ECLI:NL:RBGEL:2022:6572

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
05/158027-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor zware mishandeling met kapotgeslagen fles

De Rechtbank Gelderland heeft op 25 november 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van zware mishandeling. De verdachte had op 25 juni 2022 in Apeldoorn een andere man, met wie hij in conflict was geraakt, met een kapotgeslagen fles tegen het hoofd geslagen. Het slachtoffer liep hierdoor een ernstige hoofdwond op en moest worden geopereerd om glas uit zijn hoofd te verwijderen. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, die al eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten en op dat moment in een proeftijd zat. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zware mishandeling en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast moet de verdachte zich onder toezicht van de reclassering stellen en een schadevergoeding aan het slachtoffer betalen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van noodweer, omdat de verdachte de agressor was in de situatie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/158027-22 (05/276262-20 TUL)
Datum uitspraak : 25 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1993] in [geboorteplaats] (Somalië), wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Arnhem.
Raadsman: mr. S.J. Nijhof, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 25 juni 2022, te Apeldoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer 1] met een kapotgeslagen bierfles, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, in of tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen en/of getroffen, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2022, te Apeldoorn,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten blijvend letsel en/of
littekens in/aan het gezicht en/of hoofd, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] met
een kapotgeslagen bierfles, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in of
tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen en/of getroffen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juni 2022, te Apeldoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
die [slachtoffer 1] met een kapotgeslagen bierfles, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp in of tegen het gezicht en/of hoofd heeft geslagen en/of getroffen, terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 25 juni 2022, te Apeldoorn, [slachtoffer 2] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 2] in of tegen het gezicht en/of hoofd te stompen of te slaan;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair onder 1 ten laste gelegde feit.
Voor het primair ten laste gelegde dient volgens de officier van justitie vrijspraak te volgen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde, nu het handelen van verdachte geen aanmerkelijke kans op de dood ten gevolge heeft gehad.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bepleit de verdediging eveneens vrijspraak, nu het letsel bij aangever niet kan worden gekwalificeerd als zwaar letsel.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde stelt de verdediging dat er sprake is geweest van noodweer(exces).
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt voor het primair ten laste gelegde feit. Uit het letselverslag van de GGD-arts valt niet af te leiden dat er sprake is geweest van potentieel dodelijk letsel. Verdachte zal worden vrijgesproken van dat feit.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 25 juni 2022 in Apeldoorn was met zijn vriendin [getuige 1] . Hij kwam daar een groep bekenden tegen, en een onbekende jongen, die later verdachte bleek te zijn. De groep wilde naar huis, maar verdachte was het daar niet mee eens. [slachtoffer 1] vroeg verdachte meermalen op een vriendelijke manier weg te gaan. Dit ontaardde in geduw over en weer, waarna [slachtoffer 1] de jongen een vuistslag gaf. In eerste instantie bleef verdachte staan, maar daarna raakten ze in een worsteling, waarbij [slachtoffer 1] verdachte tegen de grond werkte. Verdachte stond op om [slachtoffer 1] te lijf te gaan, maar [slachtoffer 1] duwde hem opnieuw naar de grond. Verdachte stond opnieuw op. [slachtoffer 1] zag dat verdachte een flesje dat hij in zijn hand had kapot sloeg en [slachtoffer 1] vervolgens met het flesje tegen de linkerkant van het hoofd sloeg, net boven zijn linkeroog. [slachtoffer 1] zag dat hij een wond had waar veel bloed uit kwam, voelde daarna veel pijn en werd duizelig. [2]
Getuige [getuige 1] heeft over het slaan met het flesje verklaard dat verdachte het bierflesje kapot sloeg, naar [slachtoffer 1] toeging en met het bierflesje uithaalde, alsof je met een tennisracket tegen een bal slaat. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij, voordat verdachte sloeg, zag dat verdachte een kapot flesje Heineken in zijn hand had en [slachtoffer 1] daarmee in het gezicht sloeg, waarna [slachtoffer 1] begon te bloeden. [4]
Verdachte heeft verklaard aangever met een fles tegen het hoofd te hebben geslagen [5] . Volgens verdachte was de fles nog heel toen hij sloeg.
