ECLI:NL:RBGEL:2022:6532

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
C/05/388627 / HZ ZA 21-197
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de nalatenschap en toedeling van onroerende zaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 november 2022 een vonnis gewezen in een civiele procedure betreffende de verdeling van de nalatenschap van een overleden moeder. De eisers in conventie, bestaande uit drie erfgenamen, hebben vorderingen ingesteld tegen verschillende gedaagden, die ook erfgenamen zijn. De rechtbank heeft de procedure in meerdere stappen doorlopen, waarbij deskundigen zijn ingeschakeld om taxaties uit te voeren van de onroerende zaken die tot de nalatenschap behoren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er verschillende onroerende zaken zijn, waaronder woningen en weilanden, die verdeeld moeten worden onder de erfgenamen. De rechtbank heeft de waarde van deze onroerende zaken vastgesteld op basis van deskundigenrapporten en heeft de toedeling van de verschillende percelen aan de erfgenamen bepaald. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de verplichtingen van de erfgenamen, zoals sloopverplichtingen en het vergoeden van kosten die door de moeder zijn gemaakt voor de bouw van een kelder. De rechtbank heeft de verdeling gelast en de partijen verplicht om hun medewerking te verlenen aan de uitvoering van de verdeling. Tevens zijn de proceskosten tussen de partijen gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/388627 / HZ ZA 21-197
Vonnis van 23 november 2022
in de zaak van

1.[eiser in conventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser in conventie sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser in conventie sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M. van Hunnik te Ede,
tegen

1.[gedaagde in conventie sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
2.
[gedaagde in conventie sub 1], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[onder bewind gestelde], wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
3.
[gedaagde in conventie sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.C.H. Bruinier te Ede,
4.
[gedaagde in conventie sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.C.H. Bruinier te Ede,
5.
[gedaagde in conventie sub 4], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[onder bewind gestelde], wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
6.
[gedaagde in conventie sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. R.C.H. Bruinier te Ede.
Eisers in conventie zullen hierna [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] worden genoemd en de verschenen gedaagden [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] . Gedaagde onder 1 zal hierna [gedaagde in conventie sub 1] worden genoemd en de onder bewind gestelde gedaagde [onder bewind gestelde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 februari 2022;
  • het deskundigenbericht (taxatierapport) van ing. [deskundige] van 7 juli 2022;
  • de conclusie na deskundigenbericht van [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] van 10 augustus 2022;
  • de antwoordconclusie na deskundigenbericht, tevens akte wijziging eis in reconventie van [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] van 7 september 2022;
  • het rolbericht van [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] van 9 september 2022 ten behoeve van de rolzitting van 21 september 2022 met het verzoek een eindvonnis te wijzen;
  • het rolbericht van [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] van 21 september 2022 met het verzoek vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Standpunt [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3]

2.1.
[eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] hebben zich uitgelaten over het deskundigenbericht.
Over de taxatie van woning [adres 1] gedeeltelijk (woning met ondergrond, zonder weiland) hebben zij geen opmerkingen. Over de taxatie van het weiland [adres 1] stellen zij dat [eiser in conventie sub 1] zich kan verenigen met de getaxeerde waarde van € 110.000,00 en dat [eiser in conventie sub 1] het weiland voor dat bedrag toebedeeld wenst te krijgen zoals gevorderd bij conclusie van 25 augustus 2021, waarna hij een toegang tot het weiland vanaf de [straatnaam 2] zal aanvragen bij de gemeente. Over de taxatie van de extra vierkante meters grond aan de [adres 2] van € 40.000,00 hebben [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] geen opmerkingen.
Over de sloopkosten stellen zij dat die bij toedeling aan [gedaagde in conventie sub 4] niet moeten worden afgetrokken van het bedrag van € 150.000,00. Daarnaast stellen [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] dat [gedaagde in conventie sub 4] de door moeder gedane investering in de woning [adres 2] van € 83.146,95 aan de nalatenschap dient te voldoen. Over de getaxeerde waardes van de weilanden [straatnaam 1] (naast [adres 2] ) en [weiland 2] (respectievelijk € 170.000,00 en € 115.000,00) hebben [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] geen opmerkingen. Zij concluderen vast te houden aan toedeling als geformuleerd in de conclusie van vermeerdering van eis van 25 augustus 2021 onder I tot en met III en VI en stellen dat de gevorderde gebruiksvergoeding toewijsbaar is. [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 3] moeten inzichtelijk maken wat de huuropbrengsten van de weilanden waren. Die opbrengsten komen aan de nalatenschap toe, aldus [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] .

