Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gedaagde 2]in het faillissement van
[de gefailleerden],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 januari 2022
- schriftelijke opmerkingen in de zin van artikel 393 lid 1 Rechtsvordering (Rv) namens [gedaagde 2] d.d. 18 maart 2022
- de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 30 september 2022
- de antwoordakte in conventie naar aanleiding van prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van [gedaagde 1] van 9 november 2022
- de akte houdende vermeerdering van eis in reconventie van [gedaagde 2] van 9 november 2022.
2.De verdere beoordeling
Prejudiciële beslissing
Degene op wiens naam de fosfaatrechten staan geregistreerd, is derhalve rechthebbende op de fosfaatrechten, en als zodanig bevoegd die rechten te benutten en over die rechten te beschikken. In het geval van een faillissement van deze rechthebbende vallen de fosfaatrechten in de faillissementsboedel.” is dit standpunt juist. [gedaagde 2] heeft toegelicht dat de kwestie met de fosfaatrechten inmiddels met toestemming van [eiser] is geregeld. Dat roept de vraag op welk belang [gedaagde 2] nog bij de verklaring voor recht heeft. Daarover heeft hij geen nadere stellingen ingenomen zodat wegens het ontbreken van belang de verklaring voor recht zal worden afgewezen.
1.802,50(2,5 punten × tarief € 721,00)
1.407,50(2,5 punten × tarief 563,00)