ECLI:NL:RBGEL:2022:6740

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
05.019123.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met minderjarige nichtjes

Op 2 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 42-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met zijn twee minderjarige nichtjes, die destijds zes en zeven jaar oud waren. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 150 uur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van een van de nichtjes, en ontuchtige handelingen had gepleegd met beide nichtjes. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte misbruik had gemaakt van zijn positie als oom en het vertrouwen van de kinderen en hun ouders. De rechtbank vond het van groot belang dat kinderen worden beschermd tegen seksuele toenadering door volwassenen, en dat de handelingen van de verdachte een grote inbreuk hadden gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de vrijwillige hulpverlening waaraan hij meewerkte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de materiële schade die de slachtoffers hadden geleden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.019123.22
Datum uitspraak : 2 december 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 9 december 2017 te Velp, gemeente Rheden, althans in Nederland en/of München, althans in Duitsland,
met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten het meermalen brengen van zijn vinger(s) tussen haar schaamlippen en/of over haar clitoris;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 9 december 2017 te Velp, gemeente Rheden, Arnhem, althans in Nederland en/of München, althans in Duitsland, en/of Oostenrijk, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen betasten van haar billen en/of het meermalen betasten en/of spreiden en/of kussen van haar schaamlippen;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 9 december 2017 te Velp, gemeente Rheden, Arnhem, althans in Nederland en/of München, althans in Duitsland, en/of Oostenrijk, met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen betasten van haar billen en/of het meermalen betasten van haar schaamlippen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat ten aanzien van feit 1 geen sprake is van het seksueel binnendringen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met zijn vinger langs de clitoris is gegaan. [benadeelde 1] heeft verklaard dat zij iets voelde, maar heeft het niet over binnendringen. Op basis van de huidige feiten en omstandigheden kan het seksueel binnendringen niet worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 en 3 is geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 21 december 2021 heeft [naam] aangifte gedaan namens haar dochter [benadeelde 1] . Hierin verklaart zij onder andere dat [benadeelde 1] haar heeft verteld dat [verdachte] aan haar schaamlippen en billen zat. [benadeelde 1] deed haar vinger heen en weer alsof het ergens overheen ging. [benadeelde 1] vertelde dat het kietelde en het geen fijn gevoel was. [2]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met zijn wijsvinger over de clitoris van [benadeelde 1] aaide en dat hij zag dat het bij haar een intens gevoel gaf. Verdachte aaide met zijn wijsvinger over de clitoris, met een op en neer gaande beweging. [3]
De rechtbank overweegt dat onder seksueel binnendringen wordt verstaan ‘ieder binnendringen in het lichaam met een seksuele strekking’. Niet is vereist dat de vagina wordt binnengedrongen. Ook de grote en kleine schaamlippen vormen een lichaamsopening die kan worden binnengedrongen. Voor het aanraken van en het wrijven over de clitoris zal deze natuurlijke lichaamsopening van de grote en kleine schaamlippen moeten worden binnengedrongen. Verdachte moet hiervoor zijn vingers tussen de schaamlippen hebben gebracht. De handelingen van verdachte kunnen daarom worden gekwalificeerd als seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Het verweer van de verdediging dat geen sprake is geweest van binnendringen wordt door de rechtbank dan ook verworpen. Op basis van het voorgaande acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 4 t/m 11;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2022.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 4 t/m 11;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 juni 2017 tot en met
9 december 2017 te Velp, gemeente Rheden, althans in Nederland en/of München,
althans in Duitsland, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten het meermalen brengen van zijn vinger(s) tussen haar schaamlippen en
/ofover haar clitoris;
2.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 juni 2016 tot en met 9 december 2017 te Velp, gemeente Rheden, Arnhem, althans in Nederland en
/ofMünchen, althans in Duitsland, en
/ofOostenrijk, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum 1] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen betasten van haar billen en
/ofhet meermalen betasten en
/ofspreiden en
/ofkussen van haar schaamlippen;
3.