Over het letsel van [slachtoffer 1] is door een deskundige (een GGD-arts) een forensisch geneeskundig letselverslag opgemaakt. Daarin wordt onder meer geconcludeerd dat de wond die aangever heeft opgelopen gladde wondranden heeft, en er geen kneuzing van de wondranden zichtbaar is. Dit is passend bij een snijverwonding in de huid.
De rechtbank heeft geen enkele reden te twijfelen aan de verklaring van aangever, nu die niet alleen wordt bevestigd door twee getuigen, maar dat scenario ook past bij de inhoud van het letselverslag. De rechtbank concludeert dan ook dat het flesje al kapot was toen verdachte ermee sloeg, en dat verdachte dit zelf eerst kapot heeft geslagen.
Zwaar lichamelijk letsel
Uit genoemd letselverslag staat het letsel van aangever als volgt beschreven:
“In de gegevens van de chirurg staat beschreven dat er sprake was van een forse bloeding. Er
was daarbij een forse zwelling bij het jukbeen met een wijkende wond van 8x4cm. Er was een
kleine slagaderlijke aftakking doorsneden. Uit de gemaakte CT-scan bleek vervolgens dat er een
stukje glas diep in de wond naast het jukbeen was achtergebleven. Uiteindelijk is een aantal
uren later dezelfde dag onder algehele narcose de wond geëxploreerd en een stukje glas
verwijderd. Daarna is de wond in de diepte en aan de huid met hechtingen gesloten.
Fors bloedverlies is ernstig indien niet tijdig wordt behandeld.
Een blijvend litteken bij de linkerslaap/wang is het enige blijvende fysieke letsel dat te verwachten is.” [6]
Naar het oordeel van de rechtbank valt dit letsel naar haar aard te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, gelet op de slagaderlijke bloeding, het feit dat aangever onder algehele narcose is geopereerd om glas uit zijn hoofd te verwijderen en het blijvend litteken dat aangever er aan heeft overgehouden. Ter terechtzitting heeft de rechtbank geconstateerd dat bij aangever een litteken bij de slaap te zien is. [7]
Uit de aard van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder die zijn verricht, te weten eerst een fles kapot slaan, om daarna met kracht met die kapotte fles tegen het hoofd van aangever – een zeer kwetsbaar lichaamsdeel – te slaan, leidt de rechtbank af dat verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht zware mishandeling dan ook bewezen.
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het feit heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat een man hem op 25 juni 2022 in Apeldoorn met gebalde vuist in zijn gezicht heeft geslagen. Hij voelde daardoor pijn aan linkeroog en linkerwang. [8]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij die avond samen met aangever [slachtoffer 2] was en dat een man met kracht een vuistslag gaf op de linkerslaap van [slachtoffer 2] . [9]
De man die [slachtoffer 2] heeft geslagen is aangehouden door de politie. Het bleek verdachte te zijn. [10]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank ook feit 2 bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks25 juni 2022, te Apeldoorn,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
blijvend letsel en/oflittekens in/aan het
gezicht en/ofhoofd, heeft toegebracht doordat hij die [slachtoffer 1] met
een kapotgeslagen bierfles,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in oftegen het
gezicht en/ofhoofd heeft geslagen en
/ofgetroffen;
2
hij op
of omstreeks25 juni 2022, te Apeldoorn, [slachtoffer 2] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 2] in of tegen het gezicht
en/of hoofdte stompen
of te slaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
zware mishandeling
feit 2:
mishandeling

5.De strafbaarheid van het feit

De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat er sprake is geweest van noodweer, dan wel noodweerexces.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Uit de beschrijving van de camerabeelden door verbalisant [verbalisant 1] en de waarneming van die beelden door de rechtbank ter terechtzitting blijkt dat verdachte bij het begin van de ruzie tussen hem en aangever [slachtoffer 1] overduidelijk de agressor was, die zich dreigend opstelde tegenover aangever. Verdachte begon met duwen en zocht [slachtoffer 1] steeds op. Verdachte duwde ook zijn hoofd tegen het hoofd van [slachtoffer 1] , terwijl de laatste met zijn handen in zijn zakken stond en het onderging. Verdachte werd door meerdere personen uit de groep weggehouden bij aangever. Ook toen verdachte vervolgens door een ander werd weggeduwd en weggeleid van de situatie bleef hij zich op aangever richten. Anders dan gesteld door de verdediging, is het dus niet zo dat hij zich op dat moment vrijwillig aan de situatie onttrok. Toen aangever reageerde door verdachte een klap te geven ontstond een worsteling tussen beiden, waarna verdachte reageerde met de klap met de gebroken fles.
