ECLI:NL:RBGEL:2022:6722

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
05/881550-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de tbs-maatregel en afwijzing van de vordering tot verpleging van overheidswege

Op 2 december 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak van de terbeschikkinggestelde [betrokkene], die in 2019 was veroordeeld voor seksuele handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tbs-maatregel met twee jaar te verlengen toegewezen, maar de vordering tot verpleging van overheidswege afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er zorgen waren over het gedrag van betrokkene, er geen acuut gevaar voor de samenleving was en dat hij zich actief inzette voor zijn therapieën. De rechtbank benadrukte dat de incidenten die zich hadden voorgedaan, niet direct delictgerelateerd waren en voortkwamen uit de diepgewortelde persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene. De rechtbank besloot dat de behandeling binnen het huidige kader moest worden voortgezet, met de hoop dat betrokkene het vertrouwen dat in hem werd gesteld niet zou beschamen. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van betrokkene en de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/881550-18
Datum uitspraak: 2 december 2022
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene]

geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ( [land] ),
verblijvende in FPC Van der Hoevenkliniek (Kortdurend Klinische Behandeling), Utrecht
raadsman: mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage.

Procedure

Betrokkene is op 19 september 2019 bij vonnis van de rechtbank Gelderland veroordeeld wegens het verrichten van seksuele handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen, met iemand beneden de twaalf jaren (artikel 244 Sr) tot een gevangenisstraf van vijftien maanden met aftrek, waarbij ook terbeschikkingstelling met voorwaarden is opgelegd. Deze maatregel is ingegaan op 8 november 2020.
Bij vordering van 7 oktober 2022, heeft de officier van justitie gevorderd dat de maatregel wordt verlengd met twee jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie op 4 november 2022 gevorderd dat de rechtbank alsnog een bevel tot verpleging van overheidswege zal geven.

Het onderzoek ter terechtzitting

Ter zitting van 18 november 2022 zijn gehoord:
 betrokkene;
 zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester;
 namens het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering: [naam 1] en [naam 2] , toezichthouders;
 [deskundige 2] , GZ-psycholoog en hoofd behandeling KKB van de Van der Hoevenkliniek;
 [deskundige 3] , forensisch psychiater;
 de officier van justitie, mr. A.C. Waterman.
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken:
 het vonnis van de rechtbank Gelderland van 19 september 2019;
 een brief van GGZ Drenthe (FPK Assen) van 15 oktober 2019;
 een ontslagbrief van FPC van der Hoevenkliniek van 8 augustus 2022;
 het verlengingsadvies Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering van 4 oktober 2022 met bijlagen;
 het aanvullend verlengingsadvies van 25 oktober 2022;
 de psychiatrische rapportage van [deskundige 3] van 13 november 2022;
 een ongedateerde brief van betrokkene.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vorderingen toegelicht. Betrokkene doet zijn best, maar heeft meermaals het vertrouwen beschaamd door heimelijk gedrag. De behandelaars en de reclassering zien er geen heil meer in en voortzetting van de huidige situatie is onverantwoord gezien de noodzakelijke beveiliging van de samenleving.

Het standpunt van betrokkene

Betrokkene heeft erkend dat hij niet altijd open en eerlijk is geweest, maar heeft er ook op gewezen dat hij de afgelopen periode grote voortuitgang heeft geboekt en al veel meer dan vroeger in staat is zich aan mensen te binden. Hij is ook, na aankondiging van de Van der Hoevenkliniek dat zij gaan stoppen met de behandeling, blijven doorgaan met de nog steeds aangeboden therapieën en krijgt ook steun van de behandelaars.
De raadsman heeft gewezen op de zeer nadelige gevolgen van omzetting waardoor betrokkene zou worden teruggeworpen in de behandeling. Hij heeft zich gerefereerd ten aanzien van de verlenging, maar is gekant tegen omzetting in tbs met verpleging.

