ECLI:NL:RBGEL:2022:6547

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
05.268459.21, 05.282547.21, 05.298330.21, 05.249265.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, vernielingen, bezit van hard- en softdrugs, opzetheling, inbraak en diefstal

Op 22 november 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, vernielingen, bezit van hard- en softdrugs, opzetheling, inbraak en diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. De zaak omvatte verschillende parketnummers, waaronder 05.268459.21, 05.282547.21, 05.298330.21 en 05.249265.22. De verdachte werd vrijgesproken van feit 1 onder parketnummer 05.268459.21, omdat er onvoldoende bewijs was voor de ontploffing die aan hem werd toegeschreven. Echter, de rechtbank achtte de overige feiten, zoals het vernielen van ruiten, bedreiging van een slachtoffer, en het bezit van drugs, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de omstandigheden van de verdachte mee, waaronder zijn eerdere strafblad en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, en de rechtbank volgde deze eis, waarbij ze ook rekening hield met het advies van de reclassering. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05.268459.21, 05.282547.21, 05.298330.21, 05.249265.22 (gev. ttz.) en 05.134276.20 (tul)
Datum uitspraak : 22 november 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1981] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Achterhoek.
Raadsvrouw: mr. E.W.A. Nabbe, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd:
onder parketnummer 05.268459.21, dat:feit 1.hij op of omstreeks 2 oktober 2021 te ’s-Heerenberg, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij/aan de woning/het perceel aan de [adres 2] door (ontstoken) vuurwerk (een Cobra 6), althans enig ander explosief voorwerp onder het raam van de woning te bevestigen, althans op enigerlei wijze aan de woning te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor de woning aan de [adres 2] , de daarin aanwezige inboedel en/of zich in de omgeving van die woning bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de in die woning aanwezige personen, te weten: [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in die woning aanwezige personen waaronder in elk geval [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
feit 2.hij op of omstreeks 2 oktober 2021 te ‘s-Heerenberg opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten van een woning gelegen aan de [adres 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3.hij op of omstreeks 3 oktober 2021 te ‘s-Heerenberg opzettelijk en wederrechtelijk een band van een voertuig (merk: [auto] en voorzien van het kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 4.hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 3 oktober 2021 te ’s-Heerenberg, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- op 1 oktober 2021 via WhatsApp (spraak)berichten die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen (zakelijk weergegeven): " je ziet mij wel verschijnen 1 deze dagen” en/of “ben nog niet klaar met jou” en/of “je gaat spijt krijgen van je hoerengedrag” en/of “ik ga nog bedenken wat ik nog kan gaan doen” en/of “je begint waarschijnlijk wel te huilen als je mij weer ziet” en/of “ik ga je lastig vallen”en/of “je gaat wat probleempjes krijgen met dingen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (vervolgens) op 2 oktober 2021 (ontstoken) vuurwerk (een Cobra 6), althans enig ander explosief voorwerp onder het raam van de woning van die [slachtoffer 1] voornoemd te bevestigen, althans op enigerlei wijze aan de woning te brengen terwijl die [slachtoffer 1] voornoemd op dat moment in de woning aanwezig was en/of een ijzeren staaf, althans een (zwaar) voorwerp (met kracht) door een ruit van de woning van die [slachtoffer 1] voornoemd te gooien terwijl die [slachtoffer 1] voornoemd op dat moment in de woning aanwezig was en/of
- (vervolgens) op 2 oktober 2021 via een WhatsApp-bericht die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen (zakelijk weergegeven): “wat was er gister dan voor herry. Ik weet wie dat gedaan heb.”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (vervolgens) op 3 oktober 2021 een hamer, althans een (zwaar) voorwerp (met kracht) door een ruit van de woning van die [slachtoffer 1] voornoemd te gooien;
