ECLI:NL:RBGEL:2022:6567

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
C/05/402922 / HZ ZA 22-140
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van PGB-gelden op grond van onverschuldigde betaling en formele rechtskracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure over de terugvordering van persoonsgebonden budget (PGB)-gelden door het zorgkantoor. De eiser, Zorgkantoor Menzis, had eerder een verstekvonnis verkregen waarin [gedaagde / eiser in verzet 1] was veroordeeld tot terugbetaling van € 52.226,27 aan PGB-gelden, die als onverschuldigd waren betaald. De rechtbank oordeelde dat het zorgkantoor terecht had geconcludeerd dat [gedaagde / eiser in verzet 1] niet aan zijn verplichtingen had voldaan, zoals het verantwoorden van de bestedingen van het PGB. De gedaagden in verzet voerden aan dat het zorgkantoor fundamentele rechtsbeginselen had geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schending van deze beginselen. De rechtbank bevestigde dat de besluiten van het zorgkantoor formele rechtskracht hadden en dat de terugvordering van de PGB-gelden gerechtvaardigd was. De rechtbank bekrachtigde het eerdere verstekvonnis en verwees de gedaagden in verzet in de kosten van de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/402922 / HZ ZA 22-140
Vonnis in verzet van 30 november 2022
in de zaak van
de stichting
ZORGKANTOOR MENZIS,
gevestigd te Wageningen,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. R.P. Scherer te Enschede,
tegen

1.[gedaagde / eiser in verzet 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[gedaagde / eiser in verzet 2]
in hoedanigheid van wettelijk beschermingsbewindvoerder van [gedaagde / eiser in verzet 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
eisers in het verzet,
advocaat mr. F.H.P. van Venetien te Zeist.
Partijen zullen hierna het zorgkantoor en [gedaagde / eiser in verzet 1] en [gedaagde / eiser in verzet 2] genoemd worden. Gedaagden, eisers in het verzet zullen tezamen worden aangeduid met [gedaagden / eisers in verzet]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van de kantonrechter van 20 april 2022, waarin de zaak is verwezen naar een kamer voor andere zaken dan kantonzaken van het team kanton en handelsrecht van de rechtbank Gelderland
  • de conclusie van dupliek in oppositie (aangeduid als conclusie van antwoord) van het zorgkantoor
  • het tussenvonnis van 20 juli 2022
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 september 2022
  • de drie nadien gewisselde B16-formulieren.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde / eiser in verzet 1] heeft het fragile X-syndroom, een erfelijke aandoening die wordt gekenmerkt door een verstandelijke beperking en bepaalde gedragskenmerken, zoals op autisme lijkend gedrag. Tevens is sprake van adhd, epilepsie, geheugenachterstand, angstklachten en stemmingsproblemen. Hetzelfde geldt voor zijn broer [broer]. De broers [familienaam] hebben een Turkse achtergrond. De verzorging van de broers wordt door verschillende familieleden gedaan en bestaat uit persoonlijke verzorging, huishoudelijke hulp en persoonlijke begeleiding; daarnaast wordt toezicht op de broers gehouden. De broers [familienaam] functioneren volgens de familie het best in hun eigen omgeving, waarbij ze op de dag “mee mogen stromen” met de dagelijkse bezigheden van de familieleden.
2.2.
De geïndiceerde Wlz zorg (Wet langdurige zorg) voor [gedaagde / eiser in verzet 1] bestaat uit persoonlijke verzorging, verpleging, huishoudelijke hulp, begeleiding individueel, begeleiding groep, logeeropvang en vervoer van en naar de begeleiding groep. [gedaagde / eiser in verzet 2] is behalve vader en bewindvoerder van [gedaagde / eiser in verzet 1], ook gewaarborgde hulp (hierna in de brieven van het zorgkantoor ook: GWH) in het kader van de Wlz. Dit houdt volgens de Verklaring gewaarborgde hulp onder meer in:
“-
De gewaarborgde hulp staat in voor de ondersteuning van de budgethouder om aan de verplichtingen van het PGB te voldoen;
  • De gewaarborgde hulp draagt zorg voor de inhoud van de zorg;
  • (…)
  • De gewaarborgde hulp en de budgethouder zijn beide verantwoordelijk dat het PGB goed beheerd wordt;
  • (…)
  • De budgethouder blijft zelf financieel aansprakelijk.”