De beoordeling van de vorderingen

Aan de gedragskundige rapportages wordt het volgende ontleend.
De gedragskundige problematiek en het indexdelict
Betrokkene is reeds in 2010 en 2015 veroordeeld wegens zedendelicten met minderjarigen. Vanaf die tijd staat hij onder ambulante behandeling. Tijdens deze behandeling wordt in 2018 het indexdelict gepleegd: seksuele handelingen met een meisje van 11½ jaar, met wie hij al een tijdje contact had via social media. Hiervoor wordt in 2019 de onderhavige terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd.
Betrokkene heeft een bijzonder moeilijke en belaste ontwikkeling als kind meegemaakt. In de steek gelaten door moeder, terwijl vader nooit in beeld is geweest, werd hij ‘opgevoed’ door familieleden en in tehuizen en werd hij intussen wel seksueel misbruikt, mishandeld en gedwongen zich te prostitueren, om te overleven. Op zijn 10e werd hij geadopteerd en vond hij bij zijn adoptieouders eindelijk een thuis met geborgenheid.
Deze eerste, traumatische levensjaren zijn wel vormend geweest voor zijn verdere ontwikkeling. Hij heeft namelijk een ernstige scheefgroei in zijn normen en waarden ontwikkeld en hij heeft een geseksualiseerde interactie aangeleerd, waarbij sprake is van een onvoldoende gewetensontwikkeling of een scheefgroei daarin en hij wordt in zijn driften in de richting van zijn parafiele stoornis onvoldoende geremd. Ten grondslag aan deze verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling ligt een ernstige hechtingsproblematiek, die rechtstreeks is terug te voeren op de traumatische ontwikkelingen in zijn jeugd. Deze hechtingsproblematiek en bindingsangst brengen mee dat hij grote moeite heeft met vertrouwen stellen in anderen én geloven dat anderen vertrouwen hebben in hem, zo heeft hij ter zitting verklaard.
“Betrokkene heeft vanuit zijn persoonlijkheidspathologie een duidelijke behoefte aan prikkeling en contact met anderen en heeft vanuit deze behoefte via Instagram contact opgenomen met het slachtoffer. Hierbij liet betrokkene zich vanuit zijn eigen gewetensvorming en sterke zelfgerichtheid niet remmen door de mogelijkheid dat het slachtoffer minderjarig was en mogelijk negatieve gevolgen zou kunnen ondervinden van het contact met hem. Hij dacht alleen aan zijn eigen behoeftes en niet aan de behoeftes of gevaren voor het slachtoffer en aan het potentieel strafbare karakter van hetgeen hij deed. Seksualiteit is voor hem instrumenteel en hij zoekt daar zelfbevestiging in.” [1]
Er kan gesproken worden van een evident zwakke persoonlijkheidsstructuur met als centrale kenmerken een lacunaire gewetensfunctie, een (zeer) kwetsbaar zelfbeeld, zwakke ik-functies (in het bijzonder de angst- en frustratietolerantie, impulscontrole, de directe behoeftebevrediging, de afweermechanismen en vermogen tot mentaliseren) en het vermogen tot het aangaan en onderhouden van wederkerige vriendschappelijke en intieme relaties. Deze zwakke persoonlijkheidsstructuur kan in classificerende zin worden beschreven als een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met overwegend antisociale (lacunaire gewetensfunctie) en narcistische (overwaardig zelfbeeld, krenkbaar en gebrek aan empathie) trekken. Daarnaast is er sprake van een andere gespecificeerde parafiele stoornis met een voorkeur voor tienermeisjes. Betrokkene heeft niet geleerd om gelijkwaardige, volwassen relaties met leeftijdsgenoten aan te gaan en te onderhouden, maar heeft vooral eenzijdig gebruik gemaakt van tienermeisjes als bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften en ter bevestiging van zijn kwetsbare zelfbeeld. [2] Daarnaast is er sprake van PTSS.
Het verloop van de verpleging
Betrokkene is naar aanleiding van het indexdelict in november 2020 opgenomen in de Van der Hoevenkliniek, afdeling Klinische Kortdurende Behandeling (KKB). Dat laatste, zo is gebleken ter zitting, hield vooral verband met het feit dat sprake was van terbeschikkingstelling met voorwaarden. Het behandelprogramma van de afdeling KKB waar hij nu verblijft, kenmerkt zich door een hoge behandelintensiteit en relatief hoge doorstroom, met een intensief groepsgericht en multidisciplinair karakter. [3]
Tijdens het verblijf hier hebben zich twee incidenten voorgedaan, die (mede of vooral) aanleiding zijn geweest voor de vordering tot omzetting in tbs met verpleging.