feit 5.hij op of omstreeks 3 oktober 2021 te ’s-Heerenberg, in een woning gelegen aan de [adres 3] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 98,46 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 72,59 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 6.hij op of omstreeks 3 oktober 2021 te ’s-Heerenberg, in een woning gelegen aan de [adres 3] ,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 187 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
onder parketnummer 05.282547.21, dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2021 tot en met 8 april 2021, te Zeddam, gemeente Montferland, goederen, te weten een [merk] slagschroevendraaier en/of een [merk] slijpmachine, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 7 april 2021 tot en met 8 april 2021, te Zeddam, gemeente Montferland, opzettelijk en wederrechtelijk, een achterruit van een bestelwagen/bestelbus, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n), te weten aan [slachtoffer 6] , heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
onder parketnummer 05.298330.21, dat:hij op of omstreeks 26 juli 2021 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, een hoeveelheid gereedschap (waaronder accu's en/of weegschalen en/of koffers), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
onder parketnummer 05.249265.22, dat:hij op of omstreeks 30 september 2022 te Doetinchem Kwark Optimel en/of Yakult en/of slagroom truffels en/of babi pangang en/of pudding cakejes en/of een luxe fruitsalade, in elk geval enig(e) (winkel)goed(eren) (ter waarde ad € 18,50), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] (gevestigd op/aan de [adres 4] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor feit 1 onder parketnummer 05.268459.21. Verdachte dient daarom van dit feit te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overige ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor feit 1 en feit 2 onder parketnummer 05.268459.21 en voor parketnummers 05.282547.21 (primair en subsidiair) en 05.298330.21, zodat verdachte van deze feiten dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 4 onder parketnummer 05.268459.21 heeft de raadsvrouw betoogd dat de feitelijke handelingen inhoudende het plaatsen van het vuurwerk en het ingooien van de ruiten niet bewezen kunnen worden. Van de (spraak)berichten kan niet worden gezegd dat deze een strafbare bedreiging inhouden, aldus de raadsvrouw. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 5 onder parketnummer 05.268459.21 heeft de raadsvrouw betoogd dat het feit kan worden bewezen, doch voor een lagere hoeveelheid MDMA. Ten aanzien van feit 6 onder parketnummer 05.268459.21 heeft de raadsvrouw gesteld dat niet is vastgesteld dat de aangetroffen middelen hasjiesj betreffen, waardoor verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van feit 3 ten laste gelegd onder parketnummer 05.268459.21 en het feit ten laste gelegd onder parketnummer 05.249265.22.
Beoordeling door de rechtbank
05.268459.21
feit 1.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er voor feit 1 onder parketnummer 05.268459.21 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
In het dossier zit enkel de aangifte waarin staat omschreven dat aangeefster en haar partner op 2 oktober 2021 om 00:30 uur wakker werden van een harde knal. Uit onderzoek van de politie bleek dat er vuurwerk (een zogeheten Cobra 6) tegen het raam was gelegd. Hierdoor was er een gat van ongeveer 15 centimeter in de gevelbekleding geslagen. Aangeefster sprak haar vermoeden uit dat verdachte de ontploffing had veroorzaakt. In het dossier zijn geen getuigenverklaringen opgenomen waaruit blijkt dat verdachte bij de woning is gezien rond het tijdstip van de ontploffing. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is geen vuurwerk aangetroffen. Verdachte ontkent dat hij de ontploffing heeft veroorzaakt. De rechtbank kan daarom niet anders concluderen dan dat er onvoldoende aanknopingspunten in het dossier zitten om tot een bewezenverklaring te komen van feit 1. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit feit.
