ECLI:NL:RBGEL:2022:674

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
C/05/380185 / HA ZA 20-677
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van aannemingsovereenkomst en vordering tot schadevergoeding na tekortkomingen in uitvoering

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 2 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over een aannemingsovereenkomst. De eiser, wonende te [plaats 1], had de gedaagde, handelend onder de naam [handelsnaam], opdracht gegeven voor de verbouwing van zijn woning en garage. De overeengekomen werkzaamheden zijn echter niet tijdig en niet volledig uitgevoerd, wat heeft geleid tot een vordering tot ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding. De eiser vorderde een bedrag van € 49.274,40, bestaande uit kosten voor het laten afmaken van de werkzaamheden door een derde en herstelkosten voor gebreken in het uitgevoerde werk. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, ook al was er sprake van ziekte aan de zijde van de gedaagde. De rechtbank ontbond de overeenkomst en veroordeelde de gedaagde tot betaling van € 29.131,58 aan de eiser, alsook tot betaling van een boete van € 5.600,00 wegens overschrijding van de oplevertermijn. Daarnaast werden deskundigenkosten en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De vorderingen in reconventie van de gedaagde werden afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/380185 / HA ZA 20-677
Vonnis van 2 februari 2022
in de zaak van

1.[eis.conv./ged.reconv. 1] ,

wonende te [plaats 1] ,
2.
[eis.conv./ged.reconv. 2],
wonende te [plaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J. van der Vinne te Zwolle,
tegen
[ged.conv./eis.reconv. ],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende en zaakdoende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. K. Zeylmaker te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eis.conv./gedn.reconv.] en [ged.conv./eis.reconv. ] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het MB-vonnis van 24 maart 2021 met de daarin genoemde processtukken;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende aanvulling
grondslag en wijziging eis met productie 12 van de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] ;
  • brief van 16 augustus 2021 met productie 13 van de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] ;
  • het MB-vonnis van 15 september 2021;
  • akte ten behoeve van de mondelinge behandeling op 12 november 2021 van de
zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] van 29 oktober 2021;
- akte overlegging producties in conventie en reconventie tevens akte houdende
wijziging/vermeerdering van eis in reconventie van de zijde van [ged.conv./eis.reconv. ] van 1 november 2021;
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 12 november 2021
waarin onder meer een vermeerdering van eis van de zijde van [ged.conv./eis.reconv. ] is
vastgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[ged.conv./eis.reconv. ] drijft een eenmanszaak op het gebied van algemene burgerlijke en utiliteitsbouw.
2.2.
[eis.conv./gedn.reconv.] heeft [ged.conv./eis.reconv. ] opdracht gegeven tot het verbouwen van de woning en garage, gelegen aan de [adres] in [plaats 1] voor een totaalbedrag van € 96.235,00 inclusief btw.
2.3.
In de aannemingsovereenkomst van 29 januari 2020 (volgens het Model Kluscontract Vereniging Eigen Huis en hierna: de overeenkomst) is bepaald dat het werk overeenkomstig de door [ged.conv./eis.reconv. ] opgestelde offerte van 26 januari 2020 zou worden verricht en dat het werk op 27 maart 2020 zou worden opgeleverd, met uitzondering van de werkzaamheden ten behoeve van de zolder, de buitenzijde van het dak en vervanging van het glas. De opleverdatum van laatstgenoemde werkzaamheden was 15 mei 2020. In de overeenkomst staat verder voor zover relevant:
(…)Artikel 4. Meer- en minderwerk
4.1.
Meerwerk wordt voorafgaand aan de uitvoering daarvan schriftelijk overeengekomen onder vermelding van de financiële consequenties. Ondernemer kan alleen aanspraak maken op betaling van meerwerk, indien hij de opdrachtgever tijdig schriftelijk op de financiële consequenties heeft gewezen, tenzij opdrachtgever de financiële consequenties had moeten begrijpen.
4.2.
Meerwerk kan bij gereedkomen daarvan in rekening worden gebracht. En dient binnen veertien dagen na ontvangst van de rekening door de opdrachtgever te worden voldaan.
4.3.
Minderwerk wordt in mindering gebracht op de overeengekomen aanneemsom.
(…)Artikel 6. Uitvoeringsduur en boete
6.2.
Bij overschrijding van de overeengekomen uitvoeringsduur is de ondernemer een gefixeerde schadevergoeding aan de opdrachtgever verschuldigd van € 100,= per kalenderdag tot de dag dat het werk aan de opdrachtgever wordt opgeleverd.
6.3.
De gefixeerde schadevergoeding bedraagt ten hoogste 25% van de aanneemsom.
6.4.
Opdrachtgever heeft recht op aanvullende schadevergoeding indien de werkelijk geleden schade hoger is dan de gefixeerde schadevergoeding. (…)
2.4.
Op of rond 6 januari 2020 is [ged.conv./eis.reconv. ] gestart met de uitvoering van de werkzaamheden.
2.5.
[ged.conv./eis.reconv. ] heeft een totaalbedrag van € 72.247,00 aan [eis.conv./gedn.reconv.] gefactureerd en ontvangen. Dit bedrag is als volgt gefactureerd:

Tabel facturering

2.6.
Op 24 april 2020 heeft [ged.conv./eis.reconv. ] de werkzaamheden gestaakt.
2.7.
Per Whatsapp-bericht van 11 mei 2020 heeft [ged.conv./eis.reconv. ] aan [eis.conv./gedn.reconv.] medegedeeld dat hij zijn werkzaamheden op 18 mei 2020 zou hervatten:

Hoi, Gaat steeds iets beter! Pijn is een stuk minder met medicatie en rustig aan weer beginnen. Volgende week maandag verder bij jullie”.
2.8.
Op 18 mei 2020 is [ged.conv./eis.reconv. ] niet verschenen.
2.9.
Bij brief van 19 mei 2020 heeft [eis.conv./gedn.reconv.] [ged.conv./eis.reconv. ] in gebreke gesteld vanwege openstaande punten in (i) het werk conform de overeenkomst en (ii) het overeengekomen meerwerk voor de prijs van € 4.635,50. [eis.conv./gedn.reconv.] heeft [ged.conv./eis.reconv. ] gesommeerd om de werkzaamheden te hervatten en op te leveren uiterlijk binnen vier weken na 19 mei 2020:

Mijn cliënten zien graag dat de resterende werkzaamheden voortvarend worden opgepakt, zodat deze kwestie in goede orde onderling kan worden afgerond. In dat kader verzoek ik u namens mijn cliënten vriendelijk maar dringend ombinnen vier weken na hedenhet werk alsnog naar behoren op te leveren. Dat wil zeggen: de werkzaamheden alsnog af te maken conform de gesloten aanneemovereenkomst én het overeengekomen meerwerk. Dit schrijven kunt u dan ook als ingebrekestelling beschouwen. […]
Bijlagen:Openstaande punten aanneemovereenkomstOpenstaande punten meerwerk.
2.10.
[ged.conv./eis.reconv. ] heeft de werkzaamheden niet hervat.
2.11.
Op verzoek van de rechtsbijstandsverzekeraar van [eis.conv./gedn.reconv.] heeft Expertise Bureau Noord (hierna: EBN) te Eelde onderzoek verricht naar de stand van het door [ged.conv./eis.reconv. ] verrichte werk en de eventuele gebreken in het werk. De inspectie heeft plaatsgevonden op 17 juni 2020. [ged.conv./eis.reconv. ] was uitgenodigd om bij de inspectie aanwezig te zijn, maar heeft daarvan afgezien. In het rapport van 7 augustus 2020 heeft EBN geconcludeerd dat [ged.conv./eis.reconv. ] voor een bedrag van € 31.626,60 inclusief btw aan werk heeft uitgevoerd en aan materialen heeft geleverd. Verder heeft EBN diverse onvolkomenheden aangetroffen in de verrichte werkzaamheden. De daarmee gepaard gaande herstelkosten heeft EBN begroot op € 8.654,00 inclusief btw. De slotconclusie van EBN is dat het door [ged.conv./eis.reconv. ] verrichte werk een waarde vertegenwoordigt van in totaal (€ 31.626,60 -/- € 8.654,00 =) € 22.972,60 inclusief btw. EBN is in zijn rapport voor de waardering van het werk aangesloten bij de offerte van [ged.conv./eis.reconv. ] van 26 januari 2020 en de daarin genoemde werkzaamheden en bedragen, alsmede het overeengekomen uurloon van € 51,43 inclusief btw.
2.12.
Dit heeft geleid tot overzicht 1 (opname uitgevoerd werk) en overzicht 2 (herstelkosten uitgevoerd werk):
Overzicht 1:
Afbeelding overzicht 1
Overzicht 2:
Afbeelding overzicht 2
2.13.
Bij brief van 11 augustus 2020 heeft [eis.conv./gedn.reconv.] [ged.conv./eis.reconv. ] geïnformeerd over de bevindingen van EBN en heeft hij de vordering tot nakoming van de overeenkomst op de voet van artikel 6:87 BW omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Daarbij heeft [eis.conv./gedn.reconv.] aanspraak gemaakt op betaling van € 49.274,40, bestaande uit enerzijds de kosten die [eis.conv./gedn.reconv.] zal moeten maken om de werkzaamheden te laten voltooien door een derde van € 40.620,40 en anderzijds de kosten voor herstel van de gebreken van € 8.654,00.
