ECLI:NL:RBGEL:2022:6667

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
05/228074-21, 05/073009-22 en 05/222882-22 (gev. t.t.z.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen handelen in cocaïne met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen handelen in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende drie periodes cocaïne heeft verkocht, afgeleverd en opzettelijk aanwezig heeft gehad. De tenlastelegging omvatte verschillende datums en locaties, voornamelijk in Harderwijk, en betrof aanzienlijke hoeveelheden cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft bij de beoordeling van de straf rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte, en zijn motivatie om zijn leven te verbeteren. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard, die verband hielden met de strafbare feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/228074-21, 05/073009-22 en 05/222882-22 (gev. t.t.z.)
Datum uitspraak : 18 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaken van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [detentieplaats] .
Raadsman: mr. W.B.O. van Soest, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/228074-21:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 1 juli 2020 tot en met 6
augustus 2020 te Harderwijk en/of Ermelo en/of Putten en/of Nunspeet en/of
Duiven en/of Elburg, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk meermalen, althans eenmaal,
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 6 augustus 2020 te Harderwijk, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 19,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Ten aanzien van parketnummer 05/073009-22:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 januari 2021 tot en met
10 augustus 2021 te Harderwijk, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk meermalen, althans eenmaal, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2021 te Harderwijk, althans in Nederland
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
58,35 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/222882-22:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) op/in of omstreeks de periode 31 oktober 2021 tot en met 2 september 2022, te Harderwijk, in elk geval op één of meerdere locaties in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal, heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 2 september 2022 te Harderwijk, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in totaal) ongeveer 507,67 gram, en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/228074-21 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de handel in cocaïne in de periode van 1 juli 2020 tot 10 juli 2020, nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Ten aanzien van de ten laste gelegde periode van 10 juli 2020 tot en met 6 augustus 2020 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 1:
- proces-verbaal onderzoek telefoon, met bijlagen, p. 54-55, 60-64;
proces-verbaal van bevindingen, p. 45-53;
- proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 38-42;
- verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) en tevens gezamenlijk uitvoering is gegeven aan de drugshandel. Aldus concludeert de rechtbank dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen kan worden verklaard dat verdachte van 10 juli 2020 (eerste drugsgerelateerde notities) tot en met 6 augustus 2020 in cocaïne heeft gehandeld. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte vrij van de handel in cocaïne in de ten laste gelegde periode van 1 juli 2020 tot en met 9 juli 2020, nu hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Bewijsmiddelen feit 2:
- proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 17-18;
- proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 38-42;
- verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Ten aanzien van parketnummer 05/073009-22 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- proces-verbaal van bevindingen, p. 186;
- proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 168-171;
- proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p 174-179;
- proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p 180-185;
- aanvullend procesdossier met processen-verbaal van bevindingen observaties;
- verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) en tevens gezamenlijk uitvoering is gegeven aan de drugshandel. Aldus concludeert de rechtbank dat sprake is van medeplegen.
Feit 2
Op 10 augustus 2021 zagen verbalisanten een zwarte [merk] met kenteken [kenteken] in Harderwijk. Zij hielden deze auto stil. Verbalisant [verbalisant 1] herkende de bestuurder als zijnde verdachte. Verbalisant [verbalisant 2] scheen met zijn zaklamp op de binnenzijde van het deurpaneel en zag dat het elektrische bedieningspaneel open lag, waardoor een ruimte zichtbaar was. [verbalisant 2] zag door het raam vanaf de buitenzijde van het bijrijdersportier dat er een plastic zak gevuld met lege gripzakjes in de ruimte lag. Verdachte pakte de zak uit de ruimte en [verbalisant 2] zag een gripzakje gevuld met wikkels. In de broekzakken van verdachte werd 570 euro en 50 cent aangetroffen. [3]
Bij nader onderzoek naar het voertuig werd in een ruimte onder het bedieningspaneel van de elektrische ramen van het linker voorportier vier plastic zakjes en een witte wikkel aangetroffen. In de vier plastic zakjes zaten 69 wikkels. Met de aangetroffen losse wikkel werden er in totaal in het linker voorportier 70 wikkels aangetroffen. Deze wikkels waren gevuld met wit poeder. Verder werden in de ruimte onder het bedieningspaneel van het linker portier diverse bankbiljetten aangetroffen. Het ging om 1 biljet van 200 euro, 18 biljetten van 50 euro, 11 biljetten van 20 euro, 9 biljetten van 10 euro en een munt van 0.05 euro. In totaal was dit een bedrag van 1.410,05 euro. [4]