feit 2 en feit 4. [1]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 2 oktober 2021 omstreeks 04:00 uur wakker werd van een harde knal en glasgerinkel. Toen ze ging kijken, zag ze dat het raam van de keukendeur stuk was. De politie vond op het balkon bij de keuken een stuk handgereedschap waarmee het keukendeurraam was ingegooid. Op 2 oktober 2021 omstreeks 22:45 uur liep aangeefster met haar partner over de galerij richting de voordeur van haar woning. Toen zij de woning betrad, zag zij dat de vloer van de keuken bezaaid was met glas. Toen ze het rolgordijn omhoog deed, zag zij dat het grote keukenraam was ingegooid. Er lag een hamer op de grond. De partner van aangeefster zag dat er ook een gat zat in het slaapkamerraam. Aangeefster vermoedde dat verdachte achter de vernielingen zat, omdat zij die week de relatie met hem had beëindigd. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar sinds het verbreken van de relatie bestookte met app-berichtjes en gesproken teksten. Hierbij schold verdachte haar uit en kleineerde hij haar. Aangeefster was bang dat verdachte haar iets aan zou doen. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte tegen hem bekende dat hij een ruit aan de achterzijde van de woning van aangeefster had ingegooid. Verdachte wilde aangeefster en haar vriend bang maken. Op 2 oktober 2021 rond 16:30 uur stuurde verdachte spraakberichten naar [getuige] waarin hij zei dat alle ruiten eruit lagen bij [slachtoffer 1] . [getuige] ging toen bij de woning van aangeefster kijken en zag dat het glas aan diggelen lag. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad uit emotie meerdere spraakberichten en sms’jes naar aangeefster heeft gestuurd. Verdachte snapt dat deze (spraak)berichten bedreigend over konden komen. Hij wilde aangeefster een beetje bedreigen en bang maken. [4]
Voor de rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen vast komen te staan dat verdachte een of meer ruiten heeft vernield bij aangeefster. Dat de spraakberichten van verdachte aan [getuige] enkel grootspraak zouden zijn is voor de rechtbank niet aannemelijk geworden nu getuige [getuige] na ontvangen van de spraakberichten naar de woning van aangeefster is gegaan en zelf zag dat er een ruit kapot was. Daarnaast is voor de rechtbank vast komen te staan dat verdachte aangeefster heeft bedreigd. De rechtbank heeft hiervoor het geheel aan gedragingen van verdachte in aanmerking genomen. Verdachte heeft toegegeven dat hij met zijn spraakberichten en sms’jes vrees wilde opwekken bij aangeefster. Deze vrees is bij aangeefster ontstaan, niet alleen door de spraakberichten en sms’jes, maar ook doordat verdachte haar ruit(en) ingooide en vervolgens sms’te “wat was dat voor herrie. Ik weet wie dat gedaan heeft”. Dit geheel van handelingen levert voor de rechtbank een strafbare bedreiging op waardoor de vrees bij aangeefster kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Gelet op de vrijspraak van feit 1 zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van het bedreigen van aangeefster door het bevestigen van een stuk vuurwerk onder haar raam.
feit 3.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 56-58;
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte p. 186-188;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2022.
feit 5 en 6.
Op 3 oktober 2021 is de woning aan de [adres 3] te ‘s-Heerenberg doorzocht. [5] Tijdens deze doorzoeking werden in een plastic vacuümverpakking bruine brokken met een nettogewicht van 98,46 gram aangetroffen. Het middel werd bemonsterd en verstuurd naar het NFI voor verder onderzoek. Het NFI heeft een monster getest en vastgesteld dat het om MDMA ging. [6] Blijkens de werkwijze monstername in het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen geldt voor vaste stoffen dat een monster wordt genomen van minimaal 5 gram en maximaal 10 gram. De rechtbank gaat daarom uit van het nettogewicht zoals dit in het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen is opgenomen en niet van het nettogewicht in het NFI-rapport. Voor de rechtbank is daarmee vast komen te staan dat in de woning van verdachte een hoeveelheid van 98,46 gram MDMA aanwezig was.
