ECLI:NL:RBGEL:2022:6666

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/05/399420 / HA ZA 22-55
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over erfdienstbaarheid en gebruik van oprit tussen buren met eerdere vonnissen

In deze zaak, die zich afspeelt in Arnhem, betreft het een burengeschil over de erfdienstbaarheid en het gebruik van een oprit. De eisende partijen, die sinds 2013 eigenaar zijn van een perceel met een oprit, hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagde partijen, die sinds 1998 eigenaar zijn van een aangrenzend perceel. De partijen hebben eerder geprocedeerd over het gebruik van de oprit, waarbij een vonnis van 1 april 2015 is uitgesproken, waarin de gedaagde partijen zijn veroordeeld om een strook grond van 2.90 meter vrij te houden voor de eisende partijen. Dit vonnis heeft gezag van gewijsde en is bindend voor de partijen.

In de huidige procedure vorderen de eisende partijen dat de gedaagde partijen zich houden aan het eerdere vonnis, terwijl de gedaagde partijen in reconventie tijdelijke opheffing van de erfdienstbaarheid vorderen, onder verwijzing naar gewijzigde omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe feiten zijn die rechtvaardigen dat het eerdere vonnis opnieuw wordt beoordeeld. De rechtbank wijst zowel de vorderingen in conventie als in reconventie af, en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. S.J. Peerdeman op 23 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/399420 / HA ZA 22-55 / 592/871
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van

1.[eis.conv./verw.reconv.1] ,

2.
[eis.conv./verw.reconv.2],
beiden wonende te [plaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eis.conv./verw.reconv.1+2] ,
advocaat: mr. M.J. Drost te Leusden,
tegen

1.[ged.conv./eis.reconv.1] ,

2.
[ged.conv./eis.reconv.2],
beiden wonende te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [ged.conv./eis.reconv.1+2] ,
advocaat: mr. K.E. Centen-Mölgaard te Ede Gld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 mei 2022
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 19 tot en met 21
- de brief van 11 juli 2022 van [ged.conv./eis.reconv.1+2] met de aanvullende productie 6
- de brief van 11 juli 2022 van [eis.conv./verw.reconv.1+2] met de aanvullende productie 22
- de akte wijziging van eis van [ged.conv./eis.reconv.1+2]
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 19 juli 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. [eis.conv./verw.reconv.1+2] is sinds 2013 eigenaar van de woning en garage aan het [adres 1] (perceel [nummer 1] ) en van een strook grond (perceel [nummer 2] ).
[ged.conv./eis.reconv.1+2] is sinds 1998 eigenaar van de woning aan het [adres 2] (perceel [nummer 3] ) en garage (perceel [nummer 4] ). De ligging van de percelen is afgebeeld op onderstaande tekening.
AFBEELDING I
2.2.
De garage van [ged.conv./eis.reconv.1+2] (perceel [nummer 4] ) is de helft van een dubbele garage en wordt geheel omringd door perceel [nummer 1] . De andere helft van de dubbele garage behoort dus toe aan [eis.conv./verw.reconv.1+2] . Vanaf de openbare weg loopt een oprit (ook wel: het tegelpad) naar beide garages over een strook van vier meter breed over het perceel van [ged.conv./eis.reconv.1+2] (de noordzijde van perceel [nummer 3] ), evenwijdig aan perceel [nummer 2] . Deze oprit geeft ook toegang tot de voordeuren van de woningen van partijen. Perceel [nummer 2] doet ook dienst als oprit en deze oprit loopt naar het achterterrein van [eis.conv./verw.reconv.1+2] . Beide opritten worden momenteel gescheiden door een evenwijdig aan elkaar lopende schutting (van [eis.conv./verw.reconv.1+2] op perceel [nummer 2] ) en heg (van [ged.conv./eis.reconv.1+2] op perceel [nummer 3] ). Ter hoogte van perceel [nummer 1] worden de opritten in het verlengde van de schutting gescheiden door een ijzeren hekwerk (van [eis.conv./verw.reconv.1+2] ) dat loopt tot de buitenmuur van de garage van [ged.conv./eis.reconv.1+2] (perceel [nummer 4] ).
2.3.
Oorspronkelijk vormden de woningen van partijen één geheel. In 1960 is de eigendom gesplitst. Bij notariële akten is een erfdienstbaarheid gevestigd ten gunste van perceel [nummer 4] (de garage van [ged.conv./eis.reconv.1+2] ) om over perceel [nummer 1] te gaan voor bereik van de garage en ten gunste van perceel [nummer 1] om over de noordelijke strook grond van perceel [nummer 3] te gaan voor bereik van de openbare weg.
