ECLI:NL:RBGEL:2022:6738

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
10188655
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag op staande voet en loonstop bij ziekte van werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoekster, en haar werkgever, aangeduid als verweerster. Verzoekster was sinds 16 maart 2020 in dienst bij verweerster als verkoopster, maar werd op 24 mei 2022 arbeidsongeschikt door ziekte. Verweerster heeft de loonbetaling stopgezet per 7 september 2022 en op 15 september 2022 heeft verweerster verzoekster op staande voet ontslagen. Verzoekster heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om verklaringen voor recht dat zowel de loonstop als het ontslag onterecht waren en dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd zonder dat haar een verwijt kan worden gemaakt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat verweerster de loonstop niet rechtsgeldig heeft opgelegd, omdat er geen voldoende medische onderbouwing was voor de stelling dat verzoekster haar genezing zou hebben belemmerd door nevenactiviteiten als DJ. Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat verweerster niet onverwijld heeft gehandeld. De kantonrechter concludeerde dat er geen dringende reden was voor het ontslag en dat verzoekster geen verwijt kon worden gemaakt van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft verweerster veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris, een gefixeerde schadevergoeding, een billijke vergoeding en een beëindigingsvergoeding. Tevens is bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10188655 \ HA VERZ 22-137 \ 53854
uitspraak van 5 december 2022
beschikking
in de zaak van
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
gemachtigde: mr. M.L. Starreveld te Doesburg
en
de vennootschap naar buitenlands recht
[verweerster] .
gevestigd te [vestigingsplaats]
verwerende partij
gemachtigde: mr. M. Gerritsen te Amersfoort
Partijen worden hierna ‘
[verzoekster]’ en ‘
[verweerster]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 8 november 2022 met producties 1 t/m 19;
- het gewijzigde verzoekschrift van 21 november 2022;
- het verweerschrift van 22 november 2022.
1.2.
Desgevraagd hebben partijen laten weten af te zien van een mondelinge
behandeling.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] is op 16 maart 2020 in dienst getreden bij [verweerster] en was laatstelijk werkzaam als Verkoopster op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een arbeidsomvang van 30 uur per week. Haar salaris bedroeg € 1.483,39 bruto per maand exclusief 8% vakantiebijslag.
2.2.
Sinds 24 mei 2022 is [verzoekster] ten gevolge van ziekte arbeidsongeschikt voor de bedongen arbeid. [verweerster] heeft de loonbetaling tijdens ziekte stopgezet per 7 september 2022.
2.3.
Op 15 september 2022 is [verzoekster] op staande voet ontslagen.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoekster] verzoekt een drietal verklaringen voor recht die – kort samengevat – erop neerkomen dat zowel (i) de loonstop per 7 september 2022 als (ii) het ontslag op staande voet op 15 september 2022 niet rechtsgeldig zijn en (iii) dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 15 september 2022 zonder dat [verzoekster] daarvan een verwijt kan worden gemaakt.
3.2.
Omdat [verzoekster] berust in het einde van de arbeidsovereenkomst verzoekt zij verder dat de kantonrechter [verweerster] bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling aan [verzoekster] van:
1. bruto aan salaris (inclusief vakantiebijslag) over de periode 7 september 2022 tot 15 september 2022;
2. € 2.403,90 bruto aan gefixeerde schadevergoeding;
3. € 500,00 bruto aan billijke vergoeding;
4. € 835,50 bruto aan beëindigingsvergoeding, waarin de transitievergoeding geacht wordt te zijn opgenomen.
3.3.
[verweerster] refereert zich aan het oordeel van de kantonrechter en acht de verzochte bedragen redelijk en passend.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verklaring voor recht: loonstop
4.1.
[verweerster] heeft de loonbetaling op 7 september 2022 gestaakt, omdat [verzoekster] door het buiten werktijd verrichten van activiteiten als DJ haar genezing zou hebben belemmerd of vertraagd zoals bedoeld in artikel 7:629 lid 3 sub b van het Burgerlijk Wetboek (‘
BW’).
4.2.