Verder is in de woning van verdachte een hoeveelheid van 72,59 gram cocaïne aangetroffen. [7] Daarnaast werden twee verpakkingen met bruine brokjes en een bruin blok met een nettogewicht van ongeveer 187 gram aangetroffen. Middels een indicatieve test werd door de politie vastgesteld dat de stoffen cannabis bevatten. [8] Verdachte heeft tijdens het verhoor bij de politie toegegeven dat het om hasjiesj ging. [9] Daarmee is voor de rechtbank vast komen te staan dat de aangetroffen stoffen hasjiesj betreffen en dat verdachte een hoeveelheid van ongeveer 187 gram hasjiesj in zijn bezit had.
Conclusie
De rechtbank acht feit 2 tot en met feit 6 wettig en overtuigend bewezen.
parketnummer 05.282547.21 [10]
Aangever [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij op 7 april 2021 zijn bestelbus had geparkeerd op de Gildebongerd in Zeddam. Op 8 april 2021 zag aangever dat de ruit van de linkerachterdeur van zijn bus was ingeslagen. Op de grond achter de bus lag een panlat met daaraan een lijmklem vastgemaakt. Aangever miste een [merk] slagschroefmachine uit de bedrijfswagen. [11]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de panlat met lijmklem veiliggesteld voor DNA- of dactyloscopische sporen. [12] Uit forensisch onderzoek volgt dat er dactyloscopische sporen op de panlat zijn aangetroffen. Vier vingerafdrukken op de panlat matchen met de vingerafdruk van verdachte. [13]
In de woning van verdachte is een koffer van een [merk] slagschroefmachine aangetroffen. [14]
Verdachte heeft verklaard dat hij de [merk] koffer van iemand had gekregen. Verdachte heeft niet verder willen verklaren over de herkomst van de [merk] koffer. Verdachte heeft daarnaast ook niet willen verklaren over de panlat waarop zijn vingerafdrukken zijn aangetroffen. Nu een aannemelijke verklaring van verdachte over de herkomst van de [merk] koffer en over de vingerafdrukken op de panlat ontbreekt, kan het voor de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte degene is die met behulp van de panlat de [merk] koffer met daarin de slagschroevendraaier uit de bestelbus wegnam. Dat de slagschroevendraaier niet is aangetroffen bij verdachte, doet daar voor de rechtbank niets aan af. Gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal van een [merk] slagschroefmachine waarbij hij zich de toegang tot de bus verschafte door middel van braak. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het wegnemen van de [merk] slijpmachine, nu het dossier hierover onvoldoende aanknopingspunten bevat.
parketnummer 05.298330.21 [15]
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat hij in de nacht van 22 op 23 juni 2021 een appje kreeg dat zijn bedrijfsauto open stond. De bedrijfsauto bleek leeggehaald te zijn. Meegenomen waren onder andere een weegschaal, accugereedschap en koffers. [16]
Op 26 juli 2021 bezochten verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] het appartementencomplex waar verdachte woonde. Via de open bovenzijde van de berging hadden zij zicht in de berging van verdachte en konden zij waarnemen dat er veel gereedschapskisten lagen. Verdachte opende de berging voor verbalisanten middels een sleutel. In de berging troffen verbalisanten een weegschaal aan. Aangever [aangever 2] bevestigde dat de betreffende weegschaal zijn eigendom was. Ook werden diverse koffers in de berging via beeldcontact herkend door aangever als zijn eigendom. Een grijze koffer met het opschrift ‘ [naam] ’ werd door aangever herkend. Het accugereedschap dat in deze koffer had gezeten, zat echter niet meer in de koffer. [17]
De rechtbank acht opzetheling wettig en overtuigend bewezen. De berging die bij de woning van verdachte behoorde stond vol met kisten met gereedschap, terwijl verdachte hiervoor geen aannemelijke verklaring heeft. Gelet op de grote hoeveelheid (specialistisch) gereedschap en het ontbreken van een aannemelijke verklaring over de herkomst van deze goederen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat deze goederen van een misdrijf afkomstig waren ten tijde van de verwerving of toen hij deze goederen voorhanden kreeg.