2.3.
Bij brief van 7 maart 2019 heeft het zorgkantoor aan [gedaagden / eisers in verzet] meegedeeld dat een onderzoek is gestart naar de rechtmatigheid van de bestedingen van het Persoonsgebonden budget (hierna: PGB) Wlz en dat het zorgkantoor in het kader van het onderzoek de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) de opdracht heeft gegeven om de uitbetalingen uit het PGB Wlz per direct voor de duur van dertien weken stop te zetten.
2.4.
Bij brief van 9 mei 2019 (productie 2 van het zorgkantoor) heeft het zorgkantoor [gedaagde / eiser in verzet 1] meegedeeld dat het onderzoek is afgerond en de resultaten en conclusies van het onderzoek uiteengezet. Hierin in onder meer het volgende opgenomen:

Conclusie Onderzoek en Maatregelen
Op basis van de door u of namens u aangeleverde administratieve gegevens, de gegevens zoals weergegeven in de tot onze beschikking staande bronnen, de telefoongesprekken met uw GWH (gewaarborgde hulp) en de gesprekken gevoerd op 2 mei 2019 met u en uw zorgverleners hebben we een onderzoek uitgevoerd en zijn we tot de volgende conclusies gekomen.
• U heeft niet kunnen aantonen dat de door u ingekochte zorg, vanaf 1 januari 2018 tot op heden, die u ten laste heeft gebracht van uw PGB rechtmatig is geweest. Tevens heeft u in strijd gehandeld met de regel dat u niet meer dan 13 weken per jaar in het buitenland mag verblijven. Omdat u daardoor niet heeft voldaan aan de verplichtingen die het hebben van een PGB met zich meebrengt zal het zorgkantoorde verleningsbeschikking van uw PGB met ingang van 1 januari 2018 intrekken.
• Als gevolg van bovengenoemde dient u het PGB vanaf 1 januari 2018 terug te betalen. U dient aan het zorgkantoor € 52.226,27 terug te betalen.
(…)
Bevindingen onderzoek
Uit het onderzoek is gebleken dat uw GWH niet in staat is geweest de zorg, zoals geleverd zou zijn en gefactureerd is, te onderbouwen middels de administratie en uitleg te geven omtrent de inhoud van de geleverde zorg.
(...)
Belangenafweging
Volledigheidshalve merken we nog op dat we uw individuele belangen hebben afgewogen tegen de belangen van het zorgkantoor. Het zorgkantoor dient op een verantwoorde en doelmatige wijze om te gaan met maatschappelijke middelen. In dat kader is het van belang dat u tijdig en op adequate wijze voldoet aan de opgelegde verplichtingen behorende bij uw PGB.
We hebben geconstateerd dat er in uw specifieke situatie geen sprake is van een kleine onvolkomenheid, waaraan slechts een geringe betekenis toekomt, maar dat u, met een GWH/mentor/bewindvoerder, niet in staat bent gebleken een PGB te beheren. Nu u niet in staat bent gebleken de aan u geleverde zorg inzichtelijk te maken en u niet heeft gehouden aan de verplichtingen die het hebben van het PGB met zich meebrengt, zijn we van oordeel dat uw individuele belangen dienen te wijken voor de belangen van het zorgkantoor. (…)
2.5.
Het zorgkantoor heeft aan [gedaagde / eiser in verzet 2] bij brief van 9 mei 2019 (productie 3 van het zorgkantoor) een Intrekkingsbeschikking PGB Wlz gestuurd. Dit betekent dat de toekenningsbeschikkingen PGB Wlz van 2018 en 2019 zijn komen te vervallen en dat het toegekende PGB vanaf 1 januari 2018 tot en met 31 maart 2019 wordt teruggevorderd.
2.6.
Bij een viertal besluiten van 13 mei 2019, gebaseerd op artikel 4:46 jo artikel 4:57 Awb, heeft het zorgkantoor van [gedaagde / eiser in verzet 1] de door de SVB aan [betrokkene 1] en aan [betrokkene 2] uitbetaalde bedragen teruggevorderd. Bij een tweetal besluiten van 15 juli 2019 heeft het zorgkantoor van [gedaagde / eiser in verzet 1] de door de SVB aan [betrokkene 1] en aan [betrokkene 2] uitbetaalde bedragen teruggevorderd. In totaal is een bedrag van € 52.226,27 door de SVB aan voornoemde zorgverleners uitbetaald.