- In september 2021 blijkt dat hij een jonge vrouw die hij al langer kent, begin 20, onder druk heeft gezet om via social media contact te blijven houden met hem; zo niet, dan zou hij haar ouders vertellen over haar contact met een tbs-er en dat ze (een aantal jaar geleden) seks hebben gehad. In reactie hierop wordt het onbegeleid verlof tijdelijk stopgezet.
- In juli 2022 blijkt dat in strijd met de afspraken betrokkene al sinds januari 2022 toch gebruik maakt van social media (LinkedIn) en een onbekend emailadres had.
“Tijdens de behandeling van [betrokkene] doen zich twee significante incidenten voor waarin heimelijkheid en regelovertredend gedrag een grote rol spelen, waarnaast hij zich vaker schuldig maakt aan ruis, onbetrouwbaarheid en samenwerkingsproblemen. (…) De dynamiek die de heer wegzet omtrent de incidenten en gedurende zijn lopende behandeling worden onder meer gekenmerkt door een moeizame samenwerking met het behandelingsteam; een voortdurend verwijten maken naar groepsleiding; de ander ter verantwoording roepen voor gedrag waar hij zichzelf schuldig aan maakt; het onvoldoende nakomen van afspraken; het bij tijden creëren van een negatieve sfeer op de afdeling, en een onvoldoende ontwikkeling op de dynamische risicofactoren. Het behandelingsteam concludeert dat zij te weinig mogelijkheden ziet om - in het licht van het huidige kader, het behandelverloop tot dusver en het hoge risicoprofiel - met de heer binnen redelijke termijnen toe te werken naar een passende uitstroomroute. Derhalve wordt de behandeling stopgezet en de opdracht teruggegeven aan reclassering.” [4]
Een en ander is voor de behandelaren in de Van der Hoevenkliniek aanleiding voor de conclusie dat er onvoldoende basis is om de behandeling in deze context voort te zetten.
“Gelet op het behandelverloop - waarbij ingezette behandel- en resocialisatie interventies onvoldoende effect sorteren - wordt het terugdringen van het recidiverisico binnen de context van het behandelkader op de KKB niet langer haalbaar geacht. Ofschoon [betrokkene] zich heeft ingezet voor de door hem genoten (groeps)therapieën en hij bepaalde therapeuten veel waardering en kunde toedicht, blijft substantiële gedragsverandering uit en blijken meerdere probleemgebieden onvoldoende bewerkt.” [5]
De aanleiding voor de behandelaars van de Van der Hoevenkliniek en, in het voetspoor daarvan, de reclassering, om de opdracht terug te geven en te concluderen dat de lopende maatregel moet worden omgezet in een maatregel met bevel tot verpleging, is, naast een algemeen gevoel van twijfel dat hetgeen betrokkene zegt te leren van de behandeling daadwerkelijk wordt geïnternaliseerd, gelegen in de twee hiervoor beschreven incidenten: het onder druk zetten van een jongvolwassen vrouw uit zijn kennissenkring om niet het contact met hem te verbreken en het heimelijk actief zijn op LinkedIn gedurende enige tijd.
Het toekomstperspectief vanuit de visie van de behandelaren
De reclassering beschrijft in het rapport van 4 oktober 2022 dat hoewel betrokkene enerzijds zijn best doet mee te werken aan behandeling om de diepgewortelde hechtings- en persoonlijkheidsproblematiek op te lossen, blijkt in de praktijk dat hij soms tegen zijn eigen grenzen aanloopt en zich niet kan voegen naar de regels van de behandelaren om zijn gedrag bij te sturen, hetgeen ertoe heeft geleid dat hij enkele malen ‘heimelijke’ acties heeft ondernomen buiten medeweten van de behandelaren. Meerdere herstelgesprekken en waarschuwingen hebben niet geleid tot verbetering en inmiddels komen de behandelaren tot de conclusie dat sprake is van een “onbetrouwbare behandelrelatie” die voortzetting van het huidige kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden in de KKB setting van de Van der Hoevenkliniek onmogelijk maakt. De reclassering heeft onderzocht of de behandeling zou kunnen worden voortgezet in een andere kliniek, maar zowel FPK Assen als FPC Rooyse Wissel zijn van mening dat een relatief kortdurende behandeling met snelle uitstroomperspectieven, zoals die horen bij een tbs met voorwaarden, niet haalbaar zijn om recidive, ook op de lange termijn, te voorkomen. Er is meer toezicht en controle nodig en een langere behandelperiode om effectief te kunnen werken aan de persoonlijkheidsproblematiek en traumaverwerking. [6]