2.14.
[eis.conv./gedn.reconv.] heeft, na daartoe verlof te hebben gekregen van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, conservatoir derdenbeslag laten leggen onder de ABN AMRO bank.
2.15.
[eis.conv./gedn.reconv.] heeft een deel van de werkzaamheden aan de woning en garage laten afmaken door een derde. De kosten daarvan waren ongeveer € 25.000,00 inclusief btw.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eis.conv./gedn.reconv.] vordert - na wijziging van eis - bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- ontbinding van de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming van werk
d.d. 29 januari 2020,
- veroordeling van [ged.conv./eis.reconv. ] tot betaling van € 49.274,40, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf 15 mei 2020 tot aan de dag van volledige betaling,
- veroordeling van [ged.conv./eis.reconv. ] tot betaling van een boete ter hoogte van € 9.700,00,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2020 tot aan de dag van volledige betaling,
- veroordeling van [ged.conv./eis.reconv. ] tot betaling van € 1.089,00 aan deskundigenkosten,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling,
- veroordeling van [ged.conv./eis.reconv. ] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten
van € 1.375,63 en betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente over de totale kostenveroordeling.
3.2.
[eis.conv./gedn.reconv.] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [ged.conv./eis.reconv. ] , ondanks sommatie, de overeengekomen werkzaamheden niet heeft uitgevoerd en de woning en garage niet heeft opgeleverd. Bovendien vertoonden de uitgevoerde werkzaamheden diverse gebreken. [ged.conv./eis.reconv. ] is daarom tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. Op 11 augustus 2020 heeft [eis.conv./gedn.reconv.] de vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. In deze procedure vordert [eis.conv./gedn.reconv.] – na wijziging van eis en aanvulling van de gronden – echter primair ontbinding van de overeenkomst en veroordeling van [ged.conv./eis.reconv. ] tot betaling van een bedrag van € 49.274,40 (de door [eis.conv./gedn.reconv.] betaalde bedragen van in totaal
€ 72.247,00 minus de waarde van het door [ged.conv./eis.reconv. ] geleverde werk van € 22.972,60). Subsidiair doet [eis.conv./gedn.reconv.] , zo heeft de rechtbank begrepen, een beroep op artikel 6:87 jo. 6:74 BW en vordert hij het hiervoor genoemde bedrag als vervangende schadevergoeding. Verder maakt [eis.conv./gedn.reconv.] op grond van artikel 6.2. van de overeenkomst aanspraak op de contractuele boete over de periode van 28 maart 2020 tot 12 augustus 2020, hetgeen volgens [eis.conv./gedn.reconv.] neerkomt op een bedrag van € 9.700,00. Tot slot maakt hij aanspraak op buitengerechtelijke kosten, de kosten voor het vaststellen van de schade en de proceskosten.
3.3.
[ged.conv./eis.reconv. ] voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[ged.conv./eis.reconv. ] vordert samengevat – na vermeerdering dan wel wijziging van eis – bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad een hoofdelijke veroordeling van [eis.conv./gedn.reconv.] tot betaling van € 18.454,09 inclusief btw, bestaande uit € 8.757,83 aan verricht meerwerk en € 9.696,26 aan gemaakte kosten in verband met een gedeeltelijke opzegging van de aannemingsovereenkomst door [eis.conv./gedn.reconv.] , vermeerderd met de wettelijke rente. Ook vordert hij een hoofdelijke veroordeling van [eis.conv./gedn.reconv.] in de proceskosten en nakosten.
3.6.
[ged.conv./eis.reconv. ] legt – zakelijk en verkort weergegeven – aan zijn vordering ten grondslag dat hij werkzaamheden heeft verricht die niet onder de overeenkomst van 29 januari 2020 vallen en dat [eis.conv./gedn.reconv.] dit als meerwerk nog aan hem dient te betalen. Volgens [ged.conv./eis.reconv. ] heeft hij [eis.conv./gedn.reconv.] steeds geïnformeerd over het betreffende meerwerk en de daaruit noodzakelijk voortvloeiende prijsverhoging, althans had [eis.conv./gedn.reconv.] uit zichzelf moeten begrijpen dat het betreffende meerwerk extra kosten met zich zou meebrengen. Daarnaast maakt [ged.conv./eis.reconv. ] aanspraak op betaling van gemaakte kosten in verband met de realisatie van de dakkapel ad € 9.696,26. Volgens [ged.conv./eis.reconv. ] heeft [eis.conv./gedn.reconv.] de aannemingsovereenkomst opgezegd voor wat betreft de realisatie van de dakkapel en is [eis.conv./gedn.reconv.] gehouden de daarmee door hem in dat verband gemaakte kosten ex artikel 7:764 BW te voldoen.
3.7.
[eis.conv./gedn.reconv.] voert gemotiveerd verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de rechtbank deze gezamenlijk.
Wijziging grondslag conventie: ontbinding of vervangende schadevergoeding
4.2.
[eis.conv./gedn.reconv.] heeft bij akte wijziging eis de grondslag van zijn vordering gewijzigd, in die zin dat primair ontbinding van de overeenkomst wordt gevorderd en subsidiair vervangende schadevergoeding op grond van artikel 6:74 jo. 6:87 BW. [ged.conv./eis.reconv. ] heeft tegen het wijzigen van de grondslag bezwaar gemaakt.
4.3.
Anders dan [ged.conv./eis.reconv. ] betoogt, heeft [eis.conv./gedn.reconv.] in de gegeven omstandigheden alsnog kunnen kiezen voor ontbinding na eerder te hebben medegedeeld dat de verbintenis van [eis.conv./gedn.reconv.] is omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. [ged.conv./eis.reconv. ] merkt terecht op dat artikel 6:87 BW in beginsel niet toelaat dat de schuldeiser die eenmaal voor vervangende schadevergoeding heeft gekozen op dit standpunt terugkomt en zich alsnog op ontbinding beroept. Echter, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan in de gegeven omstandigheden [eis.conv./gedn.reconv.] daarop wel terugkomen. [ged.conv./eis.reconv. ] is na ontvangst van de brief van 11 augustus 2020 op de hoogte gesteld van de omzetting in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. Op dat moment had [ged.conv./eis.reconv. ] zijn werkzaamheden voor [eis.conv./gedn.reconv.] reeds gestaakt. Mede gelet op het feit dat niet gesteld of gebleken is dat hij daarna nog werkzaamheden aan de woning en garage van [eis.conv./gedn.reconv.] heeft verricht, kan niet worden gezegd dat [ged.conv./eis.reconv. ] door de wijziging van [eis.conv./gedn.reconv.] is overvallen of in zijn positie is benadeeld ten opzichte van de situatie dat [eis.conv./gedn.reconv.] al direct voor een ontbinding had gekozen. Verder is door deze wijziging alleen de grondslag van de vordering gewijzigd, maar niet de hoogte van het gevorderde bedrag of de aan het adres van [ged.conv./eis.reconv. ] gemaakte verwijten. Zowel in de brief van 11 augustus 2020 als na ontbinding vordert [eis.conv./gedn.reconv.] namelijk – als schadevergoeding dan wel bij wege van ongedaanmaking – terugbetaling van hetgeen reeds door hem aan [ged.conv./eis.reconv. ] was betaald minus de waarde van de verrichte werkzaamheden, hetgeen volgens [eis.conv./gedn.reconv.] neerkomt op een bedrag van € 49.274,40. Gelet op deze omstandigheden kan [eis.conv./gedn.reconv.] zijn vordering wijzigingen en alsnog ontbinding vorderen.
De primaire vordering: ontbinding van de overeenkomst
4.4.
Ten aanzien van de primair gevorderde ontbinding van de overeenkomst overweegt de rechtbank als volgt.
4.5.
Het uitgangspunt is dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen, de wederpartij de bevoegdheid geeft de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 lid 1 BW). Voor zover nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas als de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:265 lid 2 BW).
4.6.
Op [ged.conv./eis.reconv. ] rustte op basis van de overeenkomst de verplichting om de woning en garage van [eis.conv./gedn.reconv.] te verbouwen en op te leveren. Vaststaat dat het werk niet is opgeleverd binnen de overeengekomen termijn, en ook niet na de ingebrekestelling op 19 mei 2020 en het verloop van de daarin vermelde redelijke termijn van vier weken. [ged.conv./eis.reconv. ] heeft de werkzaamheden niet hervat en een deel van de werkzaamheden is inmiddels door een derde partij afgerond. [ged.conv./eis.reconv. ] is aldus tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Aangezien niet gesteld of gebleken is dat de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, betekent dit dat de rechtbank de tussen partijen gesloten overeenkomst zal ontbinden. Artikel 6:265 BW vereist ook niet dat de tekortkoming aan [ged.conv./eis.reconv. ] kan worden toegerekend, wil [eis.conv./gedn.reconv.] gerechtigd zijn de overeenkomst te ontbinden. Dit betekent dat, ook indien het niet aan [ged.conv./eis.reconv. ] toerekenbaar is dat hij het overeengekomen werk niet heeft opgeleverd – hij stelt dat hij daartoe door ziekte niet in staat was – [eis.conv./gedn.reconv.] de overeenkomst kan ontbinden. Indien en voor zover voor de gevorderde ontbinding verzuim van [ged.conv./eis.reconv. ] nodig is en indien en voor zover voor het intreden van dit verzuim een ingebrekestelling nodig is, is die ingebrekestelling verzonden op 19 mei 2020 en is het verzuim dus ingetreden op 17 juni 2020.