2.7.
[gedaagde / eiser in verzet 2] heeft bezwaar aangetekend tegen de intrekkingsbeschikking van 9 mei 2019 van het zorgkantoor (2.5) en de daarop gebaseerde terugvorderingsbesluiten van 13 mei 2019 (2.6). Bij beslissing op bezwaar van 27 september 2019 heeft het zorgkantoor de bestreden beschikkingen van 9 mei 2019 en 13 mei 2019 ongewijzigd in stand gelaten. Tot slot is opgemerkt dat geen redenen zijn aangedragen of gebleken op grond waarvan zou moeten worden afgezien van de vastgestelde terugvordering.

3.Het geschil

3.1.
Het zorgkantoor heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde / eiser in verzet 1] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over € 56.279,54 en de proceskosten.
3.2.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van het zorgkantoor toegewezen behoudens het meerdere aan verschenen rente boven het bedrag van € 2.559,21 en is [gedaagde / eiser in verzet 1] veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van het zorgkantoor tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 1.634,60.
3.3.
[gedaagden / eisers in verzet] vordert in het verzet dat [gedaagde / eiser in verzet 1] wordt ontheven van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij verstekvonnis van 10 november 2021 tussen het zorgkantoor als eiseres en [gedaagde / eiser in verzet 1] als gedaagde, en voorts dat het zorgkantoor niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, althans dat haar deze vordering wordt ontzegd, met haar veroordeling in de proceskosten.
3.4.
In haar conclusie in verzet heeft het zorgkantoor geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter van 10 november 2021 bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, met veroordeling van [gedaagden / eisers in verzet] in de kosten van de procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
Deze zaak gaat over de vraag of het zorgkantoor van [gedaagde / eiser in verzet 1] de PGB-gelden mag terugvorderen die door de SVB aan de zorgverleners van [gedaagde / eiser in verzet 1] zijn uitbetaald. Op basis van door haar uitgevoerd onderzoek heeft het zorgkantoor geconcludeerd dat [gedaagden / eisers in verzet] niet aan de verplichting tot verantwoording van de PGB-gelden heeft voldaan en dat hij langer dan is toegestaan in het buitenland (Turkije) heeft verbleven. In reactie hierop heeft het zorgkantoor besloten de verleningsbeschikking waarbij het PGB is toegekend, in te trekken en de reeds uitbetaalde PBG-gelden over 2018 tot 31 maart 2019 als onverschuldigd betaald terug te vorderen van [gedaagde / eiser in verzet 1]. [gedaagde / eiser in verzet 2] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en (een deel van) de daarop gebaseerde terugvorderingsbesluiten. Bij beslissing op bezwaar van 27 september 2019 heeft het zorgkantoor de bestreden beschikkingen van 9 mei 2019 en 13 mei 2019 ongewijzigd in stand gelaten en heeft zij het ingediende bezwaar van [gedaagde / eiser in verzet 2] ongegrond verklaard.
4.2.
Niet ter discussie staat dat voornoemde beschikkingen formele rechtskracht hebben gekregen. Dit betekent dat de civiele rechter in een procedure, waarin de invordering van PGB-gelden aan de orde is, in beginsel ervan dient uit te gaan dat de terugvorderingsbesluiten, zo de daartegen openstaande rechtsgang niet (volledig) is gebruikt, zowel wat hun inhoud als wat hun wijze van tot stand komen betreft in overeenstemming zijn met de desbetreffende wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. Voor zover [gedaagden / eisers in verzet] heeft gesteld dat aan hem Wlz zorg is verleend die uit de PGB-gelden betaald mocht worden en voor zover hij heeft aangeboden hierover bewijs te leveren, is herbeoordeling hiervan in beginsel dus niet aan de orde.
4.3.
De budgethouder kan in een civiele procedure, waarin het zorgkantoor de ingevolge die besluiten vastgestelde bedragen terugvordert, wel aan de orde stellen dat het zorgkantoor bij die terugvordering misbruik maakt van haar bevoegdheid, dan wel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat het zorgkantoor in de gegeven omstandigheden tot terugvordering van deze bedragen overgaat. Als daarvan sprake is, heeft dat tot gevolg dat het zorgkantoor geen gebruik kan maken van haar bevoegdheid tot terugvordering (vgl. ECLI:GHARL:2018:1439).
