In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van Tuincentrum Bull B.V. tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats C] had de aanvraag op 2 oktober 2020 afgewezen, en dit besluit werd in het bestreden besluit van 18 maart 2021 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 23 september 2022 behandeld, waarbij zowel de eiseres als vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. Tijdens de zitting bleek dat er een probleem was met de digitale toezending van stukken, wat leidde tot schorsing van het onderzoek en de mogelijkheid voor eiseres om te reageren op deze stukken.
De rechtbank oordeelt dat de verkoop van frisdrank in trays niet past binnen de definitie van een tuincentrum zoals vastgelegd in het bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat frisdrank geen tuingerelateerd product is en dat de verkoop ervan niet kan worden aangemerkt als een ondergeschikte nevenactiviteit. Het college had zich terecht op het standpunt gesteld dat de verkoop in strijd is met het bestemmingsplan en dat een omgevingsvergunning vereist was. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt.
Eiseres betoogde verder dat de weigering in strijd was met de detailhandelsvisie, maar de rechtbank oordeelt dat de detailhandelsvisie niet van toepassing is op de situatie van eiseres. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat het college de weigering niet kon baseren op strijdigheid met de detailhandelsvisie. De rechtbank draagt het college op om binnen zes weken opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiseres, en veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 360.