3.Standpunt [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6]

3.1.
[gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] concluderen in conventie (1) [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] niet ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen respectievelijk die vorderingen af te wijzen en de proceskosten te compenseren.
3.2.
[gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] hebben vervolgens geconcludeerd tot de volgende wijziging van de eis in reconventie. Zij vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
(2) de wijze van verdeling te gelasten van de nalatenschap van moeder met inachtneming van hun standpunten en daarbij:
Ten aanzien van [adres 2]
(3) te bepalen dat woning [adres 2] aan [gedaagde in conventie sub 4] wordt toebedeeld met inachtneming van een na verrekening van sloopkosten resterende waarde van € 173.000,00 met daarbij de verplichting de overige erfgenamen te vrijwaren ten aanzien van de sloopverplichting van de voormalige agrarische opstallen;
Ten aanzien van weiland [straatnaam 1]
(4) te bepalen dat weiland [straatnaam 1] aan [gedaagde in conventie sub 4] wordt toebedeeld met inachtneming van een waarde van € 170.000,00;
(5) te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 4] gedurende een periode van twee maanden na datum van dit vonnis de gelegenheid krijgt zich uit te laten over de vraag of hij weiland [straatnaam 1] tegen de vastgestelde waarde toebedeeld wenst te krijgen;
(6) te bepalen dat wanneer de in 5 genoemde termijn wordt overschreden en geen van de
overige partijen toebedeling wenst met inachtneming van de vastgestelde waarde, weiland [straatnaam 1] dient te worden verkocht aan (een) derde(n), waarbij [makelaar] makelaars of een andere door de rechtbank aan te wijzen NVM makelaar in de omgeving [woonplaats] met ervaring met agrarisch onroerend goed dient te worden ingeschakeld;
Ten aanzien van woning [adres 1] + weiland [straatnaam 2]
(7) te bepalen dat woning [adres 1] en weiland [straatnaam 2] als één perceel ( [perceel 1] ) aan [gedaagde in conventie sub 6] wordt toebedeeld met inachtneming van een na verrekening van de sloopkosten resterende waarde van € 698.000,00 met daarbij de verplichting de overige erfgenamen te vrijwaren ten aanzien van de sloopverplichting van de voormalige opstallen;
(8) te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 6] gedurende een periode van twee maanden na dit vonnis gelegenheid krijgt zich uit te laten over de vraag of hij woning [adres 1] en weiland [straatnaam 2] dan wel uitsluitend woning [adres 1] tegen de vastgestelde waarde en onder verrekening van de geschatte sloopkosten toebedeeld wenst te krijgen;
(9) te bepalen dat wanneer de in 8 genoemde termijn wordt overschreden, woning [adres 1] en weiland [straatnaam 2] aan [gedaagde in conventie sub 3] als één geheel dan wel kadastraal gesplitst wordt toebedeeld tegen de vastgestelde waarde en – voor zover het woning [adres 1] betreft – onder verrekening van de geschatte sloopkosten;
(10) te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 3] gedurende een periode van twee maanden nadat [gedaagde in conventie sub 6] heeft afgezien van toedeling of na afloop van de in 8 genoemde termijn, de gelegenheid krijgt zich uit te laten over de vraag of hij woning [adres 1] en/of weiland [straatnaam 2] tegen de vastgestelde waarde en onder verrekening van de geschatte sloopkosten toebedeeld wens te krijgen;
(11) te bepalen dat wanneer de hiervoor in 10 genoemde termijn wordt overschreden en
geen van overige partijen toedeling wenst met inachtneming van de vastgestelde waarde, weiland [straatnaam 1] dient te worden verkocht aan (een) derde(n), waarbij [makelaar] makelaars of een andere door de rechtbank aan te wijzen NVM makelaar in de omgeving
[woonplaats] met ervaring met agrarisch onroerend goed dient te worden ingeschakeld;
Ten aanzien van weiland [weiland 2]
(12) te bepalen dat weiland [weiland 2] aan [gedaagde in conventie sub 3] wordt toebedeeld met inachtneming van een waarde voor een bedrag van € 115.000,00;
(13) te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 3] gedurende een periode van twee maanden na datum van de waardebepaling de gelegenheid krijgt zich uit te laten over de vraag of hij weiland [weiland 2] tegen de vastgestelde waarde toebedeeld wenst te krijgen;
(14) te bepalen dat wanneer de in 13 genoemde termijn wordt overschreden en geen van de
overige partijen toedeling wenst met inachtneming van de vastgestelde waarde, weiland
[weiland 2] dient te worden verkocht aan (een) derde(n), waarbij [makelaar] makelaars of een andere door de rechtbank aan te wijzen NVM makelaar in de omgeving [woonplaats] met ervaring met agrarisch onroerend goed dient te worden ingeschakeld;
Ten aanzien van het verlenen van medewerking
(15) te bepalen dat partijen gehouden zijn volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan alle voor de verdeling van de nalatenschap noodzakelijke handelingen;
(16) te bepalen dat wanneer één of meer partijen niet binnen een periode van vier weken voldoet aan het in dit vonnis bepaalde, dit vonnis in de plaats treedt van de voor het opmaken van de (leverings)akte vereiste wilsverklaring en medewerking;
(17) de proceskosten te compenseren.

