2.7.Bij brief van 31 januari 2022 heeft de gemachtigde van [verzoekende partij] [verwerende partij] onder meer als volgt bericht:
“(…) Cliënte had goed contact met de heer [betrokkene 2] van [verwerende partij] en in gesprekken met hem is besloten een samenwerking aan te gaan. Helaas is van samenwerking niet gebleken. Cliënte is min of meer gedwongen haar onderneming [naam gezinshuis] om niet over te dragen, terwijl dit proces van overname een jaar tijd in beslag heeft genomen, waarbij cliënte verantwoordelijk is gehouden voor het door blijven betalen van de personele en overige lasten. Dit was voor haar niet op te brengen.
Cliënte is vervolgens aangeboden om bij [verwerende partij] in dient te treden in de functie van ‘coördinator zorg en begeleiding in de ruimste zin voor de duur van 16 uur per week, terwijl cliënte meer dan 60 uur per week moet werken, omdat zij in het gezinshuis woont en de cliënten dag en nacht een beroep op haar doen. Daarvan is te meer sprake als er geen ander personeel aanwezig is en dat komt helaas steeds vaker voor. Thans is er sprake van een overeenkomst voor bepaalde tijd tot en met oktober 2022.
Helaas is cliënte in november 2021 arbeidsongeschikt geraakt vanwege een besmetting met COVID-19. Bij cliënte is long covid vastgesteld, waardoor zij tot op heden volledig arbeidsongeschikt is. (…) Ondanks de volledige arbeidsongeschiktheid van cliënte ziet zij zich wel genoodzaakt om te werken, omdat zij in het gezinshuis woont en de cliënte een beroep op haar blijven doen. Cliënte heeft daarnaast ook een zo’n goede band met en invloed op de cliënte dat zij ook niet anders kan dan deze kwetsbare mensen te begeleiden en te ondersteunen. Zij is simpelweg begaan met het lot van deze mensen.
Ondanks dat cliënte veel meer uren moet werken dan overeengekomen is en cliënte aantoonbaar onderbetaald wordt, wordt van haar gevergd een bijdrage te leveren in de woonlasten en de kosten voor voeding. Cliënte is door u verplicht om € 600,00 per maand aan vermeende huur te betalen en daarnaast een bedrag van € 262,50 per maand te voldoen als bijdrage in de voedingskosten per maand. Daarnaast stelt u nog een vordering op cliënte te hebben ter hoogte van ruim € 10.000,00 in het kader van een overname van de onderneming. Het behoeft geen betoog dat cliënte deze lasten niet kan dragen met haar beperkte inkomen.
Daar komt nog eens bij dat cliënte de laatste tijd moet ervaren dat er alles aan gedaan wordt om haar in diskrediet te brengen. Cliënte ontvangt van u brieven, waarin gesteld wordt dat de kwaliteit van de zorg niet goed meer zou zijn en dat cliënte zich schuldig zou hebben gemaakt aan fraude, waarbij niet geschroomd wordt om te dreigen met ontslag. Ook wordt cliënte verboden te praten over kwesties, die haar bezighouden, en daarmee wordt ze min of meer monddood gemaakt.
Hier komt nog eens bij dat cliënte het overeengekomen loon niet meer tijdig ontvangt. Cliënte heeft haar salaris over januari 2022 te laat ontvangen, maar de eindejaarsuitkering en de zogenaamde corona-bonus heeft cliënte nog niet mogen ontvangen. U meent een en ander te kunnen verrekenen, terwijl hiervoor geen basis bestaat (…).
Na bestudering van de stukken lijkt er in onderhavig geval sprake te zijn van economische uitbuiting. Ik zal dit toelichten:
-
Cliënte is in een afhankelijke positie gebracht. Ze woont en werkt in het gezinshuis;
-
Cliënte heeft een arbeidsovereenkomst van 16 uur per week, maar wordt geacht gemiddeld meer dan 60 uur per week te werken;
-
Cliënte is gedwongen haar onderneming om niet over te dragen, terwijl de vaste lasten een tijdlang aan haar zijn doorbelast;
-
Cliënte is gedwongen € 600,00 per maand voor een kleine woonruimte te betalen en daarnaast € 262,50 per maand te voldoen als bijdrage in de kosten van voeding;
-
Cliënte wordt tijdens haar arbeidsongeschiktheid niet met rust gelaten, maar arbeidsrechtelijke onheus bejegend en gedreigd met ontslag;
-
Het overeengekomen loon wordt niet doorbetaald met een onterecht beroep op verrekening.
Namens cliënte sommeer ik u het overeengekomen loon, inclusief de overige emolumenten, stipt en tijdig te blijven voldoen, bij gebreke waarvan ik opdracht heb een kort geding te entameren, waarbij ik niet alleen het achterstallig loon op basis van de arbeidsovereenkomst zal vorderen, maar ook het achterstallig loon op basis van de werkroosters. Cliënte is in het bezit van werkroosters, waaruit volgt dat zij veel meer heeft gewerkt dan de uitbetaalde 16 uren per week. Daarnaast geef ik cliënte in overweging om aangifte te doen, omdat economische uitbuiting een strafbaar feit is.
Cliënte ziet echter liever dat in onderling overleg tot normalisering van de verhoudingen wordt gekomen. (…)”