hij op
een ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 juni 2016 tot en met 9 december 2017 te Velp, gemeente Rheden, Arnhem, althans in Nederland en
/ofMünchen, althans in Duitsland, en
/ofOostenrijk, met [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen betasten van haar billen en
/ofhet meermalen betasten van haar schaamlippen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
feit 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
feit 3:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een (maximale) taakstraf op te leggen met daarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag met eventueel een forse voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf doorkruist de behandeling, de geboekte vooruitgang en de dagbesteding op een onwenselijke manier. Bovendien kan de verdachte daardoor zijn baan verliezen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn destijds zesjarige nichtje [benadeelde 1] en zevenjarige nichtje [benadeelde 2] . Deze handelingen bestonden bij [benadeelde 1] ook uit het betasten van haar clitoris. Verdachte heeft met deze handelingen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Daarmee heeft verdachte de normale seksuele ontwikkeling, iets waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan ook op latere leeftijd nog de (psychische) gevolgen kunnen ondervinden. Het is dan ook van groot belang dat kinderen worden beschermd tegen seksuele toenadering door volwassenen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij als hun oom op [benadeelde 1] en [benadeelde 2] had en het vertrouwen dat hij had van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en hun ouders. Het misbruik is pas gestopt toen de zus van verdachte het signaleerde. Tot die tijd heeft verdachte zijn eigen seksuele behoeftes laten prevaleren boven de belangen van zijn nichtjes. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferververklaring blijkt dat het handelen van verdachte enorme impact heeft gehad op het gezin en dat de gevolgen hiervan nog altijd merkbaar zijn.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat uit de justitiële documentatie van 4 oktober 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De reclassering adviseert in haar rapport van 14 oktober 2022 een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat verdachte al langdurig op vrijwillige basis meewerkt aan hulpverlening. Een periode in detentie zou het behandeltraject bij Kairos en de opgebouwde COSA cirkel doorkruizen. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
Daarnaast zijn de volgende omstandigheden van belang, die in strafmatigende zin worden meegewogen. Verdachte heeft direct nadat zijn zus hem confronteerde de feiten bekend. Op de rechtbank is verdachte overgekomen als iemand die oprecht spijt heeft van wat hij heeft gedaan. Daarnaast heeft verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen door direct vrijwillig te starten met behandeling en zich uiteindelijk zelf te melden bij de politie. Verder blijkt uit het dossier dat verdachte ongeveer € 10.000,- aan de ouders van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] heeft gegeven om verschillende kosten ten behoeve van de kinderen te dekken. Ten slotte is bijna vijf jaar verstreken na het gesprek met zijn zus waardoor het misbruik is gestopt.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor lange duur de behandeling zal doorkruisen en dit waarschijnlijk betekent dat verdachte zijn baan kwijtraakt. De rechtbank acht dit niet wenselijk, mede gelet op de omstandigheid dat behandeling en de baan tot een laag recidiverisico leiden. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat er niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank passend een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, alsmede een taakstraf van 150 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 75 dagen vervangende hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.726,76 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op verzoek van verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks (materiële) schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadepost niet is betwist.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Ter zitting heeft de advocaat van de benadeelde partij, mr. Pals, de vordering toegelicht en aangegeven dat dezelfde vordering is ingediend door zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] . Het gaat dus om dezelfde materiële schade. Om die reden zal de rechtbank aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ieder de helft van het bedrag toewijzen.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade (tot een hoogte van € 863,38) kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 18 november 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.726,76 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op verzoek van verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadepost niet is betwist.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Ter zitting heeft de advocaat van de benadeelde partij, mr. Pals, de vordering toegelicht en aangegeven dat dezelfde vordering is ingediend door zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] . Het gaat dus om dezelfde materiële schade. Om die reden zal de rechtbank aan [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ieder de helft van het bedrag toewijzen.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade (tot een hoogte van € 863,38) kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 18 november 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twaalf (12) maandenen bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
11 maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstrafvan
150 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 dagen;
Vordering van benadeelde partij [benadeelde 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder nummer 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 863,38 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 1] , een bedrag te betalen van € 863,38 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 17 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 863,38 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde 2] , een bedrag te betalen van € 863,38 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 17 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door G. Edelenbos (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 15 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [naam] , p. 9.
3.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 47-48.