2.4.
De verhouding tussen partijen is al enige jaren verstoord. Er bestond onder andere onenigheid over de erfafscheiding tussen beide opritten en over (het gebruik van) de oprit over de noordelijke strook grond van perceel [nummer 3] van [ged.conv./eis.reconv.1+2] . Partijen hebben hierover eerder geprocedeerd waarbij [ged.conv./eis.reconv.1+2] onder andere opheffing van de erfdienstbaarheid vorderde op grond van artikel 5:78 of 5:79 BW en [eis.conv./verw.reconv.1+2] onbelemmerde doorgang verlangde over een strook van 2.90 meter op het perceel van [ged.conv./eis.reconv.1+2] .
2.5.
Bij vonnis van 1 april 2015 zijn de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.1+2] afgewezen en is de vordering van [eis.conv./verw.reconv.1+2] toegewezen in die zin dat [ged.conv./eis.reconv.1+2] is veroordeeld om een strook grond van 2.90 meter op het noordelijke gedeelte van het tegelpad vrij te maken en voor de toekomst vrij te houden van voertuigen, andere roerende zaken en beplanting op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag tot een maximum van € 10.000,00.
2.6.
In een andere procedure hebben partijen op 11 juli 2018 een schikking bereikt over de (erf)afscheiding tussen de opritten waarbij werd uitgegaan van een door [eis.conv./verw.reconv.1+2] te plaatsen schutting van 1.50 meter hoog. Later bleek dat partijen er geen rekening mee hadden gehouden dat voor een dergelijke schutting een vergunning van de gemeente nodig is. Ook heeft [ged.conv./eis.reconv.1+2] evenwijdig aan de schutting coniferen geplaatst.
2.7.
Hierover ontstond tussen partijen ook discussie. Bij vonnis in kort geding van 15 januari 2021 is geoordeeld over onrechtmatige hinder door [ged.conv./eis.reconv.1+2] en het gebruik van de oprit. Zo is [ged.conv./eis.reconv.1+2] veroordeeld de coniferen terug te snoeien tot een maximale hoogte van 1.50 meter en is [eis.conv./verw.reconv.1+2] veroordeeld om de schutting te plaatsen conform de schikking van 11 juli 2018. Daarbij is de voorzieningenrechter ervan uitgegaan dat niet vast stond dat de gemeente geen vergunning zou afgeven. Verder is [eis.conv./verw.reconv.1+2] veroordeeld om te dulden dat [ged.conv./eis.reconv.1+2] gebruik maakt van de oprit, waarbij is overwogen dat het redelijk en aanvaardbaar is dat het pad gedurende 20 minuten per keer door of ten behoeve van [ged.conv./eis.reconv.1+2] wordt gebruikt zonder dat de erfdienstbaarheid van [eis.conv./verw.reconv.1+2] in het gedrang komt.
2.8.
Bij beschikking van 8 februari 2021 is de (alsnog) door [eis.conv./verw.reconv.1+2] aangevraagde vergunning door de gemeente geweigerd. Bij beslissing op bezwaar van 28 juni 2021 is dit besluit gehandhaafd. Daarop heeft [eis.conv./verw.reconv.1+2] de hoogte van de schutting (deels) aangepast tot 1.00 meter, hetgeen door de gemeente wordt gedoogd.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eis.conv./verw.reconv.1+2] heeft bij dagvaarding drie vorderingen ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eis.conv./verw.reconv.1+2] twee van die vorderingen ingetrokken. Resteert de vordering van [eis.conv./verw.reconv.1+2] om te bepalen dat [ged.conv./eis.reconv.1+2] zich weer dient te houden aan het vonnis van 1 april 2015 door een strook van 2.90 meter op het noordelijke gedeelte van de oprit vrij te maken en voor de toekomst vrij te houden van voertuigen, andere roerende zaken en beplanting, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 10.000,00, een en ander met veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.1+2] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eis.conv./verw.reconv.1+2] baseert zijn vordering op de stelling dat hij door de in kort geding gegeven voorlopige voorziening nagenoeg geen gebruik meer kan maken van de erfdienstbaarheid. Sinds het vonnis in kort geding van 15 januari 2021 gebruikt [ged.conv./eis.reconv.1+2] de oprit dagelijks meerdere malen achtereen en aan de lopende band voor parkeren, het wassen van de auto, klussen, etc. Daarbij is het tijdslot van 20 minuten weleens overschreden. De huidige situatie is onwerkbaar, aldus [eis.conv./verw.reconv.1+2] . Volgens [eis.conv./verw.reconv.1+2] is die voorziening daar niet voor bedoeld omdat de voorzieningenrechter ook heeft bepaald dat het gebruik van de oprit door [ged.conv./eis.reconv.1+2] de erfdienstbaarheid van de weg niet mag belemmeren. Bovendien zijn er voor [ged.conv./eis.reconv.1+2] andere mogelijkheden voor het parkeren van zijn auto zonder dat de erfdienstbaarheid van [eis.conv./verw.reconv.1+2] wordt belemmerd, bijvoorbeeld door de oprit te verbreden.