De inbeslaggenomen 58,35 gram aan witte poeders en brokjes zijn onderzocht en daarvan is vastgesteld dat het cocaïne bevat. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij de auto had gehuurd en ten tijde van zijn aanhouding enkele weken in gebruik had. Verdachte verklaarde voorts dat de aangetroffen drugs in de auto niet van hem zijn en dat hij niet wist dat de drugs in de auto lagen. De verklaring van verdachte dat de drugs - zonder dat hij dit wist - al in de auto aanwezig waren toen hij hem huurde of dat hij de auto wel eens uitleent aan anderen, die de drugs zonder zijn medeweten in zijn auto hebben achtergelaten, acht de rechtbank niet aannemelijk. De verklaring is niet concreet noch verifieerbaar, nu het slechts bij een suggestie van verdachte is gebleven, zonder dat hij nadere gegevens of details heeft verschaft. In de verborgen ruimte bevond zich 58,35 gram cocaïne en een groot geldbedrag. Dat iemand anders een dergelijke hoeveelheid harddrugs en geld zonder medeweten van verdachte zou achterlaten in de auto van verdachte, is gelet op de grote waarde van de drugs en het geld, ook niet aannemelijk. Het moet verdachte bovendien zijn opgevallen dat het bedieningspaneel los hing, nu dat van buiten de auto voor verbalisanten waarneembaar was. Nu een aannemelijke, verifieerbare verklaring van verdachte ontbreekt, en er voorts geen contra-indicaties zijn, in samenhang met de verklaring van verdachte dat hij werkzaam was in de drugshandel acht de rechtbank bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in zijn auto. Verdachte was (al sinds enige tijd) de huurder van de auto en was ook in het bezit van de sleutel en reed op die dag in de auto, zodat verdachte ook de feitelijke beschikkingsmacht had over de cocaïne. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van dit feit.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Ten aanzien van parketnummer 05/222882-22 [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde periode aangevoerd dat deze moet aanvangen op 1 februari 2022 in plaats van 31 oktober 2021.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 tegelijk beoordelen gelet op de nauwe onderlinge samenhang. Daarbij wordt ieder bewijsmiddel gebruikt voor het feit waar het blijkens zijn inhoud op ziet.
Op 31 oktober 2021 rond 16.05 uur zag verbalisant verdachte op een elektrische fiets de [adres 1] in fietsen. Omstreeks 16.07 uur zag verbalisant de fiets van verdachte voor de [adres 1] te Harderwijk staan. Verbalisant zag verdachte uit de richting van perceelnummer [adres 1] terug lopen en weer op zijn fiets stappen en vertrekken. Het was een kort bezoekje van enkele minuten. Het is verbalisant ambtshalve bekend dat op het adres [adres 1] een afnemer van verdovende middelen woont. [7]
Op 1 januari 2022 rond 19.05 uur zagen verbalisanten op de toegangsweg naar de parkeerplaats aan de [adres 2] te Harderwijk een rode [auto] staan. Deze parkeerplaats is een bekende plaats waar veel dealafspraken gemaakt worden. Na enkele minuten zagen verbalisanten een persoon om de achterzijde van de [auto] heen lopen en links voor instappen. De persoon bleef een kleine minuut in de [auto] zitten en verliet toen het voertuig. De persoon liep terug in de richting waar hij vandaan gekomen was. Verbalisant herkende de man van eerdere observaties als zijnde verdachte. [8]
Op 22 maart 2022 vond er een observatie op verdachte plaats tussen 12.46 uur en 16.57 uur. Tijdens de observatie werd waargenomen dat verdachte enkele korte contacten had. Verdachte verplaatste zich tussen de contacten met een elektrische fiets. [9]
Op 2 september 2022 is de woning aan de [adres 3] te Harderwijk doorzocht. In de slaapkamer werden een zorgpas op naam van verdachte, een bankpas op naam van verdachte en een paspoort van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij de kamer huurde en aldaar verbleef. In de slaapkamer van verdachte zijn voorts diverse wikkels met daarin cocaïne aangetroffen. Drieënveertig van deze wikkels waren voorzien van een rode streep en tweeëndertig wikkels waren voorzien van een blauwe streep. Deze strepen op de wikkels komen overeen met de strepen op de wikkels aangetroffen onder verdachte op 2 september 2022. Ook werd in de slaapkamer van verdachte een rode, een blauwe en een zwarte accentueerstift aangetroffen, naast een weegschaal, een lepeltje met een stapeltje opgevouwen wikkels, hoeveelheden wikkels met wit poeder, een plastic zak met wit poeder van in totaal 249,65 gram verpakt in diverse witte zakken, en een geldbedrag van 2.151,50 euro. [10]
De inbeslaggenomen in totaal 507,67 gram aan witte poeders en brokjes zijn onderzocht en daarvan is vastgesteld dat het cocaïne bevat. [11]
Verdachte heeft, nadat hem door de rechter-commissaris werd voorgehouden waar hij van werd verdacht, verklaard dat hij heeft gedeald in cocaïne. [12] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er weleens een voorraad drugs door anderen werd gebracht. Dat sloeg hij op zijn kamer op en hij nam daarvan dan steeds kleine hoeveelheden mee om te verkopen. Telkens als het opraakte ging hij wat halen van de voorraad op zijn kamer. [13]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich vanaf 31 oktober 2021 tot en met 2 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De korte contacten van verdachte die (in ieder geval) vanaf eind oktober 2021 zijn waargenomen, waarbij hij onder meer is gezien op het adres van een bij de politie bekende afnemer, zijn voldoende bewijs voor het dealen gedurende de gehele tenlastegelegde periode. De rechtbank acht verder van belang dat in de kamer van verdachte een rode, een blauwe en een zwarte accentueerstift zijn aangetroffen, met daarbij een weegschaal, een grotere plastic zak met wit poeder en kleinere verpakkingen. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte de drugs niet slechts heeft gedeald, maar deze ook heeft afgewogen, in verpakkingen heeft gedaan en heeft gecodeerd door middel van stiften met kleurcodes. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van al de aan verdachte ten laste gelegde handelingen.
