In deze zaak, die zich afspeelt in Arnhem, betreft het een burengeschil over de erfdienstbaarheid en het gebruik van een oprit. De eisende partijen, die sinds 2013 eigenaar zijn van een perceel met een oprit, hebben een vordering ingesteld tegen de gedaagde partijen, die sinds 1998 eigenaar zijn van een aangrenzend perceel. De partijen hebben eerder geprocedeerd over het gebruik van de oprit, waarbij een vonnis van 1 april 2015 is uitgesproken, waarin de gedaagde partijen zijn veroordeeld om een strook grond van 2.90 meter vrij te houden voor de eisende partijen. Dit vonnis heeft gezag van gewijsde en is bindend voor de partijen.
In de huidige procedure vorderen de eisende partijen dat de gedaagde partijen zich houden aan het eerdere vonnis, terwijl de gedaagde partijen in reconventie tijdelijke opheffing van de erfdienstbaarheid vorderen, onder verwijzing naar gewijzigde omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe feiten zijn die rechtvaardigen dat het eerdere vonnis opnieuw wordt beoordeeld. De rechtbank wijst zowel de vorderingen in conventie als in reconventie af, en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. S.J. Peerdeman op 23 november 2022.