3.3.
[ged.conv./eis.reconv.1+2] wijst erop dat hij het eigendom van de oprit heeft en betwist de oprit bovenmatig te gebruiken. [ged.conv./eis.reconv.1+2] betwist ook dat hij met zijn gebruik van de oprit de erfdienstbaarheid van [eis.conv./verw.reconv.1+2] belemmert. [ged.conv./eis.reconv.1+2] voert aan dat hij zich telkens houdt aan het tijdvak van 20 minuten en dat het kort gedingvonnis niets zegt over de concrete doeleinden waarvoor de oprit gebruikt mag worden. [eis.conv./verw.reconv.1+2] moet de erfdienstbaarheid op grond van artikel 5:74 BW op de minst bezwarende wijze uitoefenen en [ged.conv./eis.reconv.1+2] meent dat er geen reden is om de oprit aan te passen zoals [eis.conv./verw.reconv.1+2] voorstelt. Bovendien hoeft [eis.conv./verw.reconv.1+2] de oprit niet te gebruiken want hij heeft een eigen oprit om van en naar zijn woning en garage te komen, aldus [ged.conv./eis.reconv.1+2] .
in reconventie
3.4.
[ged.conv./eis.reconv.1+2] vordert, na wijziging van eis en intrekking van vorderingen tijdens de mondelinge behandeling, primair tijdelijke opheffing van de erfdienstbaarheid, althans [eis.conv./verw.reconv.1+2] te verbieden het erf van [ged.conv./eis.reconv.1+2] te betreden zolang [eis.conv./verw.reconv.1+2] in het bezit is van een alternatieve oprit, één en ander op straffe van een dwangsom, en subsidiair in aanvulling op het vonnis in kort geding van 15 januari 2021 te bepalen dat het tijdvak waarbinnen [ged.conv./eis.reconv.1+2] gebruik kan maken van zijn oprit zonder dat daarmee de erfdienstbaarheid van [eis.conv./verw.reconv.1+2] in het gedrang komt, 60 minuten per keer bedraagt. Tot slot vordert [ged.conv./eis.reconv.1+2] om [eis.conv./verw.reconv.1+2] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.5.
[ged.conv./eis.reconv.1+2] baseert zijn primaire vordering tot tijdelijke opheffing op artikel 5:78 sub a BW. Volgens [ged.conv./eis.reconv.1+2] zijn er onvoorziene omstandigheden waardoor ongewijzigde instandhouding van de erfdienstbaarheid niet gevergd kan worden. Zo heeft [eis.conv./verw.reconv.1+2] een eigen oprit gerealiseerd, leidt de erfdienstbaarheid tot tal van conflicten (waarbij [ged.conv./eis.reconv.1+2] verwijst naar een uitspraak van het Hof Amsterdam van 31 mei 2011) en is de gezondheid van [ged.conv./eis.reconv.2] verslechterd. [ged.conv./eis.reconv.1+2] beroept zich ook op artikel 5:79 BW en betoogt dat [eis.conv./verw.reconv.1+2] geen belang heeft bij de erfdienstbaarheid omdat [eis.conv./verw.reconv.1+2] een eigen oprit heeft. Verder betoogt [ged.conv./eis.reconv.1+2] dat [eis.conv./verw.reconv.1+2] de erfdienstbaarheid niet op de minst bezwarende wijze uitvoert. Bovendien worden de garages van partijen niet meer gebruikt voor het stallen van auto’s maar voor opslag van spullen. [eis.conv./verw.reconv.1+2] treedt de erfdienstbaarheid van [ged.conv./eis.reconv.1+2] (de strook voor de garage van [ged.conv./eis.reconv.1+2] ) met voeten door zijn auto voor de garage van [ged.conv./eis.reconv.1+2] te parkeren, een nacht te laten staan en werklieden de oprit te laten blokkeren. Subsidiair vordert [ged.conv./eis.reconv.1+2] verruiming van het tijdvak van 20 minuten naar 60 minuten omdat [ged.conv./eis.reconv.2] slecht ter been is en in een rolstoel zit en ouderdom bij de [ged.conv./eis.reconv.1] .