De door de verdachte geopperde lezing dat ook anderen gebruik maakten van de kamer die hij huurde en dat deze goederen mogelijk (deels) van hen zouden zijn, is niet aannemelijk geworden. De verklaring is niet concreet noch verifieerbaar, nu het slechts bij een suggestie van verdachte is gebleven, zonder dat hij nadere gegevens of details heeft verschaft. Evenmin is aannemelijk dat hij de zak met wit poeder die in zijn kamer stond niet heeft gezien.
Uit de verklaring van verdachte volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte(n) en tevens gezamenlijk uitvoering is gegeven aan de drugshandel. De drugs werden immers aangeleverd door anderen aan verdachte, die de drugs vervolgens verpakte en afleverde. Aldus concludeert de rechtbank dat sprake is van medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/228074-21:
1.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode
10juli 2020 tot en met 6
augustus 2020 te Harderwijk en
/ofErmelo en
/ofPutten en
/ofNunspeet
en/of
Duiven en/of Elburg, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
opzettelijk meermalen,
althans eenmaal,
heeft verkocht en
/ofafgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks6 augustus 2020 te Harderwijk, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer
10,6gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Ten aanzien van parketnummer 05/073009-22:
1.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode 13 januari 2021 tot en met
10 augustus 2021 te Harderwijk,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk meermalen,
althans eenmaal, heeft verkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens hetvijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks10 augustus 2021 te Harderwijk,
althans in Nederlandopzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
58,35 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Ten aanzien van parketnummer 05/222882-22:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen) op/in
of omstreeksde periode 31 oktober 2021 tot en met 2 september 2022, te Harderwijk, in elk geval op één of meerdere locaties in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk meermalen,
althans eenmaal,heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en
/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(telkens
) een of meerhoeveelhe
(i)d
(en
)van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij
op een of meer tijdstippenop
of omstreeks2 september 2022 te Harderwijk,
althans in Nederland,opzettelijk aanwezig heeft gehad,
(in totaal) ongeveer507,67 gram,
en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en)van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/228074-21:
feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van parketnummer 05/073009-22:
feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Ten aanzien van parketnummer 05/222882-22:
feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de proeftijd zal bepalen op 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat telkens sprake is geweest van eendaadse samenloop van het dealen en het aanwezig hebben van de drugs. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de onderdanige rol van verdachte en het feit dat hij werd bedreigd, beledigd en vernederd door zijn opdrachtgever(s). Bovendien moet rekening worden gehouden met het feit dat verdachte niet elke dag dealde. Concluderend heeft de raadsman verzocht om een aanzienlijk groter strafdeel voorwaardelijk op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende drie periodes schuldig gemaakt aan – kort gezegd – de handel in cocaïne. De handel in harddrugs veroorzaakt tal van maatschappelijk ongewenste effecten. Daarnaast kan frequent gebruik van harddrugs de volksgezondheid schaden. Verdachte heeft zich daar onvoldoende rekenschap van gegeven en heeft met zijn strafbare handelen, kennelijk uitsluitend met het oog op persoonlijk financieel gewin, de instandhouding van het criminele drugscircuit bevorderd. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermalen opzettelijk aanwezig hebben van (grote) hoeveelheden cocaïne, en aan het opzettelijk vervoeren daarvan.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 oktober 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld ter zake van een Opiumwetdelict.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 2 november 2022. Daaruit volgt dat verdachte uit financiële nood de delicten heeft gepleegd. Hij is er niet in geslaagd zelfstandig zijn problemen op te lossen en hij erkent dat hij hulp nodig heeft bij het op orde krijgen (en houden) van zijn leven. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering merkt verder nog op dat verdachte oprecht gemotiveerd lijkt te zijn om zijn leven anders in te richten. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden. Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij gemotiveerd is om een andere weg in te slaan. Hij voelde zich door zijn opdrachtgever(s), bij wie hij schulden had, onder druk gezet om door te gaan met dealen. In de toekomst wil hij ergens anders gaan wonen, los komen van het oude netwerk en met de nodige begeleiding een stabiel leven gaan leiden.
De landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, indiceren voor het met enige regelmaat dealen van gebruikershoeveelheden harddrugs (bij een periode van meer dan 12 maanden dealen) een maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf per maand dealen. Verdachte heeft in totaal 18 maanden drugs verhandeld.
De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, in verband met een juiste normhandhaving en uit een oogpunt van vergelding, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Daarnaast houdt de rechtbank – in het voordeel van verdachte – rekening met de rol die verdachte heeft gehad, het feit dat verdachte deze feiten onder enige druk heeft gepleegd, zijn strafblad en het reclasseringsrapport.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest passend en geboden. Dat is lager dan de straf die de officier van justitie heeft geëist, nu de rechtbank een iets kortere periode bewezen acht en meer nog dan de officier van justitie rekening houdt met de rol die verdachte heeft gehad. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte oprecht gemotiveerd lijkt om het in de toekomst anders te gaan doen, hetgeen door de reclassering wordt bevestigd. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het begeleiden en ondersteunen van verdachte en dus het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.

8.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van parketnummer 05-228074-21:
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 1 t/m 5 op de – aan dit vonnis als bijlage gehechte – beslaglijst gedateerd 4 oktober 2022, die aan verdachte toebehoren of die verdachte geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van feit 1 zijn verkregen, verbeurd zullen worden verklaard.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 05/222882-22:
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 1 t/m 12 op de – aan dit vonnis als bijlage gehechte – beslaglijst gedateerd 3 november 2022, die aan verdachte toebehoren of die verdachte geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van feit 1 zijn verkregen, verbeurd zullen worden verklaard.
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 13 t/m 21 op de – aan dit vonnis als bijlage gehechte – beslaglijst gedateerd 3 november 2022, met behulp waarvan feit 1 is begaan of voorbereid, verbeurd zullen worden verklaard.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De rechtbank zal de teruggave van de bankbescheiden (onder nummers 22 en 23) aan de rechthebbende gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.
Ten aanzien van parketnummer 05/073009-22:
De rechtbank zal beslissen dat de in beslag genomen voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 1 t/m 4 op de – aan dit vonnis als bijlage gehechte – beslaglijst gedateerd 3 november 2022, die aan verdachte toebehoren of ie verdachte geheel of ten dele te eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van feit 1 zijn verkregen, verbeurd zullen worden verklaard.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 8 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zich zal melden bij Reclassering Leger des Heils op het telefoonnummer [telefoonnummer] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte actief deel zal nemen aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het zal worden. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • verdachte zal verblijven in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan detentie en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte een opleiding zal volgen en/of (betaald) werk zal hebben;
  • verdachte mee zal werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op het beslag
 verklaart verbeurd de voorwerpen zoals vermeld op de beslaglijsten van 4 oktober 2022 en 3 november 2022 (zie bijlagen);
 gelast de teruggave van de bankbescheiden zoals vermeld op de beslaglijst van 3 november 2022 (onder nummers 22 en 23) aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.P. Bakker (voorzitter), mr. J.M. Breimer en mr. Ö. Sari, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 november 2022.
Mr. J.A.P. Bakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020369054, gesloten op 17 maart 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021371290, gesloten op 21 februari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 5-6.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
5.Kennisgevingen van inbeslagneming, p. 192, 196, 202, 204, 206-207, 210, 212 en 214; proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 25-31; proces-verbaal van bevindingen, p. 32-34; rapporten NFiDENT, p. 35-43
6.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022439906, gesloten op 29 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57-58.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 158-159.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 160.
10.Proces-verbaal doorzoeking, p 202-207 en het aanvullende proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2022;.
11.Proces-verbaal verdovende middelen d.d. 26 september 2022; rapporten NFiDENT d.d. 21 september 2022 en 25 september 2022; proces-verbaal verdovende middelen, p. 207-213; rapporten NFiDENT, p. 219, 221-225;
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte door RC d.d. 7 september 2022.
13.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 4 november 2022.