4.7.
Dan is de vraag of [ged.conv./eis.reconv. ] gehouden is een bedrag van € 49.274,40 aan [eis.conv./gedn.reconv.] te betalen.
4.8.
[eis.conv./gedn.reconv.] baseert zijn vordering primair op artikel 6:271 en 6:272 BW. In artikel 6:271 BW is bepaald dat een ontbinding partijen bevrijdt van de daardoor getroffen verbintenissen. Voor zover deze verbintenissen reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat voor partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Als de aard van de prestatie uitsluit dat zij ongedaan wordt gemaakt, treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van de waarde op het tijdstip van ontvangst (artikel 6:272 BW).
4.9.
Vaststaat dat [eis.conv./gedn.reconv.] aan [ged.conv./eis.reconv. ] betalingen heeft gedaan van in totaal € 72.247,00. Die prestatie moet in beginsel op grond van artikel 6:271 BW ongedaan worden gemaakt, in die zin dat [ged.conv./eis.reconv. ] het door [eis.conv./gedn.reconv.] betaalde bedrag dient terug te betalen.
4.10.
Verder staat vast dat [ged.conv./eis.reconv. ] tot 24 april 2020 werkzaamheden heeft verricht aan de woning en de garage van [eis.conv./gedn.reconv.] . Ook die prestatie moet ongedaan worden gemaakt, hetgeen de aard van de prestatie echter uitsluit. Daarom treedt ingevolge artikel 6:272 lid 1 BW daarvoor in de plaats een vergoeding ten belope van de waarde van die prestatie op het moment van ontvangst door [eis.conv./gedn.reconv.] . Heeft de prestatie niet aan de verbintenis beantwoord, zoals hier het geval is, dan wordt deze vergoeding beperkt tot de waarde die de prestatie voor [eis.conv./gedn.reconv.] op het tijdstip van ontvangst in de gegeven omstandigheden werkelijk heeft gehad (artikel 6:272 lid 2 BW).
4.11.
De vraag is op welk bedrag de geleverde prestatie moet worden gewaardeerd. Onder verwijzing naar het deskundigenrapport van EBN vertegenwoordigt het door [ged.conv./eis.reconv. ] verrichte werk volgens [eis.conv./gedn.reconv.] een bedrag van € 22.972,60 inclusief btw. [ged.conv./eis.reconv. ] voert echter aan dat de waardering van EBN onjuist is. Overwogen wordt dat [ged.conv./eis.reconv. ] daarbij niet gemotiveerd en onderbouwd uiteenzet hoe de geleverde prestatie wel dient te worden gewaardeerd. Hoewel het betreffende deskundigenrapport op eenzijdig verzoek van [eis.conv./gedn.reconv.] tot stand is gekomen, ziet de rechtbank – mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, waaronder de aan [ged.conv./eis.reconv. ] geboden maar niet door hem benutte mogelijkheid om bij de opname door EBN aanwezig te zijn – aanleiding om voor de beantwoording van de hiervoor geformuleerde vraag in beginsel uit te gaan van de inhoud van dit rapport. In dat verband is bovendien in aanmerking genomen dat het werk aan de woning en garage van [eis.conv./gedn.reconv.] inmiddels (deels) door een derde is afgerond, zodat nader onderzoek reeds daarom niet meer mogelijk is. Bovendien blijkt uit het rapport dat EBN voor de waardering van het werk is aangesloten bij de offerte van [ged.conv./eis.reconv. ] van 26 januari 2020 en de daarin genoemde werkzaamheden en bedragen. Verder hanteert EBN bij het waarderen van het verrichte werk hetzelfde uurtarief (€ 51,43 inclusief btw) als [ged.conv./eis.reconv. ] . De uitgangspunten van EBN en [ged.conv./eis.reconv. ] komen aldus volledig overeen.
Opname van het uitgevoerde werk (rapport EBN - Overzicht 1)
4.12.
In overzicht 1 (zie overweging 2.12) heeft EBN middels een opname vastgesteld welke werkzaamheden [ged.conv./eis.reconv. ] conform overeenkomst dan wel meerwerk niet heeft uitgevoerd en daaraan bedragen gekoppeld. Bij de bespreking van deze posten zal de rechtbank dezelfde volgorde als in het overzicht aanhouden.
4.13.
Allereerst de keuken (nr. 1). Niet in geschil is dat 2 spots niet zijn geplaatst. Partijen discussiëren alleen over de vraag welke waardevermindering dit ten opzichte van het overeengekomen bedrag inhoudt. Overwogen wordt dat, tegenover de gemotiveerde betwisting door [ged.conv./eis.reconv. ] , door [eis.conv./gedn.reconv.] onvoldoende is onderbouwd dat het niet-plaatsen van 2 spots in de keuken een waardevermindering van € 200,00 meebrengt. Uit de offerte van 26 januari 2020 kan immers worden afgeleid dat het leveren en aansluiten van 4 spots in de badkamer boven € 100,00 kost. Zelfs als moet worden aangenomen dat de 2 spots voor de keuken niet zijn geleverd, zoals [eis.conv./gedn.reconv.] in de akte voor de zitting van 12 november 2021 heeft betoogd, valt niet in te zien waarom het leveren en aansluiten van 2 spots in de keuken in totaal meer dan € 50,00 kost. De rechtbank zal dan ook van dit laatstgenoemde bedrag uitgaan. Ten aanzien van het kozijn in de keuken erkent [ged.conv./eis.reconv. ] dat deze niet door hem geplaatst is. Partijen verschillen echter van mening hoeveel tijd ermee gemoeid is om het kozijn te plaatsen. [eis.conv./gedn.reconv.] stelt dat dit ongeveer 16 uur kost en [ged.conv./eis.reconv. ] gaat uit van 8 uur. Gelet op het geringe verschil gaat de rechtbank uit van het gemiddelde, derhalve 12 uur. Met het overeengekomen uurloon van [ged.conv./eis.reconv. ] komt dit neer op een bedrag van € 617,16. Ten aanzien van de radiator in de keuken heeft [ged.conv./eis.reconv. ] onvoldoende onderbouwd waarom het (terug)hangen van de radiator geen onderdeel zou uitmaken van zijn werkzaamheden. Hiermee is echter nog niet gezegd dat ook voldoende gebleken is dat met het terughangen van de radiator meer dan een half uur werk gemoeid is. Gelet hierop zal de rechtbank de overeengekomen prijs met een bedrag van € 25,72 (zijnde de helft van het overeengekomen uurloon) verminderen. De rechtbank waardeert de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] met betrekking tot de keuken dan ook op een bedrag van € 4.352,12 (€ 5.045,00 - € 50,00 - € 617,16 - € 25,72).
4.14.
Over de woonkamer (nr. 2) is niet in geschil dat [ged.conv./eis.reconv. ] alle overeengekomen werkzaamheden heeft uitgevoerd. Dit houdt in dat zijn prestatie op dit onderdeel op
€ 2.615,00 dient te worden gewaardeerd.
4.15.
Dan de hal/overloop (nr. 3). Niet in geschil is dat [ged.conv./eis.reconv. ] de overeengekomen werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. Dit betekent dat zijn prestatie op dit onderdeel op nihil wordt gewaardeerd. Dat [ged.conv./eis.reconv. ] andere werkzaamheden heeft verricht in de hal die niet onder de overeenkomst vallen, maakt het voorgaande niet anders, nu niet gesteld of gebleken is dat partijen dit conform artikel 4.1 van de overeenkomst als meerwerk hebben afgesproken.
4.16.
Ten aanzien van het toilet beneden (nr. 4) erkent [ged.conv./eis.reconv. ] dat niet alle werkzaamheden zijn uitgevoerd. Volgens [ged.conv./eis.reconv. ] is de waardering van de door hem verrichte werkzaamheden (nihil) echter onjuist, omdat hij al wel de voorbereidingen had getroffen. Dit standpunt is echter op geen enkele wijze onderbouwd. Uit de facturen van 24 januari en 28 februari 2020 blijkt ook niet dat [ged.conv./eis.reconv. ] materialen heeft geleverd en/of werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van het toilet beneden. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de prestatie ook op dit onderdeel op nihil te waarderen.
4.17.
EBN heeft onder nr. 5 (meterkast) op het door [ged.conv./eis.reconv. ] geoffreerde bedrag een minderprijs berekend van € 100,00 vanwege het niet plaatsen van alle WCD’s. De rechtbank acht het redelijk om dit bedrag op het aan [ged.conv./eis.reconv. ] voor de werkzaamheden verschuldigde in mindering te laten strekken, aangezien [ged.conv./eis.reconv. ] gelet op de meerwerkfactuur van 28 februari 2020, onvoldoende heeft onderbouwd dat slechts één WCD is overeengekomen. Daarentegen is de rechtbank van oordeel dat de post ‘afwerking hal’ niet in mindering kan worden gebracht, aangezien [eis.conv./gedn.reconv.] onvoldoende concreet heeft uiteengezet en onderbouwd dat deze post onder de noemer “aanpassen en compleet vernieuwen meterkast, 14 groepen met krachtstroom” dient te worden gebracht. Uit niets blijkt dat deze werkzaamheden onder die noemer moeten worden geplaatst. Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] op het onderdeel meterkast zal waarderen op € 2.665,00 (€ 2.765,00 - € 100,00).