3.6.
[eis.conv./verw.reconv.1+2] voert aan dat op de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.1+2] over de erfdienstbaarheid al eerder door de rechtbank is beslist en wijst op de uitspraak van 1 april 2015. Sindsdien is de situatie volgens [eis.conv./verw.reconv.1+2] niet gewijzigd. Opheffing van de erfdienstbaarheid op grond van artikel 5:78 BW is niet mogelijk omdat de erfdienstbaarheid is gevestigd onder het oude recht. Bovendien beweert [ged.conv./eis.reconv.1+2] ten onrechte dat [eis.conv./verw.reconv.1+2] op perceel [nummer 2] een oprit heeft gerealiseerd. Perceel [nummer 2] is in 2007 door de toenmalig eigenaar van perceel [nummer 1] verworven door grondruil met als reden het beter bereikbaar maken van de tuin en de schuur. De eigen oprit van [eis.conv./verw.reconv.1+2] heeft het gebruik van de erfdienstbaarheid misschien verlicht maar opheffing van de erfdienstbaarheid kan niet aan de orde zijn omdat [eis.conv./verw.reconv.1+2] nog steeds belang heeft bij de erfdienstbaarheid. De eigen oprit van [eis.conv./verw.reconv.1+2] voldoet niet aan de normen van de overheid omdat deze slechts 2.98 meter breed is terwijl voor hulpdiensten 3.50 meter is vereist. Zonder de erfdienstbaarheid over het perceel van [ged.conv./eis.reconv.1+2] is het niet mogelijk om de woning van [eis.conv./verw.reconv.1+2] met grote voertuigen te bereiken, de eigen oprit is daarvoor te smal en de bocht te krap. Dit, terwijl [eis.conv./verw.reconv.1+2] mogelijk in de toekomst vanwege ouderdom meer belang heeft bij gebruik van de erfdienstbaarheid. Bovendien kan [eis.conv./verw.reconv.1+2] na opheffing van de erfdienstbaarheid niet langer vrij beschikken over perceel [nummer 2] omdat hij dan gedwongen is daar de oprit te handhaven. Verder voert [eis.conv./verw.reconv.1+2] aan dat uitbreiding van het tijdvak naar 60 minuten onuitvoerbaar is omdat een tijdvak van 20 minuten al onwerkbaar en onredelijk is. Voor verruiming bestaat geen grond, aldus [eis.conv./verw.reconv.1+2] .
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Het geschil is beperkt tot de erfdienstbaarheid die rust op de oprit op het perceel van [ged.conv./eis.reconv.1+2] en tot het gebruik van die oprit. [ged.conv./eis.reconv.1+2] vordert tijdelijke opheffing van de erfdienstbaarheid en [eis.conv./verw.reconv.1+2] vordert te bepalen dat [ged.conv./eis.reconv.1+2] zich moet houden aan het vonnis van 1 april 2015 door een strook van 2.90 meter vrij te maken en te houden van voertuigen, andere roerende zaken en beplanting op straffe van een dwangsom.
4.2.
Vaststaat dat de rechtbank bij vonnis van 1 april 2015 heeft geoordeeld dat de erfdienstbaarheid niet (tijdelijk) kan worden opgeheven en dat [ged.conv./eis.reconv.1+2] vanwege de erfdienstbaarheid een strook grond van 2.90 meter op het noordelijke gedeelte van het tegelpad dient vrij te maken en te houden van voertuigen, andere roerende zaken en beplanting. Die beslissing gaat over dezelfde rechtsbetrekking die nu aan de orde is. Tegen het vonnis van 1 april 2015 staat geen rechtsmiddel meer open. Daarmee heeft het vonnis van 1 april 2015 gezag van gewijsde en tussen partijen bindende kracht (artikel 236 Rv).
4.3.
Niet gebleken is dat er sinds 2015 sprake is van zodanig gewijzigde omstandigheden of onvoorziene omstandigheden op grond waarvan gerechtvaardigd is dat de rechtbank de gevorderde opheffing van de erfdienstbaarheid opnieuw beoordeelt. De eigen oprit van [eis.conv./verw.reconv.1+2] was reeds aanwezig toen de rechtbank in 2015 het vonnis wees en het feit dat de gezondheid van [ged.conv./eis.reconv.2] is verslechterd, is op zichzelf geen reden om [eis.conv./verw.reconv.1+2] het gebruik van de erfdienstbaarheid te ontzeggen. Ook de omstandigheid dat de uitoefening van de erfdienstbaarheid tussen partijen tot conflicten leidt is daartoe onvoldoende.