4.4.
[gedaagden / eisers in verzet] voert aan dat het zorgkantoor bij de beslissing op bezwaar fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden door niet een volledige heroverweging in bezwaar te laten plaatsvinden en de bewindvoerder niet op een hoorzitting te horen. Tijdens de bezwaarprocedure is de bewindvoerder beschuldigd van ontvoering van zijn dochter. Dit heeft tot gevolg gehad dat hij langer dan toegestaan in Turkije heeft moeten verblijven en dat hij, op weg vanuit Turkije naar de hoorzitting, in Duitsland in hechtenis is genomen waardoor hij niet aanwezig heeft kunnen zijn op de hoorzitting. Ondanks kennis van de feitelijke situatie heeft het zorgkantoor niet aangeboden om ambtshalve te verantwoorden of een herzieningsprocedure te doorlopen. In verband met de persoonlijke en psychische problematiek van de budgethouder - [gedaagde / eiser in verzet 1] - was hij niet in staat om zelf het PGB te beheren en te verantwoorden. De bewindvoerder, tevens gewaarborgde hulp, heeft datgene gedaan wat in zijn vermogen lag om de benodigde stukken bij het zorgkantoor aan te leveren. De benodigde informatie voor de verantwoording was volgens [gedaagden / eisers in verzet] bij het zorgkantoor aanwezig. Een gebrek in het handelen van de bewindvoerder kan niet worden tegengeworpen aan de budgethouder. [gedaagden / eisers in verzet] is te goeder trouw. In de gegeven omstandigheden is terugvordering van de PGB-gelden met een beroep op onverschuldigde betaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
4.5.
Het zorgkantoor betwist dat zij fundamentele rechtsbeginselen heeft geschonden. [gedaagden / eisers in verzet] heeft het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 27 september 2019 zelf niet doorgezet, zodat de beslissing op bezwaar formele rechtskracht heeft gekregen. Ambtshalve verantwoording of een herzieningsprocedure is dan niet aan de orde. Uit de Verklaring gewaarborgde hulp (2.2) blijkt dat de budgethouder zelf financieel aansprakelijk blijft, zodat na intrekking van de verleningsbeschikking PGB Wlz [gedaagde / eiser in verzet 1] gehouden is de onverschuldigde betaalde bedragen terug te betalen. [gedaagde / eiser in verzet 2] heeft nagelaten de uitbetaalde bedragen te verantwoorden. Dat [gedaagde / eiser in verzet 1] vanwege zijn beperking niet in staat is om zijn PGB te beheren komt voor zijn rekening en risico. Het beroep op redelijkheid en billijkheid faalt, aldus het zorgkantoor.
4.6.
Niet gebleken is dat – zoals [gedaagden / eisers in verzet] stelt – sprake is geweest van schending van fundamentele rechtsbeginselen. Of anders gezegd: dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat het zorgkantoor in de gegeven omstandigheden tot terugvordering van deze bedragen overgaat. Bij brief van 9 mei 2019 heeft het zorgkantoor het uitgevoerde onderzoek uitgebreid beschreven en verantwoord op basis van welke gegevens zij tot haar oordeel is gekomen. Naar aanleiding van bezwaren van [gedaagde / eiser in verzet 2] tegen de beschikkingen van 16 mei 2019 heeft het zorgkantoor [gedaagde / eiser in verzet 2] bij brief van 17 juni 2019 en 8 juli 2019 in de gelegenheid gesteld om verantwoording van de gefactureerde uren aan het zorgkantoor te overleggen. Volgens het zorgkantoor heeft [gedaagde / eiser in verzet 2] niet op deze verzoeken gereageerd. [gedaagden / eisers in verzet] heeft dit op zich niet betwist. [gedaagde / eiser in verzet 2] heeft aangevoerd dat hij niet in staat was om de uren aan te tonen, omdat er automatisch is betaald door de SVB. Echter, deze betalingen vonden plaats naar aanleiding van door [gedaagde / eiser in verzet 2] ingediende facturen. Niet valt in te zien dat de gefactureerde uren niet inzichtelijk te maken waren. Gebleken is dat er geen urenverantwoordingen zijn voor de aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] uitbetaalde bedragen. In de perioden dat [gedaagde / eiser in verzet 1] in Turkije verbleef (6 maart tot en met 9 juli 2018 en van 19 augustus 2018 tot en met 2 april 2019), waren de twee hiervoor genoemde zorgverleners niet steeds beiden