[deskundige 2] , Hoofd behandeling KBB bij de Van der Hoevenkliniek heeft verklaard dat er sprake is van een moeilijk te doorbreken patroon, mede gelet op de vele behandelingen die hij reeds doorlopen heeft waarbij substantiële gedragsverandering uitblijft. Dat neemt niet weg dat betrokkene ook kwaliteiten heeft en dat er ook sympathie voor hem is. Het patroon van zijn eigen gang gaan is hardnekkig gebleken. Het recidiverisico blijft onverminderd aanwezig, wat hij zelf niet als zodanig onderschrijft. [7] Dit heeft zij ter zitting bevestigd.
Psychiater [deskundige 3] schrijft in zijn rapport over de prognose het volgende:
“De behandeling van betrokkene is in een patstelling terechtgekomen. De rode lijn is dat vanuit risicoperspectief klinische behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet als haalbaar wordt geacht. Hiervoor is betrokkene te veel zijn eigen gang gegaan, is hij onvoldoende open geweest en heeft hij heimelijk gedrag laten zien, waarmee hij het vertrouwen verloren heeft. Daarnaast is een groot probleem dat betrokkene mogelijk wel cognitief inzicht heeft verworven in zijn problematiek, maar dat dit als nauwelijks affectief doorleefd in het contact naar voren komt. Grootste uitdagingen in de behandeling zijn in ieder geval zijn beperkte vermogen om daadwerkelijk doorleefde volwassen relaties met anderen aan te gaan, zijn lacunaire gewetensfunctie en hiermee gepaard gaande gebrekkige empathie, zijn krenkbaarheid en hiermee gepaard gaande zelfoverschatting en de moeilijk te doorbreken overmatige seksuele behoefte (waarvan thans weinig zichtbaar is). De enige mogelijkheid om de bestaande patronen bij betrokkene te doorbreken is – hoe treurig ook na jarenlange behandeling in diverse settingen – een langdurige en intensieve klinische forensische setting met een grote mate van toezicht en controle (in ieder geval vanaf het begin). Gezien voorgaande is de verwachting dat een behandeltraject zoals beschreven nog diverse jaren vergt. Dit is niet haalbaar in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, maar vergt (helaas) klinische behandeling in een forensisch psychiatrisch centrum in het kader van een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege.” [8]
De beoordeling door de rechtbank
Uit het voorgaande blijkt onmiskenbaar dat de behandelaren en de externe rapporteur weinig heil zien in voortzetting van de huidige situatie en koersen op een omzetting in terbeschikkingstelling met verpleging. Dat is niet onbegrijpelijk, mede gezien de lange duur dat betrokkene reeds, zij het lange tijd in ambulant kader, wordt behandeld en dat er nog steeds een substantieel recidiverisico wordt gezien en dat hij nog steeds niet volledig open is over zijn handelen.
En toch zal de rechtbank deze adviezen niet volgen. De handelingen die betrokkene – terecht – worden kwalijk genomen, zijn strikt genomen niet rechtstreeks delictgerelateerd. Naar het zich laat aanzien hangen deze, en andere overschrijdingen van de regels en afspraken, nauw samen met de ernstige en diepgewortelde persoonlijkheidsproblematiek, terug gaand op de traumatische jeugdervaringen en de daaruit voortvloeiende hechtingsproblemen. Het is voor betrokkene soms gemakkelijker om dingen, waarvan hij denkt dat ze geen kwaad kunnen, heimelijk te doen, buiten de behandelaars om, dan om hen in vertrouwen te nemen. Vertrouwen is een probleem voor hem, accepteren dat anderen hem vertrouwen evenzeer, zo heeft hij ook zelf ter zitting verklaard.
Er is geen enkel incident gemeld dat duidt op een acuut gevaar voor kwetsbare personen in de samenleving (in de context van betrokkenes delictgeschiedenis) en ook niet op gevaar voor veiligheid en orde binnen de kliniek waar hij verblijft. Integendeel, betrokkene laat een actieve inzet zien voor zijn therapieën, werk, toneel en sport. Hij is goed in contact met behandelaars en medepatiënten. In die zin onderscheidt onderhavige casus zich van andere zaken waarbij omzetting van terbeschikkingstelling met voorwaarden in terbeschikkingstelling met verpleging wordt gevorderd, waarbij dan sprake is van acuut delictgevaar of onhanteerbare risico’s voor de orde en veiligheid binnen de instelling, waardoor een dergelijke omzetting onvermijdelijk lijkt te zijn.