4.4.
Vervolgens is de vraag welke invloed het vonnis in kort geding van 15 januari 2021 heeft. Met het vonnis in kort geding is bij wijze van voorlopige voorziening een ordemaatregel getroffen. Uit overweging 1.6. van het vonnis in kort geding blijkt dat deze ordemaatregel is getroffen om [ged.conv./eis.reconv.1+2] enige richting te geven wat het uitoefenen van zijn eigendomsrecht waarop het aan [eis.conv./verw.reconv.1+2] verleende zakelijk recht van erfdienstbaarheid rust, inhoudt. In dat verband is overwogen dat in ieder geval redelijk en aanvaardbaar is dat de oprit gedurende 20 minuten per keer door of ten behoeve van [ged.conv./eis.reconv.1+2] wordt gebruikt zonder dat daarbij de erfdienstbaarheid van [eis.conv./verw.reconv.1+2] in het gedrang komt. Uit de stellingen van partijen en de verwijten die zij over en weer maken, begrijpt de rechtbank dat de gegeven ordemaatregel niet werkt en dat deze zijn doel mist. Immers, [eis.conv./verw.reconv.1+2] ervaart het gegeven tijdvak van 20 minuten als een belemmering omdat het gebruik van de oprit door [ged.conv./eis.reconv.1+2] is toegenomen en [ged.conv./eis.reconv.1+2] wil juist een uitbreiding van het tijdvak tot 60 minuten omdat hij zich beperkt voelt in de uitoefening van zijn eigendomsrecht.
4.5.
De rechtbank ziet geen reden om het door de voorzieningenrechter vermelde tijdvak uit te breiden naar 60 minuten. De voorzieningenrechter heeft slechts beoogd partijen enige richting te geven over het gebruik van de oprit. Het daarbij vermelde tijdvak van 20 minuten is slechts een indicatie voor de duur dat [ged.conv./eis.reconv.1+2] in redelijkheid zijn oprit mag gebruiken, zonder dat dat een belemmering van de erfdienstbaarheid oplevert. Dat betekent niet dat [ged.conv./eis.reconv.1+2] het tijdvak van 20 minuten nooit mag overschrijden, maar ook niet dat hij zijn oprit ongelimiteerd telkens voor tijdvakken van 20 minuten mag gebruiken. In de regel zal een tijdvak van 20 minuten voldoende zijn voor [ged.conv./eis.reconv.1+2] en zijn echtgenote om in en uit de auto stappen en voor het in- en uitladen van spullen. Ook kan van [ged.conv./eis.reconv.1+2] in voorkomende gevallen gevergd worden de auto te verplaatsen, wanneer [eis.conv./verw.reconv.1+2] gebruik wenst te maken van de oprit, en kan van [eis.conv./verw.reconv.1+2] gevergd worden dat hij in voorkomende gevallen even moet wachten tot de oprit vrij is. Daarvoor zijn geen algemene regels te geven.
4.6.
Niet is komen vast te staan dat [ged.conv./eis.reconv.1+2] na het vonnis in kort geding de oprit op zodanige wijze gebruikt dat het gebruik van de erfdienstbaarheid door [eis.conv./verw.reconv.1+2] op onredelijke wijze wordt belemmerd. [eis.conv./verw.reconv.1+2] heeft foto’s overgelegd, waarop te zien is dat de oprit wordt geblokkeerd door de auto van [ged.conv./eis.reconv.1+2] of van derden, maar daaruit kan niet worden opgemaakt dat de oprit dusdanig vaak is geblokkeerd dat het gebruik van de erfdienstbaarheid door [eis.conv./verw.reconv.1+2] ernstig is beperkt. Voorts heeft [eis.conv./verw.reconv.1+2] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij de oprit thans niet vaker dan zes maal per jaar gebruikt, zodat het slechts een enkele keer zal voorkomen dat hij er niet door kan omdat [ged.conv./eis.reconv.1+2] gebruik maakt van de oprit.
4.7.
[eis.conv./verw.reconv.1+2] beschikt met het vonnis van 1 april 2015 reeds over een executoriale titel voor het geval [ged.conv./eis.reconv.1+2] zich niet houdt aan de daarin gegeven veroordeling, zodat [eis.conv./verw.reconv.1+2] geen belang heeft bij toewijzing van zijn vordering in conventie.
4.8.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen worden zowel de vorderingen in conventie als in reconventie afgewezen.
4.9.
Omdat partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, zal de rechtbank de proceskosten in conventie en reconventie compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eis.conv./verw.reconv.1+2] af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.1+2] af,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022.