De kantonrechter stelt vast dat [verweerster] de reden voor de loonsanctie (het belemmeren of vertragen van genezing) niet heeft onderbouwd met een specifiek daarop gericht (medisch) oordeel van de bedrijfsarts. Daardoor is niet komen vast te staan dat [verzoekster] met haar activiteiten haar genezing zou hebben belemmerd of vertraagd. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [verzoekster] haar recht op loon zoals bedoeld in artikel 7:629 lid 1 BW niet heeft verloren en dat de loonstop niet rechtsgeldig was.
Verklaring voor recht: ontslag op staande voet
4.3.
Op 9 september 2022 heeft [verweerster] [verzoekster] nader gehoord over haar activiteiten als DJ en is verder ter sprake gekomen dat [verweerster] vraagtekens stelde bij de activiteiten van [verzoekster] als influencer op social media. Nadat [verzoekster] tijdens het gesprek had laten weten niet te willen stoppen met haar nevenactiviteiten, heeft de advocaat van [verweerster] diezelfde dag nog per brief aan [verzoekster] laten weten dat
[verweerster] de arbeidsovereenkomst wilde beëindigen. Aan [verzoekster] is tegelijkertijd een beëindigingsovereenkomst aangeboden met het verzoek die binnen drie werkdagen ondertekend te retourneren. Daarbij werd aan [verzoekster] medegedeeld dat als zij niet (tijdig) akkoord zou gaan met de aangeboden beëindigingsovereenkomst, zij op staande voet zou kunnen worden ontslagen. [verzoekster] heeft niet ingestemd met de aangeboden beëindigingsovereenkomst.
4.4.
[verweerster] heeft [verzoekster] op 15 september 2022 op staande voet ontslagen. Behalve de reeds op 7 september 2022 bekende DJ-activiteiten en de op 9 september 2022 al besproken activiteiten als influencer, heeft [verweerster] aan dit ontslag op staande voet verder nog ten grondslag gelegd dat [verzoekster] als model activiteiten zou hebben verricht.
4.5.
[verweerster] was op 9 september 2022 al bekend met het gegeven dat [verzoekster] buiten werktijd actief was als DJ en als influencer, maar heeft gewacht tot 15 september 2022 met het geven van een ontslag op staande voet. Voor zover de dringende reden mede is gevormd door die gedragingen, is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet voor wat betreft die gedragingen niet onverwijld is gegeven. Door bijna een hele week te laten passeren alvorens de arbeidsovereenkomst mede op te zeggen op grond van de activiteiten als DJ en als influencer, terwijl die reeds op 9 september 2022 bekend waren en [verweerster] juridisch werd bijgestaan door haar advocaat en [verzoekster] ook al was gehoord, heeft [verweerster] de arbeidsovereenkomst voor wat betreft die gedragingen niet onverwijld opgezegd, althans waren die gedragingen blijkbaar niet subjectief dringend genoeg voor [verweerster] . [1]
4.6.
Uit de ontslagbrief van 15 september 2022 blijven dan alleen nog het modellenwerk en – in algemene zin – het grovelijk veronachtzamen van de plichten uit de arbeidsovereenkomst (artikel 7:678 lid 2 sub k BW) over als onderbouwing van de dringende reden. Gelet op hetgeen [verzoekster] heeft aangevoerd over het karakter van haar modellenwerk levert het verrichten van dergelijke activiteiten buiten werktijd geen dringende reden op. Nu geen van de nevenactiviteiten van [verzoekster] kunnen bijdragen aan de dringende reden, is de kantonrechter van oordeel dat ook geen sprake kan zijn van het grovelijk veronachtzamen van de plichten uit de arbeidsovereenkomst, zodat ook dat niet kan bijdragen aan de dringende reden.
4.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwegen is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is geweest van een dringende reden, zodat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven. Het ontslag als zodanig blijft overigens wel in stand, omdat [verzoekster] berust in de opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Verklaring voor recht: geen verwijt
4.8.
[verzoekster] heeft in haar petitum opgenomen dat zij de kantonrechter verzoekt om het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op 15 september 2022, waarbij iedere vorm van schuld met betrekking tot het eindigen van het dienstverband aan de zijde van [verzoekster]
ontbreekt.
4.9.