Bij deze beslissing neemt de rechtbank nadrukkelijk in overweging wat de consequenties zouden zijn van een omzetting in terbeschikkingstelling met verpleging. Volgens de geldende procedures zou betrokkene waarschijnlijk worden geplaatst in een FPC (tbs-kliniek) met de hoogste mate van beveiliging. Omdat er echter sprake is van een capaciteitsgebrek, zou hij allereerst worden opgesloten in een huis van bewaring in afwachting van een plaats in een (andere) kliniek. Dat kan maanden duren. [9] In een nieuwe FPC zou, na een intake, observatie en diagnostiek, de behandeling opnieuw worden aangevangen. De vraag komt dan op wat realiter het verschil zou zijn met de huidige situatie. Betrokkene verblijft immers al in een gesloten setting (KKB) binnen de Van der Hoevenkliniek en nog niet zo lang, nauwelijks twee jaar. Wat is dan effectief het verschil met een overplaatsing in het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging, zo heeft de rechtbank zich afgevraagd.
Ter zitting werd door de deskundigen gezegd dat één van de problemen was dat de huidige verblijfsafdeling KKB een relatief hoge doorstroom van patiënten kent, wat wellicht voor onrust zorgt voor betrokkene. De reclassering heeft gepoogd betrokkene onder te brengen in een andere kliniek nadat de Van der Hoevenkliniek had aangegeven geen heil te zien in voortzetting van de behandeling. FPK Assen en FPC Rooyse Wissel hebben opname van betrokkene in het huidige kader afgewezen. Kennelijk zijn andere instellingen niet gevraagd dan wel niet bereid gevonden betrokkene op te nemen, als het al noodzakelijk is hem te verplaatsen naar een andere kliniek. Een andere afdeling van de Van der Hoevenkliniek, met minder doorstroom en een minder hoge behandeldruk, is kennelijk nog niet in beeld geweest. Wellicht verdient dat nog overweging.
Gezien de zeer vergaande consequenties die een bevel tot verpleging zou hebben, in relatie tot de problematiek van betrokkene en de aan de vordering ten grondslag liggende incidenten, is de rechtbank er niet van overtuigd dat omzetting van de huidige maatregel op dit moment de meest wijze beslissing is. Die vordering wordt daarom afgewezen. Het enkele feit dat veroordeelden met terbeschikkingstelling met voorwaarden normaliter kennelijk worden geplaatst op afdelingen die zijn gericht op een relatief kortdurende behandeling met snelle uitstroomperspectieven en een hoge doorstroom van patiënten enerzijds en een casus waarbij dit ten aanzien van een individuele patiënt kennelijk niet lijkt te werken volgens het gangbare perspectief, betekent niet dat dan maar het wettelijke behandelkader moet worden aangepast, met alle gevolgen van dien.
De rechtbank gaat er van uit dat de behandeling van betrokkene wordt voortgezet binnen het huidige kader, liefst ook binnen de huidige setting. Duidelijk is dat betrokkene een goed contact heeft met een aantal behandelaren / therapeuten binnen de KKB. De rechtbank hoopt dat de behandeling in dit kader kan worden bestendigd, maar geeft aan betrokkene wel mee dat het primair aan hem is om het in hem gestelde vertrouwen niet opnieuw te beschamen. Het is aan hem om voortzetting van de behandeling in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden tot een succes te maken.
Het moge zo zijn dat twee instellingen betrokkene hebben afgewezen, het is aan de minister om dan een andere plek te vinden voor hem, indien de Van der Hoevenkliniek volhardt in een afwijzing van verdere behandeling. De minister heeft immers alle verantwoordelijkheid voor plaatsing in forensische zorginstellingen naar zich toe getrokken bij de invoering van de wet forensische zorg, waarbij kan worden gewezen op art. 6.1 Wfz.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd in verband met een veroordeling voor een misdrijf dat gericht was tegen of gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer perso(o)n(en).
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist en wel met twee jaar.

De beslissing

De rechtbank:
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] met
twee jaren;
wijst afde vordering tot alsnog verpleging van overheidswege.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. A.J.H. Steenweg en mr. J.M. Breimer, als rechters in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2022.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.[deskundige 3] 2022, p. 5-6, citerend uit PJ rapportages van 2019 (verklaring delictgedrag).
2.[deskundige 3] 2022, p. 24.
3.Ontslagbrief Van der Hoeven kliniek, p. 1.
4.Ontslagbrief Van der Hoevenkliniek, p. 3.
5.Ontslagbrief van der Hoevenkliniek , p. 9.
6.Reclassering 4 oktober 2022, p. 2-3.
7.Aangehaald in [deskundige 3] 2022, p. 21.
8.[deskundige 3] 2022, p. 31.
9.Kamerbrief 26 november 2022, TK 33628, nr 85.