4.18.
Over de werkzaamheden onder nr. 6 (garage) oordeelt de rechtbank als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat [ged.conv./eis.reconv. ] in de garage één deur zou verwijderen en de opening zou dichtzetten. Vaststaat ook dat het dichtzetten is gebeurd door middel van metselwerk en dat het voegwerk ontbreekt. Volgens [eis.conv./gedn.reconv.] moet daarom een post van € 97,15 in mindering worden gebracht op de aanneemsom. [ged.conv./eis.reconv. ] wijst er echter op dat in de offerte is afgesproken dat het dichtzetten van de opening zou gebeuren met betonblokken, maar dat [eis.conv./gedn.reconv.] op een later moment voor metselwerk heeft gekozen. Volgens [ged.conv./eis.reconv. ] dient derhalve het verrichte metselwerk nog als meerkosten bij [eis.conv./gedn.reconv.] in rekening te worden gebracht. Overwogen wordt dat de hoofdregel van stelplicht en bewijslast met zich meebrengt dat het op de weg van [eis.conv./gedn.reconv.] ligt om te stellen en zonodig te bewijzen dat partijen in de overeenkomst van 29 januari 2020 metselwerk zijn overeengekomen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [ged.conv./eis.reconv. ] heeft [eis.conv./gedn.reconv.] echter onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat het dichtmetselen van de opening onder de overeenkomst valt. Dit betekent dat de gevorderde kosten voor het ontbreken van het voegwerk ook niet in mindering kunnen strekken op de overeengekomen prijs voor de garage. Dat [ged.conv./eis.reconv. ] bij het dichten van de opening met betonblokken ook nog werkzaamheden had dienen te verrichten ten behoeve van de afwerking en dat daarom aftrek van het door [eis.conv./gedn.reconv.] genoemde bedrag ook op die grond gerechtvaardigd is, is zonder nadere toelichting die ontbreekt, onbegrijpelijk. De feitelijke situatie is immers dat er metselwerk is aangebracht en geen betonblokken. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, valt evenmin in te zien waarom de eisen van goed en deugdelijk werk meebrengen dat de opening dichtgemetseld behoorde te worden en dat [eis.conv./gedn.reconv.] daar bij het sluiten van de overeenkomst ook van mocht uitgaan. Verder wordt overwogen dat de post van € 38,29 onder nr. 6 (garage) wel in mindering kan strekken op de overeengekomen prijs voor de garage, nu niet in geschil is dat [ged.conv./eis.reconv. ] geen schild heeft geleverd/geplaatst. Gelet op de offerte van 26 januari 2020 waarin een ‘compleet’ kozijn voor een bedrag van € 3.500,00 is geoffreerd, neemt de rechtbank aan dat in die prijs ook een buitendeur met hang- en sluitwerk was begrepen.
Overwogen wordt dat de post van € 238,58 onder nr. 6 (garage) eveneens in mindering zal worden gebracht op de overeengekomen prijs. Niet in geschil is dat [ged.conv./eis.reconv. ] op enig moment de deur in het kozijn heeft gehangen om onder andere de maatvoering te controleren, maar vast staat ook dat deze deur bij de opname van EBN niet meer in het kozijn hing. Wat hier ook van zij, uit de offerte volgt dat [ged.conv./eis.reconv. ] een deur zou plaatsen met hang- en sluitwerk en op de foto’s die [ged.conv./eis.reconv. ] als productie 3 heeft overgelegd is te zien dat het hang- en sluitwerk nog ontbreekt. Nu niet gesteld of gebleken is dat [ged.conv./eis.reconv. ] hang- en sluitwerk aan de deur heeft bevestigd, neemt de rechtbank aan dat met het leveren en bevestigen van het hang- en sluitwerk een bedrag van € 238,58 is gemoeid. De prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] met betrekking tot de garage zal de rechtbank dan ook waarderen op € 16.558,13.
4.19.
Dan de vervanging van het totale bestaande glas (nr. 7). De montagepost van 22 uur (€ 1.131,46) onder nr. 7 is, zo begrijpt de rechtbank, per abuis opgenomen en blijft hierna buiten beschouwing. [ged.conv./eis.reconv. ] erkent dat het bestaande glas van het huis niet is geleverd noch gemonteerd, met uitzondering van de keuken. Het glas van de keuken heeft [ged.conv./eis.reconv. ] wel geleverd, maar niet gemonteerd, aldus [ged.conv./eis.reconv. ] . De vraag is dan op welk bedrag het door [ged.conv./eis.reconv. ] geleverde glas voor de keuken dient te worden gewaardeerd. [eis.conv./gedn.reconv.] gaat uit van een bedrag van € 250,00. Bij gebreke van een specifiek door [ged.conv./eis.reconv. ] genoemd bedrag voor het geleverde glas in de keuken, zal de rechtbank aansluiten bij het door [eis.conv./gedn.reconv.] genoemde bedrag en de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] op dit bedrag waarderen.
4.20.
Niet betwist is dat [ged.conv./eis.reconv. ] de werkzaamheden onder nr. 8 (dichten trapgat) niet heeft uitgevoerd. Deze prestatie wordt daarom op nihil gewaardeerd.
4.21.
Ten aanzien van de post “nieuwe trap compleet met trapgat” (nr. 9) staat vast dat [ged.conv./eis.reconv. ] enkel de trap heeft geleverd en dat hij niet alle werkzaamheden heeft verricht zoals genoemd onder nr. 9. [eis.conv./gedn.reconv.] berekent in dit kader een minderprijs van € 2.100,00. Volgens [ged.conv./eis.reconv. ] kostte de door hem geleverde trap € 1.383,03 en moet de waarde van de verrichte prestatie daarom worden gewaardeerd op dit bedrag. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst [ged.conv./eis.reconv. ] naar de door hem in het geding gebrachte factuur van 4 maart 2020 van [betrokken bedrijf 1] . Gelet op de gemotiveerde betwisting van [ged.conv./eis.reconv. ] , heeft [eis.conv./gedn.reconv.] onvoldoende onderbouwd dat de waarde van de trap minder bedraagt dan € 1.383,03. Dit betekent dat de rechtbank de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] zal waarderen op dit bedrag. Voor zover [eis.conv./gedn.reconv.] in haar akte heeft betoogd dat de overeengekomen prijs voor het plaatsen van de trap en het maken van een trapgat € 2.750,00 bedraagt in plaats van
€ 2.440,00, kan [eis.conv./gedn.reconv.] in dit betoog niet worden gevolgd. Uit overzicht 1 (afkomstig van EBN) volgt immers ook dat EBN van het laatst genoemde bedrag is uitgegaan.
4.22.
Dan de badkamer beneden (nr. 10), het kozijn voordeur (nr. 11), de berging (nr. 12) en de badkamer boven (nr. 13). Niet betwist is dat [ged.conv./eis.reconv. ] de door EBN in het overzicht genoemde werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. De waarde van de door [ged.conv./eis.reconv. ] verrichte prestaties wordt daarom als volgt vastgesteld:
  • badkamer beneden: € 4.882,14 (€ 5.235,00 - € 352,86)
  • kozijn voordeur: nihil
  • berging: nihil
  • badkamer boven: € 940,00 (€ 5.745,00 - € 4.805,00)
[ged.conv./eis.reconv. ] kan niet worden gevolgd in zijn stelling dat het voor rekening van [eis.conv./gedn.reconv.] komt dat de vierde spot in de badkamer beneden niet is geplaatst omdat [eis.conv./gedn.reconv.] daarvan zelf heeft afgezien. Immers, dit is aan te merken als minderwerk en dit zal, gelet op artikel 4.3 van de overeenkomst, op de aanneemsom in mindering moeten worden gebracht. Het door [ged.conv./eis.reconv. ] gestelde meerwerk ter zake de badkamer boven zal, voor zover het in reconventie wordt gevorderd, hierna worden besproken.
4.23.
Verder wordt onder nr. 14 (dakkapel compleet) melding gemaakt van minderwerk van € 25.500,00 omdat de dakkapel niet is gerealiseerd. Partijen zijn het erover eens dat deze werkzaamheden niet zijn uitgevoerd en dat voor de dakkapel een bedrag is overeengekomen van € 25.500,00. Dit betekent in beginsel dat deze post op nihil dient te worden gesteld. Of de door [ged.conv./eis.reconv. ] in verband met de dakkapel gemaakte kosten – naar hij stelt een bedrag van € 9.696,26 – voor rekening van [eis.conv./gedn.reconv.] komen zal hierna bij het daartoe strekkende deel van de vordering in reconventie worden beoordeeld.
4.24.