Naar het oordeel van de rechtbank is aldus geen sprake geweest van een noodweersituatie, nu verdachte de ruzie zelf is begonnen, aangever bleef opzoeken en zelf dreigend en agressief was en bleef.
De rechtbank verwerpt het verweer.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met de voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering, en met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, gecombineerd met een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met het pro justitia rapport van dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog, waarin wordt geconcludeerd dat het feit verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft een ander met een kapotte fles met kracht tegen het hoofd geslagen, nadat hij die fles eerst kapot had geslagen. Dit is een ernstig feit. Het slachtoffer heeft daardoor zwaar letsel aan zijn hoofd opgelopen en houdt er een blijvend litteken aan over. Door zo te handelen heeft verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Kort na dit feit heeft verdachte ook nog een andere persoon mishandeld. Dergelijke feiten dragen bij aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder in het uitgaansleven en bij hen die daarvan slachtoffer of getuige zijn.
Daar komt bij dat verdachte al meerdere malen is veroordeeld ter zake van geweldsfeiten en nog in een proeftijd liep. Eerdere veroordelingen hebben hem er niet van weerhouden opnieuw twee keer tot geweld over te gaan. Naar het oordeel van de rechtbank is alleen een gevangenisstraf passend. De rechtbank betrekt bij haar oordeel ook dat er nu een concreet plan van de reclassering ligt waar verdachte aan wil meewerken.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie een juiste eis en zal zij verdachte conform deze eis veroordelen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan, gezien zijn justitiële documentatie. Daarom zal zij bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te voeren toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 8.858,11 ingediend. De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
  • Medische kosten: € 365,24
  • Reis-en parkeerkosten: € 79,73
  • Huishoudelijke hulp: € 516,00
  • Overige kosten: € 154,94 (kleding)
  • Smartengeld € 3.500,00
  • Kosten van rechtsbijstand: € 4.242,20
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de medische kosten met betrekking tot de paracetamol en slakkengel onvoldoende zijn onderbouwd.
De kosten voor huishoudelijke hulp acht de verdediging eveneens onvoldoende onderbouwd. Het smartengeld acht de verdediging te hoog nu psychisch leed niet is onderbouwd en er sprake is van eigen schuld. Bij de kleding moet rekening worden gehouden met afschrijving. De kosten voor rechtsbijstand dienen te worden berekend volgens het liquidatietarief.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onrechtmatig handelen door verdachte schade heeft geleden, voor welke schade verdachte in beginsel aansprakelijk is. De rechtbank beoordeelt per post of en in hoeverre deze toewijsbaar is.
Medische kosten
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de kosten voor paracetamol en acht deze kosten ad € 13,50 toewijsbaar.
Ten aanzien van de slakkengel: de rechtbank zal de kosten voor één pot ad € 58,99 toewijzen. Voor de toekomst is onvoldoende bepaald hoe lang de benadeelde partij dit nog nodig heeft ter genezing.
De kosten die de benadeelde partij blijkens het kostenoverzicht van de zorgverzekering heeft moeten maken voor zijn eigen risico bedragen € 56,79 en zijn ook niet betwist en dus toewijsbaar.
