Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de verzetdagvaarding tevens incidentele vordering tot zekerheidstelling tevens incidentele conclusie tot vrijwaring tevens eis in reconventie van [gedaagde conv/eiser reconv/eiser verzet/eiser incidenten]
- de conclusie van antwoord in incident van de Stichting.
2.De beoordeling in de incidenten
misbruik van procesrecht / welke incidentele vorderingen liggen voor?
NJ1992/724, r.o. 3.3.
Het voormelde voorschrift eist niet dat de duidelijke en bepaalde conclusie op een bepaalde plaats of in een bepaalde vorm in de dagvaarding wordt opgenomen. Wel is in beginsel vereist dat op een voldoende in het oog springende wijze in de dagvaarding een afzonderlijk en als zodanig herkenbaar petitum voorkomt. Indien evenwel uit het lichaam van de dagvaarding zonder meer duidelijk is tegen welke vordering de gedaagde zich heeft te verweren, zal het zich kunnen voordoen dat daarin reeds een voldoende duidelijke en bepaalde conclusie ligt besloten, ook als een uitdrukkelijk petitum ontbreekt.”
- onder het in blauw en vet afgedrukte, in kapitalen weergegeven kopje ‘incidentele vordering tot zekerheidstel[l]ing’ staat in het laatste randnummer (20.) opgenomen dat [gedaagde conv/eiser reconv/eiser verzet/eiser incidenten] de rechtbank verzoekt (bedoeld zal zijn: vordert dat de rechtbank) om die reden, preliminair, de Stichting te veroordelen tot het bieden van een garantie tot het kunnen betalen van de proceskosten en de mogelijke schadevergoeding die voortkomt uit het onterecht gelegde beslag en
- onder het in blauw en vet afgedrukte kopje ‘Incidentele conclusie strekkende tot oproep in vrijwaring ex art. 210 lid 1 Rv’ staat in randnummer 26 opgenomen dat [gedaagde conv/eiser reconv/eiser verzet/eiser incidenten] gelet op het voorstaande zich op artikel 210 lid 1 Rv beroept en verzoekt de rechtbank (bedoeld zal opnieuw zijn: vordert dat de rechtbank) [gedaagde conv/eiser reconv/eiser verzet/eiser incidenten] toe te staan de hierboven genoemde rechtspersonen (bedoeld zal zijn: rechtspersoon, namelijk ING Bank N.V.) te dagvaarden tegen een door de rechtbank te bepalen terechtzitting, teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen, kosten rechtens.
tussen hem, [gedaagde conv/eiser reconv/eiser verzet/eiser incidenten] , en ING, laat staan over een rechtsverhouding tussen [gedaagde conv/eiser reconv/eiser verzet/eiser incidenten] en ING die voor ING een verplichting tot vrijwaring meebrengt. [gedaagde conv/eiser reconv/eiser verzet/eiser incidenten] stelt slechts dat ING, en niet hij, aansprakelijk is voor de schade van de beleggers. Stellingen daarover betreffen de rechtsverhouding tussen de beleggers en ING en niet die tussen [gedaagde conv/eiser reconv/eiser verzet/eiser incidenten] en ING. De kennelijke stelling “niet [gedaagde conv/eiser reconv/eiser verzet/eiser incidenten] is aansprakelijk, maar ING” hoort thuis in de hoofdzaak. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door [gedaagde conv/eiser reconv/eiser verzet/eiser incidenten] wel aangevoerde gronden deze incidentele vordering niet kunnen dragen. Deze zal dan ook worden afgewezen.
3.De beslissing
11 januari 2023voor conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van de Stichting.