Ten aanzien van de post zolder compleet (nr. 15) stelt [eis.conv./gedn.reconv.] dat partijen een bedrag van € 18.580,00 zijn overeengekomen en dat er op dat bedrag – als er gekeken wordt naar het door [ged.conv./eis.reconv. ] verrichte werk – een bedrag van € 16.150,00 in mindering dient te strekken. [ged.conv./eis.reconv. ] betwist niet dat de overeengekomen werkzaamheden niet volledig zijn uitgevoerd, maar merkt op dat de overeengekomen prijs niet meer klopt, omdat er vanwege het afzien van de dakkapel meer werkzaamheden aan de zolder dienden te worden verricht. Wat hier ook van zij, niet gesteld of gebleken is dat [ged.conv./eis.reconv. ] het door hem genoemde meerwerk ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd en dat partijen op dit punt ook meerwerk zijn overeengekomen. Bij gebreke hiervan zal de rechtbank de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] waarderen op het bedrag zoals daarvoor door EBN begroot, namelijk op € 2.430,00. Het door [ged.conv./eis.reconv. ] in reconventie gevorderde meerwerk aan de zolder van € 2.627,83 zal hierna in dit vonnis nog verder aan de orde komen.
4.25.
Over de door [eis.conv./gedn.reconv.] betaalde meerwerkfactuur van € 4.635,50 stelt [eis.conv./gedn.reconv.] onder verwijzing naar het rapport van EBN dat [ged.conv./eis.reconv. ] slechts voor een bedrag van € 4.124,24 aan werk heeft verricht. Nadat [ged.conv./eis.reconv. ] bij conclusie van antwoord heeft aangevoerd dat uit de rapportage van EBN niet volgt welke werkzaamheden niet zouden zijn uitgevoerd, heeft [eis.conv./gedn.reconv.] bij akte ten behoeve van de mondelinge behandeling uiteengezet om welke werkzaamheden het zou gaan. Tijdens de mondelinge behandeling is deze akte echter niet inhoudelijk besproken, waardoor [ged.conv./eis.reconv. ] niet in de gelegenheid is gesteld om hierop te reageren. Gelet op het geldelijk belang van ongeveer € 510,00, ziet de rechtbank echter vanuit proceseconomisch oogpunt aanleiding om op dit onderdeel nu met dit vonnis de knoop maar door te hakken in die zin dat de helft van genoemd bedrag – € 255,00 – in mindering wordt gebracht op de door [eis.conv./gedn.reconv.] betaalde meerwerkfactuur. Dit betekent dat de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] ten aanzien van het onder deze factuur vallende meerwerk wordt gewaardeerd op € 4.380,50.
4.26.
Tot slot wordt in het overzicht van EBN een aftrek van € 810,94 toegepast onder de noemer “risico niet passende geleverde materialen”. Ter onderbouwing van deze post stelt [eis.conv./gedn.reconv.] dat het redelijk is om een aftrek onder deze titel toe te passen, omdat EBN geen controle heeft uitgevoerd op de door [ged.conv./eis.reconv. ] geleverde materialen en het in de praktijk vaak voorkomt dat geleverde materialen niet passend blijken te zijn. Er is echter geen aanleiding om daarvan in dit geval ook zomaar uit te gaan. EBN had de mogelijkheid om de door [ged.conv./eis.reconv. ] geleverde materialen op maatvoering te controleren. Dat zij dit kennelijk niet heeft gedaan komt voor haar rekening. Gelet hierop en het feit dat ook bij de verdere afronding van het werk door een derde niet is gebleken dat de door [ged.conv./eis.reconv. ] geleverde materialen niet passend waren, ziet de rechtbank geen aanleiding om de door [eis.conv./gedn.reconv.] voorgestelde aftrek in mindering te laten strekken op de waardering van het werk van [ged.conv./eis.reconv. ] .
4.27.
Uit het voorgaande volgt dat de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] in beginsel op een bedrag van € 40.455,92 dient te worden gewaardeerd.
Herstelkosten van het uitgevoerde werk (rapport EBN - Overzicht 2)
4.28.
Naast de discussie welke werkzaamheden [ged.conv./eis.reconv. ] heeft uitgevoerd, discussiëren partijen over de vraag of de werkzaamheden die [ged.conv./eis.reconv. ] heeft uitgevoerd gebreken vertonen en wat de hoogte van de daarmee gepaard gaande herstelkosten is. [eis.conv./gedn.reconv.] stelt dat de herstelkosten € 8.654,43 bedragen en sluit hiervoor aan bij het door EBN opgestelde overzicht 2 (zie overweging 2.12). In dit overzicht heeft EBN uiteengezet welke herstelwerkzaamheden volgens haar dienen plaats te vinden en welke kosten daarmee gepaard gaan. [ged.conv./eis.reconv. ] heeft hiertegen verweer gevoerd. Net als bij overzicht 1 zal de rechtbank bij de beoordeling van de gestelde herstelwerkzaamheden en herstelkosten de door EBN gehanteerde volgorde in overzicht 2 volgen. Eventuele herstelkosten zullen met de onder overweging 4.27. vastgestelde waarde van de prestaties van [ged.conv./eis.reconv. ] moeten worden verrekend.
4.29.
Allereerst de radiatoren (nr. 1 en nr. 2). Niet in geschil is dat [ged.conv./eis.reconv. ] de radiatoren in de woonkamer heeft verwijderd om de overeengekomen werkzaamheden, het pleisteren van de wanden, uit te voeren. Verder staat vast dat na het terughangen: 1) de radiatoren in de woonkamer te laag boven de vloer hingen (nr. 1) en 2) één radiator is gaan lekken (nr. 2). Anders dan [eis.conv./gedn.reconv.] heeft betoogd, volgt uit de rapportage van EBN dat de oorzaak van het te laag hangen van de radiatoren is gelegen in het feit dat de woonkamervloer enkele centimeters is opgehoogd. Niet gesteld of gebleken is dat het verrichten van werkzaamheden aan de woonkamervloer of de radiatoren tot de werkzaamheden van [ged.conv./eis.reconv. ] behoorde. Dit betekent dat hem ook geen verwijt kan worden gemaakt dat bij het terugplaatsen van de radiatoren op de oorspronkelijke plek er te weinig ruimte zat tussen de radiatoren en de vloer. Het betoog van [eis.conv./gedn.reconv.] in de akte dat [ged.conv./eis.reconv. ] de oorspronkelijke aansluitingen van de radiatoren zou hebben weggestuct en vervolgens zelf nieuwe bevestigingspunten zou hebben gemaakt, is onvoldoende onderbouwd. Het kan in elk geval niet uit de nadere verklaring van EBN worden afgeleid (productie 13). In deze verklaring van EBN wordt immers alleen de visie van [eis.conv./gedn.reconv.] weergegeven en niet een eigen standpunt van EBN. Dat betekent dat de gevorderde herstelkosten van € 180,00 niet in mindering kunnen strekken op de onder 4.27. vastgestelde waarde van de prestaties van [ged.conv./eis.reconv. ] .
Dan de lekkage aan één van de radiatoren. Anders dan [ged.conv./eis.reconv. ] betoogt, is de rechtbank van oordeel dat de ontstane lekkage aan de radiator voor rekening en risico van [ged.conv./eis.reconv. ] komt. Zoals hiervoor overwogen is de lekkage ontstaan nadat de radiator door [ged.conv./eis.reconv. ] is teruggehangen. Het betoog van [ged.conv./eis.reconv. ] dat de lekkage zou zijn ontstaan door ouderdom van het materiaal en dat hij [eis.conv./gedn.reconv.] daarvoor heeft gewaarschuwd, is, tegenover de betwisting van [eis.conv./gedn.reconv.] , niet gebleken. Dit betekent dat het gevorderde bedrag van € 50,00 aan herstelkosten in mindering zal worden gebracht op het onder 4.27. genoemde bedrag.
4.30.
[ged.conv./eis.reconv. ] heeft betwist dat het stucwerk in de keuken (nr. 3) gebrekkig is uitgevoerd. Hij stelt dat het stucwerk is uitgevoerd conform de tekening en dat dit op één plek niet ver genoeg doorloopt omdat [eis.conv./gedn.reconv.] de keukenplinten niet conform de tekening heeft geplaatst. Overwogen wordt dat de post onder nr. 3 (stucwerk aanhelen) bij gebreke van een deugdelijke en concrete onderbouwing van [eis.conv./gedn.reconv.] niet kan worden toegewezen. Het betoog van [eis.conv./gedn.reconv.] dat de keukenplinten niet conform tekening zijn geplaatst omdat [ged.conv./eis.reconv. ] het voorwerk ook niet conform tekening heeft verricht, zoals [eis.conv./gedn.reconv.] in de akte voor de zitting van 12 november 2021 naar voren heeft gebracht, is niet althans onvoldoende onderbouwd. Ook hier geldt dat EBN in haar aanvullende reactie enkel verwijst naar de visie van [eis.conv./gedn.reconv.] , maar dat maakt het nog niet een constatering of bevinding van EBN. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat het stucwerk door toedoen van [ged.conv./eis.reconv. ] niet goed is uitgevoerd. Deze gevorderde herstelkosten kunnen daarom niet op [ged.conv./eis.reconv. ] worden verhaald.
4.31.
