beschrijft dat hij heeft gezien dat rond 19:00 uur een Mercedes aan kwam rijden, waarin één persoon zat. Deze persoon bleek later verdachte te zijn. De pseudokoper heeft ook waargenomen dat die persoon uitstapte en aan hem vroeg: “Ik kom voor jou he?”. [25]
Allereerst volgt de militaire kamer de verklaring van verdachte dat hij op de parkeerplaats bij station Anna Paulowna een jointje heeft gerookt niet. Blijkens het proces-verbaal pseudokoop heeft de pseudokoper opgenomen dat hij heeft gezien dat verdachte aan kwam rijden, uitstapte en naar hem is toegelopen. De militaire kamer stelt vast dat verdachte dus direct na het aankomen bij station Anna Paulowna contact heeft gelegd met de pseudokoper. De pseudokoper heeft daarnaast in zijn proces-verbaal geen andere waarnemingen opgenomen die erop wijzen dat verdachte een jointje aan het roken was toen de verbalisant aankwam of net een jointje had gerookt, zoals het ruiken van een cannabislucht. Ook staat niet beschreven dat bij de aanhouding verdachte een jointje vast had en dat het jointje uit de handen van verdachte is gehaald tijdens het aanleggen van de handboeien vanwege de aanhouding. Daarnaast heeft verdachte erkend dat hij onder invloed van cannabis heeft gereden. De latere verklaring van verdachte dat hij daarmee bedoeld zou hebben dat hij onder invloed van cannabis zou gaan rijden als hij na het verhoor zou gaan rijden, acht de militaire kamer ongeloofwaardig. Gelet op de hoeveelheid THC in het bloed van verdachte kan het immers niet anders zijn dan dat hij tussen maandagavond en het moment dat hij aan kwam rijden op de parkeerplaats op dinsdagavond cannabis heeft gebruikt en dat verdachte dat tijdens het verhoor heeft erkend.
De militaire kamer is van oordeel dat het bloedonderzoek binnen de wettelijke termijn heeft plaatsgevonden. Verdachte is aangehouden vanwege het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. Na de aanhouding is de auto van verdachte doorzocht en hebben verbalisanten in de auto mogelijk verdovende middelen gevonden. Op dat moment is een verdenking ontstaan van rijden onder invloed en is medewerking aan een speekseltest gevorderd. Dit is gebeurd om 20:43 uur. Ingevolgde artikel 12, derde lid, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer is op dat moment de termijn om binnen anderhalf uur bloed af te nemen voor een bloedonderzoek gaan lopen, omdat op dat moment pas sprake was van een verdenking van rijden onder invloed. Het bloed moet daarom om uiterlijk 22.13 uur zijn afgenomen. Nu het bloed om 21:57 uur bij verdachte is afgenomen, heeft de bloedafname tijdig plaatsgevonden.
Gelet op het vorengaande acht de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder invloed van cannabis heeft gereden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/098967-21
1
hij op
of omstreeks15 december 2020 te Anna Paulowna
, althans in Nederland,opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- honderdvijftig (150)
, althans meerderestuks knalvuurwerk (bangers/flashbangers, genaamd (Super) Cobra 6), producent Di Blasio Elio, voorhanden heeft gehad;
2
hij op
of omstreeks16 december 2020 te Den Helder
, althans in Nederland,munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- één (1) (kogel)patroon van het kaliber 5.56 en
/of
- één (1) (kogel)patroon van het kaliber .357
voorhanden heeft gehad;
3
hij op
of omstreeks16 december 2020 te Den Helder
, althans in Nederland,een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
4
hij
op ofomstreeks 16 december 2020 te Den Helder
, althans in Nederland,aanwezig heeft gehad ongeveer 18,1 gram
hennep en/ofhasjiesj
, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,zijnde
hennep en/ofhasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op
of omstreeks16 december 2020 te Den Helder
, althans in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 1,5 gram
, in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende
MDMA en
/of
- ongeveer 0,4 gram
, in elk geval een hoeveelheid,van een materiaal bevattende
2CB,
zijnde MDMA en
/of2CB, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
parketnummer 05/051027-22
hij op
of omstreeks15 december 2020 te Anna Paulowna, gemeente Hollands Kroon, een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 6,4 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. De militaire kamer heeft in de bewezenverklaring van parketnummer 05/098967, feit 4, het jaartal 2020 toegevoegd. Uit het dossier blijkt immers dat de hasjiesj tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 16 december 2020 tezamen met de twee kogelpatronen, boksbeugel, MDMA en 2CB is gevonden. Om deze reden moet het voor verdachte duidelijk zijn geweest welke datum bedoeld was. Verdachte is door de verbeteringen en de toevoeging niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 05/098967-21 feit 1:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
ten aanzien van parketnummer 05/098967-21 feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van parketnummer 05/098967-21 feit 3:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van parketnummer 05/098967-21 feit 4:
handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 05/098967-21 feit 5:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van parketnummer 05/051027-22:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor het aanwezig hebben van hasjiesj veroordeeld zal worden tot een geldboete van € 75,-.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een taakstraf van 90 uren met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een proeftijd van 3 jaren bepleit. Hij heeft geen strafmaatverweer gevoerd tegen de eis van een geldboete van € 75,- voor het aanwezig hebben van hasjiesj. Ten overvloede heeft de raadsman naar voren gebracht dat een ontzegging van de rijbevoegdheid niet op zijn plaats is.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waarbij hij in het bijzonder het navolgende in aanmerking heeft genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes strafbare feiten. Hij heeft opzettelijk 150 stuks Super Cobra 6, twee kogelpatronen en een boksbeugel voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een dergelijke grote hoeveelheid illegaal vuurwerk acht de militaire kamer in het algemeen, maar bij een treinstation in het bijzonder, extreem gevaarzettend. Het levert een groot gevaar op voor de op die parkeerplaats geparkeerde auto’s en de personen die zich daar kunnen bevinden. Verder leidt het bezit van illegaal vuurwerk en van wapens en munitie in onze maatschappij tot gevoelens van onrust en onveiligheid. De militaire kamer rekent het verdachte bovendien zwaar aan dat hij zich ook heeft ingelaten met de handel in dit illegale vuurwerk. Verdachte had dit mede vanwege zijn functie bij Defensie beter moeten weten. Verder heeft verdachte opzettelijk MDMA en 2CB aanwezig gehad. De handel in drugs gaat gepaard met veel randcriminaliteit en zorgt voor veel maatschappelijke overlast. Verdachte draagt door het bezitten van drugs eraan bij dat deze criminaliteit in stand blijft. Daarnaast was verdachte bekend met het zerotolerancebeleid van Defensie ten aanzien van drugs, althans dat had hij behoren te zijn en die bekendheid heeft dat hem er niet van weerhouden om drugs aanwezig te hebben (en te gebruiken). Tot slot heeft verdachte gereden onder invloed van cannabis. Door onder invloed van drugs deel te nemen aan het verkeer heeft verdachte de verkeersveiligheid van anderen en zichzelf in gevaar gebracht. Dit alles bij elkaar rekent de militaire kamer verdachte zeer zwaar aan.
Hier staat tegenover dat verdachte geen relevante justitiële documentatie heeft, de strafbare feiten bijna twee jaar geleden zijn begaan en dat verdachte zich voor zover bekend bij de militaire kamer sindsdien niet meer schuldig heeft gemaakt aan andere strafbare feiten en dat verdachte – naar zijn zeggen – vanwege het aanwezig hebben van harddrugs bij Defensie is ontslagen.
Gelet op het vorengaande acht de militaire kamer een taakstraf van 200 uren met aftrek van de voorlopige hechtenis, omgerekend te weten 4 uren, passend. De militaire kamer acht een voorwaardelijke gevangenisstraf niet opportuun, omdat geen omstandigheden zijn gebleken die erop wijzen dat verdachte het risico loopt nogmaals de fout in te gaan. Daarnaast veroordeelt de militaire kamer verdachte tot een geldboete van € 75,- voor het aanwezig hebben van hasjiesj.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 23, 24c, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer;
- 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
- 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een taakstraf van
200 (tweehonderd) uren, met het bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
een geldboete van
€ 75,- (vijfenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen hechtenis;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 2 dagen, 4 uren in mindering op de taakstraf zullen worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs, rechters, en kolonel mr. M. Hoedeman, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Noord-Holland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27WN/21-000739, gesloten op 24 maart 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal aanhouding verdachte van 15 december 2020, p. 16.
3.Het proces-verbaal pseudokoop van 15 december 2020, p. 15 en het proces verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p.70.
4.Het proces-verbaal pseudokoop van 15 december 2020, p. 14 en 15.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 november 2022.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2020, p. 23 en 24.
7.Het verslag binnentreden woning van 16 december 2020, p. 27.
8.Het proces-verbaal determinatie munitie van 21 januari 2021, p. 52.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2020, p. 23 en 24; het proces-verbaal beschrijving wapen van 16 december 2020, p. 48.
10.Het proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. aanhouding van 15 december 2020, p. 19.
11.Het proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2020, p. 23 en 24; het verslag binnentreden woning van 16 december 2020, p. 27.
12.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 28 december 2020, p. 58 – 64.
13.Het rapport Douane Laboratorium van 10 februari 2021, p. 69.
14.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 november 2022.
15.Het proces-verbaal van verhoor van 17 december 2020, p. 39.
16.Het proces-verbaal van verhoor van 5 januari 2021, p. 44.
17.Het proces-verbaal van verhoor van 17 december 2020, p.37 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 november 2022.
18.Het proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2020, p. 23 en 24; het verslag binnentreden woning van 16 december 2020, p. 27.
19.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Noord-Holland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27WN/21-000838, gesloten op 26 maart 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
20.Het proces-verbaal aanhouding verdachte van 15 december 2020, p. 13.
21.Het proces-verbaal van bevindingen van 15 december 2020, p. 7-8.
22.Het rapport Drugs in het verkeer van 5 januari 2021, p. 27.
23.Het proces-verbaal van verhoor van 16 december 2020, p. 19.
24.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 november 2022.
25.Het proces-verbaal pseudokoop van 15 december 2020, p. 11.