05.249265.22 [18]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens [slachtoffer 5] , p. 4-7;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2022.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
onder parketnummer 05.268459.21:feit 2.hij op of omstreeks 2 oktober 2021 te ‘s-Heerenberg opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten van een woning gelegen aan de [adres 2] ,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een andertoebehoorde(n) heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3.hij op
of omstreeks3 oktober 2021 te ‘s-Heerenberg opzettelijk en wederrechtelijk een band van een voertuig (merk: [auto] en voorzien van het kenteken: [kenteken] ),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 4.hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2021 tot en met 3 oktober 2021 te ’s-Heerenberg, [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door:
- op 1 oktober 2021 via WhatsApp (spraak)berichten die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen (zakelijk weergegeven): " je ziet mij wel verschijnen 1 deze dagen” en
/of“ben nog niet klaar met jou” en
/of“je gaat spijt krijgen van je hoerengedrag” en
/of“ik ga nog bedenken wat ik nog kan gaan doen” en
/of“je begint waarschijnlijk wel te huilen als je mij weer ziet” en
/of“ik ga je lastig vallen” en
/of“je gaat wat probleempjes krijgen met dingen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
/of- (vervolgens) op 2 oktober 2021
(ontstoken) vuurwerk (een Cobra 6), althans enig ander explosief voorwerp onder het raam van de woning van die [slachtoffer 1] voornoemd te bevestigen, althans op enigerlei wijze aan de woning te brengen terwijl die [slachtoffer 1] voornoemd op dat moment in de woning aanwezig was en/ofeen ijzeren staaf, althans een (zwaar) voorwerp (met kracht) door een ruit van de woning van die [slachtoffer 1] voornoemd te gooien terwijl die [slachtoffer 1] voornoemd op dat moment in de woning aanwezig was en
/of- (vervolgens) op 2 oktober 2021 via een WhatsApp-bericht die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen (zakelijk weergegeven): “wat was er gister dan voor herry. Ik weet wie dat gedaan heb.”
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen
/of-
(vervolgens) op 3 oktober 2021een hamer,
althans een (zwaar) voorwerp(met kracht) door een ruit van de woning van die [slachtoffer 1] voornoemd te gooien;
feit 5hij op
of omstreeks3 oktober 2021 te ’s-Heerenberg, in een woning gelegen aan de [adres 3] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 98,46 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende MDMA en
/ofongeveer 72,59 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en
/ofcocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 6.hij op
of omstreeks3 oktober 2021 te ’s-Heerenberg, in een woning gelegen aan de [adres 3] , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 187 gram
, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramvan een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
onder parketnummer 05.282547.21:
hij in
of omstreeksde periode van 7 april 2021 tot en met 8 april 2021, te Zeddam, gemeente Montferland
, goederen, te weteneen [merk] slagschroevendraaier
en/of een [merk] slijpmachine, in elk geval enig goed, die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebrachtdoor middel van braak;
onder parketnummer 05.298330.21:hij op
of omstreeks26 juli 2021 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland,
een hoeveelheid gereedschap (waaronder accu's en
/ofweegschalen en
/ofkoffers),
althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
onder parketnummer 05.249265.22:hij op
of omstreeks30 september 2022 te Doetinchem Kwark Optimel en
/ofYakult en
/ofslagroom truffels en
/ofbabi pangang en
/ofpudding cakejes en
/ofeen luxe fruitsalade
, in elk geval enig(e) (winkel)goed(eren)(ter waarde ad € 18,50),
dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 5] (gevestigd
op/aan de [adres 4] ),
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05.268459.21
feit 2:
‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, meermaals gepleegd’
feit 3:
‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen’
feit 4:
‘bedreiging met zware mishandeling’
feit 5.
‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’
feit 6:
‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’
parketnummer 05.282547.21
‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak’
parketnummer 05.298330.21
‘opzetheling’
parketnummer 05.249265.22
‘diefstal’

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van de dagen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht een taakstraf of een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij heeft toegelicht dat verdachte op dit moment terecht kan bij de crisisopvang van Iriszorg. Dat is volgens de raadsvrouw ook de reden dat de rechter-commissaris in een andere strafzaak tegen verdachte de voorlopige hechtenis recent heeft geschorst. Als verdachte een gevangenisstraf krijgt opgelegd, heeft hij geen dag- en nachtopvang meer en komt hij op straat te staan. Daarnaast is inmiddels een daklozenuitkering toegewezen, dus de financiële prikkel om te recidiveren bestaat volgens de raadsvrouw niet meer.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer 1] . Hij heeft haar, nadat hun relatie was beëindigd, bedreigende berichten gestuurd en de ruiten van haar woning vernield. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op het privéleven van [slachtoffer 1] en haar angst aangejaagd. Ook heeft verdachte een band van het voertuig van de nieuwe partner van [slachtoffer 1] lek gestoken. Naast dit alles heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een inbraak in een bestelbus, opzetheling en diefstal. Deze feiten bezorgen de samenleving als geheel en de slachtoffers in het bijzonder ernstige overlast.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 19 mei 2022 en de aanvulling daarop in de mail van 4 november 2022. In het advies merkt de reclassering op dat verdachte berekenend overkomt en enkel de feiten lijkt te bekennen waar hij niet om heen kan. Verdachte bagatelliseert volgens de reclassering sterk de ten laste gelegde feiten en zijn delictsgeschiedenis. Evenmin is er sprake van berouw of spijt. De ambulante behandeling en het beschermingsbewind die verdachte reeds ontvangt, hebben niet kunnen voorkomen dat de feiten zijn begaan. Volgens de reclassering lijkt verdachte niet ontvankelijk te zijn voor reclasseringsinterventies en zullen bijzondere voorwaarden het gedrag van verdachte niet beïnvloeden. De reclassering schat het recidiverisico hoog in en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. In de mail van 4 november 2022 heeft de reclassering laten weten dat het een verlies zou zijn als verdachte door een gevangenisstraf geen gebruik zou kunnen maken van de aan hem toegewezen kamer bij de crisisopvang van Iriszorg. Uit het uittreksel van de justitiële documentatie is gebleken dat verdachte inmiddels is gedagvaard voor poging tot gekwalificeerde diefstal op 4 november 2022. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de persoon van verdachte is naar oordeel van de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Een andere strafmodaliteit zou geen recht doen aan de ernst van de feiten in combinatie met het strafblad van verdachte. De rechtbank neemt het advies van de reclassering van 19 mei 2022 over en zal een straf zonder bijzondere voorwaarden opleggen.
Alles overwegend volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie en legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05.134276.20)

De politierechter heeft verdachte op 29 juni 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uur subsidiair 15 dagen hechtenis.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 63, 285, 310, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van feit 1 onder parketnummer 05.268459.21;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 29 juni 2021 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf voor de duur van 30 uur subsidiair 15 dagen hechtenis (parketnummer 05.134276.20);
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. W.L.F. Prisse en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 november 2022.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON3R021095, gesloten op 2 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 65-67.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 129-130.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 november 2022.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 133-134.
6.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen p. 155-159 en het NFI rapport d.d. 12 november 2021.
7.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen p. 155-159 en de NFI rapporten d.d. 10 november 2021.
8.Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen p. 155-159.
9.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 224.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 5] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021381440, gesloten op 21 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
11.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , 5-7.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 12
13.Het NFI-rapport ‘onderzoek naar de aanwezigheid dactyloscopische sporen’ en proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische onderzoeken, p. 52-56.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 158-166.
15.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 6] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021493501, gesloten op 27 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , p. 3-5.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 6-9.
18.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 7] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022452190, gesloten op 1 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.