De posten onder nr. 4 en nr. 5 (merkwaardige elektraschakelingen in de woning) kunnen evenmin worden toegewezen. Volgens [ged.conv./eis.reconv. ] waren de elektraschakelingen al aanwezig in de woning toen [eis.conv./gedn.reconv.] deze kocht en vielen deze schakelingen niet onder de overeenkomst. Gelet op het verweer van [ged.conv./eis.reconv. ] en de opmerking van EBN, dat de merkwaardige elektraschakelingen vermoedelijk een erfenis van de voorgaande bewoner zijn, had het op de weg van [eis.conv./gedn.reconv.] gelegen om deze posten van een nadere toelichting te voorzien. [eis.conv./gedn.reconv.] heeft dat nagelaten. De kosten van onderzoek en herstel van € 750,00 kunnen daarom niet worden toegewezen.
4.32.
Dan herstel lekkage (nr. 6).Volgens het rapport van EBN is met het herstel van de lekkage een bedrag van € 70,00 gemoeid. De rechtbank stelt aan de hand van de omschrijving die in het rapport van EBN bij foto 8 is gegeven vast dat het gaat om een ‘lekkage in toilet’. [ged.conv./eis.reconv. ] heeft betwist dat hij werkzaamheden aan het toilet heeft uitgevoerd. Uit de door [eis.conv./gedn.reconv.] geaccepteerde offerte van [ged.conv./eis.reconv. ] volgt dat [ged.conv./eis.reconv. ] op het toilet alleen een buisventilator zou plaatsen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet gebleken is dat de lekkage in het toilet, klaarblijkelijk aan een sifon (zie foto 8 bij het rapport), door [ged.conv./eis.reconv. ] is veroorzaakt. Dit betekent dat de door [eis.conv./gedn.reconv.] gevorderde herstelkosten ook niet op het onder 4.27. genoemde bedrag in mindering kunnen worden gebracht.
4.33.
Dan de post ‘pas maken deur’ (nr. 7). Niet in geschil is dat het plaatsen van de deur tot de overeengekomen werkzaamheden van [ged.conv./eis.reconv. ] behoorde en dat de door hem aangebrachte deur aansleept. Anders dan [ged.conv./eis.reconv. ] heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat van een deskundig aannemer mag worden verwacht dat bij het plaatsen en pas maken van een deur rekening wordt gehouden met nog te verwachten wijzigingen aan de vloer, zoals de omstandigheid dat een vloer hoger kan komen te liggen door het aanbrengen van vloerbedekking. Nu niet in geschil dat de deur aansleept omdat na het plaatsen van de deur vloerbedekking is gelegd, is de rechtbank van oordeel dat [ged.conv./eis.reconv. ] daarmee onvoldoende rekening heeft gehouden. Dit betekent dat de hiermee gepaard gaande herstelkosten van € 45,00 in mindering zullen strekken op de onder 4.27. vastgestelde waarde van de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] . Dat [eis.conv./gedn.reconv.] zelf ook nog andere aanpassingen aan de deur heeft verricht, zoals [ged.conv./eis.reconv. ] betoogt, is niet gebleken.
4.34.
Anders dan [ged.conv./eis.reconv. ] betoogt, is de rechtbank van oordeel dat de doorgangen vanuit de slaapkamer gebrekkig zijn uitgevoerd (nr. 8). Op de foto’s bij het rapport van EBN is duidelijk te zien dat de doorgangen niet recht zijn. Dit dient hersteld te worden. De herstelwerkzaamheden betreffen dus meer dan het enkel aftimmeren. Gelet hierop en het feit dat tegen de hoogte van de genoemde herstelkosten geen inhoudelijk verweer is gevoerd, zal de rechtbank het door EBN genoemde bedrag van € 885,50 op de onder 4.27. vastgestelde waarde in mindering brengen.
4.35.
Vast staat dat het badmeubel in de badkamer zo is geplaatst dat de deur niet helemaal open kan (nr. 9). Het verweer van [ged.conv./eis.reconv. ] , dat dit niet aan hem kan worden toegerekend, kan niet worden gevolgd. Zelfs als de badkamerdeur conform de tekening van de leverancier van het sanitair niet helemaal open kon (nr. 9), had het op de weg van [ged.conv./eis.reconv. ] gelegen om hiervoor op grond van artikel 7:754 BW te waarschuwen. Niet gebleken is dat dit is gebeurd. Nu ook hier geldt dat [ged.conv./eis.reconv. ] tegen de door EBN begrote stelpost van € 750,00 geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, zal de rechtbank het door EBN begrote bedrag in mindering brengen op de vastgestelde waarde van de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] .
4.36.
[ged.conv./eis.reconv. ] betwist dat de elektra in de badkamer gebrekkig is uitgevoerd (nr. 10). [ged.conv./eis.reconv. ] stelt dat [eis.conv./gedn.reconv.] de elektra (uitgezonderd afdekkapjes) heeft geleverd en dat de opdracht aan [ged.conv./eis.reconv. ] enkel zag op het plaatsen daarvan. Dat achteraf bezien is vastgesteld dat het door [eis.conv./gedn.reconv.] geleverde materiaal niet voldoet dan wel dat de afdekkapjes ontbreken, kan volgens [ged.conv./eis.reconv. ] hem niet worden toegerekend. Ook dit verweer kan – gelet op het bepaalde in de artikelen 7:760 lid 2 jo 7:754 BW – niet slagen. Ook als er van uit zou worden gegaan dat [eis.conv./gedn.reconv.] het door [ged.conv./eis.reconv. ] verwerkte materiaal heeft geleverd, rustte op [ged.conv./eis.reconv. ] de plicht om [eis.conv./gedn.reconv.] te waarschuwen dat het materiaal ongeschikt was om in een badkamer te gebruiken. Niet gesteld of gebleken is dat [ged.conv./eis.reconv. ] aan de op hem rustende waarschuwingsplicht heeft voldaan. Gelet hierop zal de rechtbank de begrote herstelkosten voor “aanpassen elektra, nieuw schakelmateriaal en wandcontactdozen verplaatsen etc.” tot een bedrag van € 450,00 in mindering brengen op de onder 4.27. vastgestelde waarde van de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] . Dit bedrag is iets lager dan het door EBN begrote bedrag, omdat de te maken kosten voor het alsnog leveren van de ontbrekende afdekkapjes immers niet aan [ged.conv./eis.reconv. ] kunnen worden tegengeworpen. Omdat niet is gesteld of gebleken dat voor het vervangen van schakelaars en wandcontactdozen aanpassingen aan het tegelwerk noodzakelijk zijn, bestaat er ook geen grond om hiervoor een bedrag aan herstelkosten toe te kennen.
4.37.
Vast staat dat de vloerverwarming van de badkamer naar behoren functioneert (nr. 11). Partijen verschillen echter van mening of er gebreken aan de gelegde tegelvloer in de badkamer kleven en wat de kosten van herstel zijn. Overwogen wordt dat in het rapport van EBN is vermeld dat het tegelwerk niet vlak ligt (nr. 12), de kruispunten van de tegels afwijken (nr. 13) en enkele tegels plaatselijk onthecht zijn (nr. 14). Volgens [ged.conv./eis.reconv. ] kan de aangebrachte tegelvloer voorzichtig tegel voor tegel losgemaakt worden zonder de vloerverwarming te beschadigen, terwijl volgens [eis.conv./gedn.reconv.] de tegelvloer in zijn geheel vervangen dient te worden (ad € 1.160,00), met als gevolg dat de vloerverwarming beschadigd raakt en ook vervangen dient te worden (ad € 468,75). Gelet op het bedrag van de voormelde kosten en het verweer van [ged.conv./eis.reconv. ] , had het op de weg van [eis.conv./gedn.reconv.] gelegen om dit deel van haar vordering van een nadere toelichting te voorzien. [eis.conv./gedn.reconv.] heeft onvoldoende onderbouwd dat het noodzakelijk was dat de vloerverwarming vernieuwd werd. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen. De overige kosten van herstel van de tegelvloer komen wel voor aftrek in aanmerking. Erkend wordt dat één tegel niet vlak ligt. Tegenover de gemotiveerde betwisting van [eis.conv./gedn.reconv.] is niet gebleken dat dit is veroorzaakt doordat [eis.conv./gedn.reconv.] op de tegelvloer heeft gestaan terwijl dit nog niet kon. Voor wat betreft het verweer dat de geleverde tegels niet vlak zouden zijn, overweegt de rechtbank dat deze stelling evenmin is onderbouwd. En ook indien er wel vanuit wordt gegaan dat de tegels niet vlak zijn, dan is, tegenover de gemotiveerde betwisting van [eis.conv./gedn.reconv.] , niet gebleken dat [ged.conv./eis.reconv. ] daarvoor heeft gewaarschuwd. Dit maakt dat de rechtbank aanleiding ziet om het bedrag van € 1.160,00 wel in mindering te laten strekken op de onder 4.27. vastgestelde waarde van de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] .
4.38.
Tot slot zijn in het rapport van EBN nog bedragen genoemd voor toeslag uit te voeren door derden, algemene kosten, winst en risico, Car en BTW. Nog los van het feit dat [eis.conv./gedn.reconv.] in haar processtukken niets over deze posten heeft gezegd, staat het bepaalde in artikel 6:272 BW eraan in de weg om met deze posten rekening te houden. Deze kosten zullen dan ook niet in de verdere waardering van de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] worden betrokken.