ook in Turkije aanwezig. Op de geplande hoorzitting van 15 augustus 2019 inzake de behandeling van de beslissing op bezwaar was [gedaagde / eiser in verzet 2] niet in staat om op de afgesproken plaats aanwezig te zijn in verband met het feit dat hij na vertrek uit Turkije in Duitsland in hechtenis is genomen. Vaststaat dat namens [gedaagde / eiser in verzet 2] contact is opgenomen met het zorgkantoor hierover. Volgens het zorgkantoor is 19 augustus 2019 als nieuwe datum voor de hoorzitting gepland. Op de nieuwe afspraakdatum is niemand namens [gedaagden / eisers in verzet] op de hoorzitting verschenen. Gevolg is dat geen hoorzitting heeft plaatsgevonden, waardoor [gedaagden / eisers in verzet] een mogelijkheid tot wederhoor minder heeft gehad. Dit kan niet aan het zorgkantoor worden toegerekend, omdat de oorzaak van de afwezigheid voor risico van [gedaagden / eisers in verzet] komt. Tot slot blijft de vraag wat [gedaagde / eiser in verzet 2] op de hoorzitting naar voren had willen brengen in het kader van de verantwoording van de gefactureerde uren. Hierover heeft hij geen concrete stellingen ingenomen. In het hele rechtbankdossier bevindt zich geen enkele urenverantwoording. Ook de tijd die - op verzoek van beide partijen - nog na de mondelinge behandeling is genomen, heeft [gedaagden / eisers in verzet] kennelijk niet benut om de gevraagde urenverantwoording aan te leveren. Niet gebleken is dat door het ontbreken van de mogelijkheid van het bijwonen van de hoorzitting [gedaagden / eisers in verzet] in zijn verdediging is geschaad. Nu niet is gebleken van schending van fundamentele rechtsbeginselen mag het zorgkantoor op basis van artikel 4:57 Awb de onverschuldigd betaalde subsidiebedragen (€ 52.226,27) terugvorderen.
Aan wie is onverschuldigd betaald?
4.7.
Niet in geschil is dat met de intrekking van de verleningsbeschikkingen de rechtsgrond aan de uitkering van de PGB-gelden wegvalt en de PGB-gelden daarom onverschuldigd zijn betaald. [gedaagden / eisers in verzet] is van mening dat niet aan [gedaagde / eiser in verzet 1] onverschuldigd is betaald. Het is immers de SVB die namens het zorgkantoor betalingen heeft verricht aan de zorgverleners van [gedaagde / eiser in verzet 1] en daarom moet de vordering uit onverschuldigde betaling tegen de SVB worden ingesteld, aldus [gedaagden / eisers in verzet] Dit standpunt is onjuist. Een PGB is immers een aan de budgethouder verleende subsidie waarmee de budgethouder aan hem te verlenen zorg kan bekostigen door betalingsverzoeken te doen aan de SVB. Artikel 4:46 lid 2 Awb bepaalt dat de subsidie lager kan worden vastgesteld als de ontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet nakomt en/of onjuiste gegevens verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid. Op basis van dit artikel heeft het zorgkantoor vanwege onder meer het ontbreken van een urenverantwoording de subsidie geheel ingetrokken. In deze beslissing kan de civiele rechter in de gegeven omstandigheden niet treden wegens de formele rechtskracht.
Buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente
4.8.
Het zorgkantoor heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de rechtbank de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal toewijzen.
4.9.
Het gevorderde bedrag aan verschenen rente zal, als niet afzonderlijk betwist, eveneens worden toegewezen.
Conclusie
4.10.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden bekrachtigd.
4.11.
[gedaagden / eisers in verzet] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van het zorgkantoor begroot op:
- griffierecht € 1.063,00
- salaris advocaat
2.163,00(3 punten × tarief € 721,00)
Totaal € 3.226,00.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bekrachtigt het door de kantonrechter in deze rechtbank op 10 november 2021 onder zaaknummer / rolnummer 9518585 / CV EXPL 21-3410 gewezen verstekvonnis,
5.2.
veroordeelt [gedaagden / eisers in verzet] in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van het zorgkantoor tot op heden begroot op € 3.226,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022.
St/mk