In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, die een biologisch fruitteeltbedrijf exploiteert, en Liander N.V. De eiseres vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat de vernietiging van een bindend advies door Liander geen rechtsgevolg had en dat Liander een schadevergoeding van € 579.768,29 diende te betalen, vermeerderd met rente en proceskosten. De achtergrond van de zaak betreft een deelbouwovereenkomst tussen de eiseres en de eigenaar van de percelen grond, die door Liander nodig waren voor de uitbreiding van een transformatorstation. Na onderhandelingen werd een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin werd afgesproken dat de vergoeding voor het gebruik van de grond door deskundigen zou worden vastgesteld. Liander heeft echter het bindend advies vernietigd, wat leidde tot deze procedure.
De rechtbank oordeelde dat de vernietiging van het bindend advies door Liander niet rechtsgeldig was, omdat er onvoorziene omstandigheden waren die niet in het bindend advies waren meegenomen. De rechtbank stelde vast dat de schikking tussen de eiseres en de eigenaar van de grond, die na de vaststellingsovereenkomst tot stand was gekomen, invloed had op de hoogte van de schadeloosstelling. De rechtbank concludeerde dat de gebondenheid van Liander aan het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was, en vernietigde het bindend advies. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de eiseres recht had op een vergoeding, die opnieuw door bindend advies moest worden vastgesteld. De proceskosten werden toegewezen aan Liander, die als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.