4.39.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de in randnummer 4.27. vermelde waarde van de prestatie naar beneden moet worden bijgesteld tot een bedrag van € 37.115,42 (€ 40.455,92 minus € 3.340,50). Anders dan [eis.conv./gedn.reconv.] stelt, dient bij dit bedrag het door [ged.conv./eis.reconv. ] gefactureerde en door [eis.conv./gedn.reconv.] betaalde bedrag van € 6.000,00 aan sloopwerkzaamheden te worden opgeteld. Deze kosten zijn door [eis.conv./gedn.reconv.] verschuldigd. Deze sloopwerkzaamheden zijn verricht en aan [eis.conv./gedn.reconv.] gefactureerd voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst van 29 januari 2020. Uit de factuur van [ged.conv./eis.reconv. ] van 24 januari 2020 kan worden afgeleid dat de betreffende werkzaamheden zijn verricht “
volgens afspraak” en [eis.conv./gedn.reconv.] heeft die factuur ook zonder protest aan [ged.conv./eis.reconv. ] voldaan. Niet gebleken is dan ook dat deze factuur onverschuldigd door [eis.conv./gedn.reconv.] is betaald. [eis.conv./gedn.reconv.] mocht er redelijkerwijs niet van uitgaan dat deze werkzaamheden onder de overeenkomst zouden vallen. Dit betekent dat de waarde van de prestatie van [ged.conv./eis.reconv. ] op een totaalbedrag van
€ 43.115,42 komt. Aangezien [eis.conv./gedn.reconv.] een totaalbedrag van € 72.247,00 heeft voldaan, leidt dit er toe dat [ged.conv./eis.reconv. ] in verband met een ongedaanmaking in de zin van artikel 6:272 BW een bedrag van € 29.131,58 aan [eis.conv./gedn.reconv.] moet betalen.
Reconventionele vordering / meerwerk
4.40.
[ged.conv./eis.reconv. ] stelt dat hij diverse aanvullende werkzaamheden heeft verricht die niet onder de aannemingsovereenkomst van 29 januari 2020 vallen en die alsnog bij [eis.conv./gedn.reconv.] als meerwerk in rekening dienen te worden gebracht, te weten:
  • het afplakken van de woonkamer, slaapkamer, keuken, inloopkast en studeerkamer ten behoeve van spuitwerk (€ 400,00)
  • het spuiten van de wanden en het plafond in een andere kleur (€ 120,00)
  • het niet kunnen tegelen over bestaande tegels (€ 850,00)
  • het inbouwen van de wc-rol in de ombouw van het toilet (€ 175,00)
  • het verhogen plafond keuken (€ 650,00)
  • het aanbrengen van metselwerk in deuropening (€ 685,00)
  • het verwijderen en terugplaatsen van radiatoren (€ 300,00)
  • het verrichten van stucwerkzaamheden in de badkamer (€ 350,00)
  • het plaatsen van een sunshower in de badkamer (€ 250,00)
  • het plaatsen van een douchedeur en een dorpel onder de douchedeur (€ 500,00)
  • het verrichten van extra werkzaamheden bij het leggen van de badkamertegels (€ 1.200,00)
  • het vervangen van leidingwerk (€ 300,00)
  • het afvoeren van verpakkingsmateriaal (€ 350,00)
  • de kosten van dakisolatie (€ 2.627,83)
[ged.conv./eis.reconv. ] berekent het door hem verrichte meerwerk op € 8.757,83 en vordert in reconventie betaling van dit bedrag.
4.41.
Ten aanzien van deze meerwerkvordering van [ged.conv./eis.reconv. ] overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is met [eis.conv./gedn.reconv.] van oordeel dat [ged.conv./eis.reconv. ] , gelet op artikel 4.1 van de overeenkomst, geen aanspraak kan maken op het gestelde meerwerk. In voornoemd artikel is bepaald dat meerwerk voorafgaand aan de uitvoering daarvan schriftelijk overeengekomen moet worden onder vermelding van de financiële consequenties. Tegenover de gemotiveerde betwisting van [eis.conv./gedn.reconv.] heeft [ged.conv./eis.reconv. ] onvoldoende gesteld en onderbouwd dat hij [eis.conv./gedn.reconv.] steeds schriftelijk heeft geïnformeerd over het betreffende meerwerk en de daaruit noodzakelijk voortvloeiende prijsverhoging. De enkele, niet onderbouwde, stelling dat [eis.conv./gedn.reconv.] is geïnformeerd, althans uit zichzelf had moeten begrijpen dat het meerwerk extra kosten met zich zou meebrengen, is daartoe niet toereikend. Partijen zijn een overeenkomst tot aanneming van werk aangegaan die ziet op een omvangrijke verbouwing van een woonhuis en garage. De posten in de offerte geven slechts een vrij algemeen beeld van hoe de aanneemsom tot stand is gekomen. Een uitsplitsing van het materiaal en de omvang van de te verrichten werkzaamheden is niet gegeven. Dit maakt dan ook dat onduidelijk is wat partijen exact hebben afgesproken, zodat [ged.conv./eis.reconv. ] in reconventie ook niet zonder meer in zijn stelling kan worden gevolgd dat de tussen partijen gesloten overeenkomst inhoudelijk is gewijzigd en dat die wijzigingen voor hem meerwerk hebben opgeleverd waarvan [eis.conv./gedn.reconv.] heeft moeten begrijpen dat het extra kosten met zich mee zou brengen. Deze lezing volgt ook niet uit de door [ged.conv./eis.reconv. ] overgelegde verklaring van de heer Cozijnsen. Reeds om die reden zal de rechtbank de vordering in reconventie tot betaling van meerwerk ter hoogte van € 8.757,83 afwijzen. Overigens moet ook aangenomen worden dat EBN bij het waarderen van de prestaties van [ged.conv./eis.reconv. ] al rekening heeft gehouden met (een deel van) de hiervoor door [ged.conv./eis.reconv. ] genoemde werkzaamheden, zodat ook om die reden geen aanleiding bestaat voor toewijzing van de gevorderde kosten in reconventie.
Reconventionele vordering / gedeeltelijke opzegging overeenkomst door [eis.conv./gedn.reconv.]
4.42.
[ged.conv./eis.reconv. ] stelt dat [eis.conv./gedn.reconv.] de aannemingsovereenkomst heeft opgezegd voor wat betreft de realisatie van de dakkapel, maar dat [eis.conv./gedn.reconv.] gehouden is om op grond van artikel 7:764 BW de reeds door [ged.conv./eis.reconv. ] gemaakte kosten van € 9.696,26 te voldoen. Ter onderbouwing verwijst [ged.conv./eis.reconv. ] naar de door hem in de procedure gebrachte factuur van [betrokken bedrijf 1] d.d. 31 maart 2020 van € 7.971,26. Daarnaast stelt [ged.conv./eis.reconv. ] dat er kosten zijn gemaakt voor ‘het aanpassen tekening dakkapel’ van € 1.725,00. [eis.conv./gedn.reconv.] erkent dat sprake is van minderwerk op dit punt, maar betwist dat [ged.conv./eis.reconv. ] reeds de door hem gestelde kosten zou hebben gemaakt.
4.43.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Niet in geschil is dat [eis.conv./gedn.reconv.] eenzijdig heeft afgezien van het plaatsen van een dakkapel, hetgeen inhoudt dat op dit punt sprake is van minderwerk in de zin van artikel 4.3 van de overeenkomst. Evenmin staat tussen partijen ter discussie dat [ged.conv./eis.reconv. ] de dakkapel nog niet had geplaatst en daarvoor nog geen materialen waren aangevoerd naar de bouwplaats. Dat [ged.conv./eis.reconv. ] , zoals hij stelt, al voorbereidende werkzaamheden voor de dakkapel had verricht en/of daarvoor materialen had besteld en in die zin ter zake het daarop betrekking hebbende minderwerk schade zou hebben geleden, is niet gebleken. Het tijdens de mondelinge behandeling gevoerde verweer van [eis.conv./gedn.reconv.] dat de dakkapel bij [betrokken bedrijf 1] is afbesteld, dat [ged.conv./eis.reconv. ] de factuur van 31 maart 2020 ook niet heeft betaald en dat er ook niets meer bij [betrokken bedrijf 1] in opslag staat, is niet, althans onvoldoende gemotiveerd door [ged.conv./eis.reconv. ] weersproken. Ook is, tegenover de gemotiveerde betwisting van [eis.conv./gedn.reconv.] , niet gebleken dat [ged.conv./eis.reconv. ] naast de teken- en ontwerpwerkzaamheden van [betrokken bedrijf 1] , nog eens € 1.725,00 aan kosten heeft gemaakt voor ‘het aanpassen tekeningen dakkapel’. Deze vordering in reconventie zal daarom als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Vordering tot betaling van boete van € 9.700,00
4.44.