Reis- en parkeerkosten
De reis- en parkeerkosten zijn onderbouwd en niet bestreden. De rechtbank zal het bedrag van De kosten voor reis- en parkeerkosten zijn onderbouwd en niet bestreden. De rechtbank zal de posten ad € 79,73 toewijzen.
Overige kosten
Met betrekking tot de beschadigde kleding zal de rechtbank geen rekening houden met afschrijvingen nu gesteld is dat de kleding korte tijd voor het incident is aangeschaft en dus niet ouder dan een jaar is. De rechtbank wijst het bedrag van € 154,94 toe.
Huishoudelijke hulp
De kosten voor huishoudelijke hulp: de rechtbank acht onvoldoende duidelijk wie de benadeelde partij heeft geholpen en hoeveel tijd daarmee (ongeveer) gemoeid is geweest. Ook als voor de bepaling van de hoogte van het gevorderde bedrag aanspraak wordt gemaakt op toepassing van de richtlijn huishoudelijke hulp van de letselschaderaad, is wel enige concretisering met betrekking tot het specifieke geval over de benodigde hulp op zijn plaats. Die ontbreekt. De rechtbank zal de benadeelde partij in die post daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Smartengeld
De rechtbank acht de inbreuk op de lichamelijke integriteit van de benadeelde en de gevolgen die die inbreuk nog mentaal op de benadeelde heeft, voldoende onderbouwd in de slachtofferverklaring. De rechtbank houdt geen rekening met eigen schuld van de benadeelde. Het feit dat verdachte tijdens de ruzie ook een klap heeft gehad doet niet af aan de omstandigheid dat het eigen gedrag van verdachte tot de escalatie heeft geleid. Aan de hand van in de jurisprudentie vergelijkbare gevallen stelt de rechtbank het smartengeld in billijkheid vast op een bedrag van € 2.000,00.
Dit alles leidt tot de volgende berekening:
  • Medische kosten: € 129,28
  • Reis-en parkeerkosten: € 79,73
  • Overige kosten: € 154,94 (kleding)
  • Smartengeld € 2.000,00
Totaal: € 2.363,95
De rechtbank zal de wettelijke rente over de materiële schadevergoeding toewijzen vanaf 8 november 2022 (datum opstellen vordering) en die over het smartengeld vanaf 25 juni 2022. Zoals gevorderd zal de rechtbank ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Kosten rechtsbijstand
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft niet duidelijk kunnen maken waarom voor de kosten voor rechtsbijstand niet zoals gebruikelijk het liquidatietarief moet worden gehanteerd. De rechtbank zal de kosten voor rechtsbijstand toewijzen op grond van het liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven, tarief I, dat geldt met betrekking tot zaken van een geldswaarde beneden € 10.000,-
De raadsvrouw heeft een vordering ingediend en deze ter terechtzitting toegelicht. De rechtbank zal een bedrag van € 956,- (2 punten) toewijzen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/276262-20)

De politierechter in Zutphen heeft verdachte op 17 mei 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering
Nederland meldt op het adres [adres 2] te Apeldoorn. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- verdachte zich laat behandelen door Justact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
- verdachte verblijft bij het Leger des Heils of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • verdachte geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte meewerkt aan ambulante begeleiding van het Leger des Heils of een andere instelling voor ambulante begeleiding, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de afspraken met de instelling;
  • verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 17 mei 2022 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf van 3 weken (parketnummer 05/276262-20).
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] € 363,95 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente over € 363,95 vanaf 8 november 2022 en over € 2.000,- vanaf 25 juni 2022, in beide gevallen tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 956,- ;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 2.363,95 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente over € 363,95 vanaf 8 november 2022 en over € 2.000,- vanaf 25 juni 2022, in beide gevallen tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 33 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. M. Wegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022284746, gesloten op 13 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 22-23.
3.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 26.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] p. 28.
5.Verklaring van ter terechtzitting.
6.Forensisch Geneeskundig letselverslag, p. 84.
7.Rechterlijke waarneming ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 32.
9.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 31
10.Proces-verbaal van aanhouding, p. 62.