Omdat de arbeidsovereenkomst reeds is geëindigd op 15 september 2022, kan de kantonrechter geen datum bepalen voor het einde van de arbeidsovereenkomst. Hooguit kan de kantonrechter bevestigen dat de arbeidsovereenkomst op 15 september 2022 is geëindigd door het gegeven ontslag op staande voet en de berusting van [verzoekster] . Het overige gedeelte van het verzoek begrijpt de kantonrechter zo dat [verzoekster] een verklaring voor recht wil waaruit blijkt dat dat haar geen verwijt treft van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
4.10.
Hiervoor is reeds geoordeeld dat geen sprake was van een dringende reden om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Omdat ook geen sprake is van een andere situatie zoals bedoeld in artikel 7:671 lid 1 BW, had [verweerster] de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] niet mogen opzeggen. Dat [verzoekster] ervoor heeft gekozen om de kantonrechter te verzoeken om een billijke vergoeding toe te kennen in plaats van een vernietiging van de opzegging kan [verzoekster] niet worden verweten. Temeer nu partijen het erover eens zijn dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [verzoekster] geen verwijt kan worden gemaakt van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Loonvordering
4.11.
[verzoekster] verzoekt om toekenning van € 369,68 bruto aan salaris (inclusief vakantiebijslag) over de periode van 7 september 2022 tot 15 september 2022. Omdat [verweerster] ten onrechte de loonbetaling tijdens ziekte heeft stopgezet per 7 september 2022 en [verweerster] in haar verweerschrift heeft laten weten het gevraagde bedrag aan achterstallig salaris redelijk en passend te vinden, zal de kantonrechter dit bedrag toewijzen als achterstallig salaris (inclusief vakantiebijslag).
Gefixeerde schadevergoeding
4.12.
[verzoekster] verzoekt om toekenning van € 2.403,90 bruto aan gefixeerde schadevergoeding. Omdat [verweerster] in haar verweerschrift heeft laten weten het gevraagde bedrag redelijk en passend te vinden, zal de kantonrechter ervan uitgaan dat het door [verzoekster] gevraagde bedrag gelijk is aan het gederfde loon van [verzoekster] zoals bedoeld in artikel 7:672 lid 11 BW en zal de kantonrechter dat bedrag toewijzen als vergoeding voor de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst.
Billijke vergoeding
4.13.
[verzoekster] verzoekt om toekenning van € 500,00 bruto als billijke vergoeding. Omdat [verweerster] heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW, staat vast dat [verzoekster] aanspraak kan maken op de billijke vergoeding van artikel 7:681 lid 1 sub a BW. Omdat partijen het erover eens zijn dat het gevraagde bedrag van € 500,00 redelijk en passend is voor wat betreft de hoogte van de billijke vergoeding, zal de kantonrechter dit bedrag toewijzen als billijke vergoeding.
Beëindigingsvergoeding inclusief transitievergoeding
4.14.
[verzoekster] verzoekt ten slotte € 835,50 bruto aan beëindigingsvergoeding, waarin de transitievergoeding geacht wordt te zijn opgenomen. Partijen zijn het erover eens dat [verzoekster] aanspraak heeft op een beëindigingsvergoeding van € 835,50 bruto, inclusief de transitievergoeding. [verweerster] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding.
Proceskosten
4.15.
Gelet op de uitkomst van de zaak en het verzoek van [verzoekster] om de proceskosten tussen partijen te compenseren, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
verklaart voor recht dat de loonstop vanaf 7 september 2022 die [verweerster] heeft opgelegd aan [verzoekster] niet rechtsgeldig was wegens het ontbreken van voldoende grond voor het opleggen van een loonstop;
5.2.
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet met ingang van 15 september 2022 niet rechtsgeldig was wegens het ontbreken van een dringende reden;
5.3.
verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op 15 september 2022 wegens berusting van [verzoekster] in beëindiging van de arbeidsovereenkomst en dat [verzoekster] geen verwijt treft met betrekking tot het eindigen van het dienstverband;
5.4.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van € 369,68 bruto aan achterstallig salaris van 7 september 2022 tot 15 september 2022;
5.5.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van € 2.403,990 bruto aan vergoeding over de niet in acht genomen opzegtermijn door de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst;
5.6.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van een billijke vergoeding van € 500,00 bruto;
5.7.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoekster] van een beëindigingsvergoeding van € 835,50 bruto;
5.8.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2022.

Voetnoten

1.HR 22 april 1983 (concl. A-G M.R. Mok, rov. 3),