[eis.conv./gedn.reconv.] vordert verder dat [ged.conv./eis.reconv. ] wordt veroordeeld tot betaling van de overeengekomen boete ex artikel 6.2 van de overeenkomst, omdat het werk niet op de afgesproken data is opgeleverd. [eis.conv./gedn.reconv.] begroot de boete tot 12 augustus 2020 op een bedrag van € 9.700,00. Dit is het moment dat [eis.conv./gedn.reconv.] bij brief aan [ged.conv./eis.reconv. ] te kennen heeft gegeven dat niet langer nakoming van de aannemings-overeenkomst wordt gevorderd. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
4.45.
In artikel 6.2 van de overeenkomst is bepaald dat bij overschrijding van de overeengekomen uitvoeringsduur [ged.conv./eis.reconv. ] aan van [eis.conv./gedn.reconv.] een boete verbeurt van € 100,00 per kalenderdag tot de dag dat het werk wordt opgeleverd. Overwogen wordt dat aan het verbeurd worden van een boete niet de voorwaarde is verbonden dat de opdrachtgever daadwerkelijk schade heeft geleden. Het verweer dat de vordering tot het betalen van een boete moet worden afgewezen omdat [eis.conv./gedn.reconv.] geen schade heeft geleden, kan dan ook niet slagen.
4.46.
[ged.conv./eis.reconv. ] voert verder aan dat het aan zijn gezondheidstoestand te wijten was dat hij is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Overwogen wordt dat op grond van artikel 6:92 lid 3 BW een schuldeiser geen nakoming kan vorderen van het boetebeding indien de tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend. Uit Whatsappverkeer tussen [ged.conv./eis.reconv. ] en [eis.conv./gedn.reconv.] blijkt dat [ged.conv./eis.reconv. ] op 28 april 2020 ziek, verkouden, duizelig en snotterig was en dat [eis.conv./gedn.reconv.] daarvan op de hoogte was. Met [ged.conv./eis.reconv. ] is de rechtbank van oordeel dat het niet aan [ged.conv./eis.reconv. ] kan worden toegerekend dat de werkzaamheden toen wegens ziekte zijn gestaakt. Bovendien blijkt uit het overgelegde Whatsappverkeer dat [eis.conv./gedn.reconv.] [ged.conv./eis.reconv. ] op dat moment ook niet heeft gehouden aan de in de overeenkomst overeengekomen oplevertermijnen. Het voorgaande wordt echter anders vanaf het moment dat [ged.conv./eis.reconv. ] aan [eis.conv./gedn.reconv.] heeft bericht dat het beter ging en hij zijn werkzaamheden op 18 mei 2020 zou hervatten (Whatsapp-bericht van 11 mei 2020). [ged.conv./eis.reconv. ] heeft onvoldoende concreet gemaakt dat hij na 18 mei 2020 door ziekte (wederom) niet in staat was om zijn werkzaamheden te hervatten. [ged.conv./eis.reconv. ] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar een Whatsapp-bericht van 18 mei 2020. Uit dit bericht kan echter slechts worden opgemaakt dat [ged.conv./eis.reconv. ] op dat moment onderzoeken had lopen in het ziekenhuis, maar dit bericht biedt geen aanknopingspunten op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat [ged.conv./eis.reconv. ] door ziekte niet in staat was om zijn belangen te (laten) behartigen en om voor hervatting en afronding van de werkzaamheden zorg te (laten) dragen. Het moge zo zijn dat de gezondheidssituatie van [ged.conv./eis.reconv. ] hem voor problemen heeft gesteld, maar dat neemt niet weg dat hij – zeker na ingebrekestelling op 19 mei 2020 – actie moest ondernemen en zorg moest (laten) dragen voor afronding van het werk. Zo had hij hulppersonen kunnen en ook moeten inschakelen om de werkzaamheden in zijn plaats af te ronden en/of een derde moeten inschakelen om in dezen zijn belangen waar te nemen. [ged.conv./eis.reconv. ] heeft dit niet gedaan. Ter zitting heeft [ged.conv./eis.reconv. ] toegelicht dat hij momenteel wordt ondersteund door zzp’ers. [ged.conv./eis.reconv. ] heeft onvoldoende concreet gemaakt waarom dat medio 2020 niet mogelijk was. Het betoog van [ged.conv./eis.reconv. ] dat de vertraging (ook) te wijten is aan het steeds wijzigen van de plannen door [eis.conv./gedn.reconv.] en de aanwezigheid van andere werklieden in de woning, is onvoldoende concreet door [ged.conv./eis.reconv. ] onderbouwd. De conclusie is dat de tekortkoming aan [ged.conv./eis.reconv. ] kan worden toegerekend vanaf 17 juni 2020. De vordering tot betaling van de contractuele boete is aldus toewijsbaar vanaf die datum tot 12 augustus 2020, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 5.600,00 (56 dagen). Voor een verdere matiging van deze boete op grond van artikel 6:94 lid 1 BW ziet de rechtbank geen aanleiding, aangezien met de gezondheidssituatie van [ged.conv./eis.reconv. ] hierboven al rekening is gehouden. [eis.conv./gedn.reconv.] heeft geen feiten gesteld waaruit volgt dat hij eerder dan bij het uitbrengen van de dagvaarding op 16 november 2020 aanspraak heeft gemaakt op betaling van de contractuele boete, zodat [ged.conv./eis.reconv. ] de wettelijke rente over het boetebedrag eerst vanaf dat moment verschuldigd is.
Conclusie
4.47.
De conclusie is dat in conventie de ontbinding van de overeenkomst tot aanneming van werk d.d. 29 januari 2020 zal worden uitgesproken en dat [ged.conv./eis.reconv. ] bij wijze van de ongedaanmakingsverplichting zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 29.131,58. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf het moment van ontbinding van de overeenkomst. Omdat de primaire grondslag slaagt, wordt aan de subsidiaire grondslag niet toegekomen. Verder zal [ged.conv./eis.reconv. ] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.600,00 aan gefixeerde schadevergoeding. De vorderingen in reconventie en de daarmee verband houdende nevenvorderingen worden afgewezen.
Deskundigenkosten
4.48.
[eis.conv./gedn.reconv.] heeft een bedrag van € 1.089,00 gevorderd aan kosten in verband met de door hem ingeschakelde deskundige. Deze kosten liggen voor toewijzing gereed, nu – anders dan [ged.conv./eis.reconv. ] heeft betoogd – de deskundige heeft bijgedragen aan de vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 onder b BW). [ged.conv./eis.reconv. ] heeft buiten rechte immers niet op eigen initiatief willen voldoen aan de sommatie van [eis.conv./gedn.reconv.] van 19 mei 2020, waardoor [eis.conv./gedn.reconv.] genoodzaakt was om tot vaststelling van de schade en aansprakelijkheid over te gaan en daarvoor kosten te maken.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.49.
[eis.conv./gedn.reconv.] vordert een vergoeding van € 1.375,63 aan buitengerechtelijke incassokosten ex artikel 6:96 lid 2 sub c BW. Als niet betwist staat vast dat [eis.conv./gedn.reconv.] buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft verricht. Ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, wat analoog kan worden toegepast, is aan buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 1.122,32 toewijsbaar. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten zal ook worden toegewezen, nu de verschuldigdheid daarvan niet afzonderlijk is betwist.
Proceskosten in conventie
4.50.
[ged.conv./eis.reconv. ] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld tot betaling van de kosten van de procedure in conventie, te vermeerderen met de wettelijke rente. De kosten aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] worden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- betaald griffierecht 937,00
- salaris advocaat
1.802,50(2,5 punt × factor 1,0 × tarief € 721,00)
Totaal € 2.840,39
Proceskosten in reconventie
4.51.
[ged.conv./eis.reconv. ] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] worden begroot op € 563,00 (2 punten × factor 0,5 × tarief € 563,00) voor salaris advocaat.
4.52.
De gevorderde nakosten zullen eveneens worden toegewezen. De na de uitspraak nog vallende kosten worden voor wat betreft het salaris van de advocaat forfaitair berekend op € 163,00 zonder betekening en verhoogd met € 85,00 in geval van betekening. Kosten van betekening zijn slechts verschuldigd nadat [ged.conv./eis.reconv. ] veertien dagen na aanschrijving de tijd heeft gehad om alsnog in der minne aan het gewezen vonnis te voldoen.
4.53.
De door [eis.conv./gedn.reconv.] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en nakosten worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
ontbindt de tussen partijen gesloten overeenkomst d.d. 29 januari 2020;
5.2.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. ] om aan [eis.conv./gedn.reconv.] te betalen een bedrag van € 29.131,58, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 2 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. ] om aan [eis.conv./gedn.reconv.] te betalen een bedrag van € 5.600,00 aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. ] om aan [eis.conv./gedn.reconv.] te betalen ter zake van deskundigenkosten een bedrag van € 1.089,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 16 november 2020 tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. ] om aan [eis.conv./gedn.reconv.] te betalen ter zake van buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 1.122,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. ] in de proceskosten in conventie, aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] tot op heden begroot op € 2.840,39, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.9.
wijst het gevorderde af;
5.10.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. ] in de proceskosten in reconventie, aan de zijde van [eis.conv./gedn.reconv.] tot op heden begroot op € 563,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.11.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. ] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling;
5.12.
verklaart de veroordelingen onder 5.10 en 5.11 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.