4.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Zoals in het vonnis van 24 november 2021 al is overwogen stelt de rechtbank voorop dat op grond van artikel 130 lid 3 Rv een vermeerdering of wijziging van eis is uitgesloten als een partij niet in het geding is verschenen tenzij die verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan de niet verschenen partij(en) is bekend gemaakt.
[gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] hebben hun eis gewijzigd. Omdat niet is gebleken is van bekendmaking daarvan aan [gedaagde in conventie sub 1] en [onder bewind gestelde] , is wijziging van eis in beginsel niet mogelijk. De rechtbank stelt vast dat de eiswijziging onder meer inhoudt dat [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] een aantal vorderingen hebben ingetrokken. Deze wijziging, zijnde een eisvermindering, is toegestaan. Op sommige punten hebben [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] hun eis niet verminderd maar anderszins gewijzigd. De rechtbank constateert dat die wijzigingen vooral aanpassingen aan de bevindingen in het deskundigenrapport en een concretisering van bedragen (op grond van het deskundigenrapport) inhouden waarmee rekening dient te worden gehouden bij de verdeling. Omdat het feitelijk een invulling (nadere concretisering) is van de eerder geformuleerde vorderingen en niet zozeer een wijziging of vermeerdering, zal de rechtbank (ondanks het bepaalde in artikel 130 lid 3 Rv en het ontbreken van in dat artikel voorgeschreven bekendmaking aan [gedaagde in conventie sub 1] en [onder bewind gestelde] ) uitgaan van de gewijzigde vorderingen van [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] , zoals weergegeven onder 3.2 in dit vonnis.
4.2.
In het vonnis van 24 november 2021 is op de volgende geschilpunten al een beslissing genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] destijds een koopovereenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan de woning met circa 1.500 m2 grond aan de [adres 2] aan [gedaagde in conventie sub 4] dient te worden toebedeeld uitgaande van een waarde van € 150.000,00 (r.o. 4.17). Daarnaast heeft de rechtbank beslist over de wijze
waarop de saldi van de bankrekeningen moeten worden verdeeld in verhouding tot ieders gerechtigdheid daartoe (r. o. 4.20) en bepaald dat de tot de nalatenschap behorende inboedel en overige roerende zaken die zich aan de [adres 1] bevinden in onderling overleg tussen partijen dienen te worden verdeeld (r.o. 4.21). Over een door [gedaagde in conventie sub 4] verschuldigde gebruiksvergoeding voor de woning aan de [adres 2] heeft de rechtbank overwogen (in r.o. 4.24) dat gelet op de koopovereenkomst tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] sprake was van een regeling op grond waarvan [gedaagde in conventie sub 4] bevoegd was tot het uitsluitend gebruik van de woning en dat [gedaagde in conventie sub 4] vóór het aanhangig worden van deze procedure geen rekening heeft hoeven houden met een gebruiksvergoeding. Over de sloopkosten heeft de rechtbank (in 4.25) overwogen dat partijen gezamenlijk – als rechtsopvolgers van moeder – verplicht zijn tot sloop. Ter voorkoming van verdere geschillen heeft de rechtbank overwogen (in r.o. 4.26) dat het wenselijk is dat degene die een perceel met te slopen opstallen toebedeeld krijgt, de sloopverplichting op zich zal nemen voor die opstallen en de overige partijen zal vrijwaren voor eventuele aanspraken die daarmee verband houden. Voorts is overwogen dat de overige te verdelen percelen getaxeerd moeten worden en dat de kosten daarvan voor rekening van de nalatenschap komen (r.o. 4.27), evenals de kosten van de notaris in verband met de verdeling (r.o. 4.28). De rechtbank heeft vervolgens ing. [deskundige] als deskundige benoemd om – onder meer – tot de nalatenschap behorende onroerende zaken te waarderen.
4.3.
In zijn deskundigenbericht (taxatierapport) van 7 juli 2022 is ing. [deskundige] tot de volgende waarderingen gekomen:
- woning met tuin en aanhorigheden [adres 1] ( [perceel 1] gedeeltelijk): € 625.000;
- indicatie van sloopkosten agrarische opstallen bij woning [adres 1] : € 37.000,00;
- weiland [adres 1] ( [perceel 1] gedeeltelijk): € 110.000,00 (waarop geen te slopen opstallen staan);
- extra (onbebouwde) grond van circa 20 are en 95 centiare bij woning [adres 2] ( [perceel 2] gedeeltelijk): € 40.000,00;
- indicatie sloopkosten agrarische opstallen bij woning [adres 2] : € 17.000,00;
- weiland naast [adres 2] ( [perceel 3] ): € 170.000,00;
- weiland [weiland 2] ( [weiland 2] ): € 115.000,00.
4.4.
Geen van partijen heeft bij conclusie na deskundigenbericht opmerkingen en/of bezwaren geuit over de waarderingen zoals opgenomen in het deskundigenbericht. De rechtbank zal in de hierna volgende beoordeling derhalve uitgaan van die waarden. Gelet op de standpunten van partijen en het vonnis van 24 november 2021 kan als volgt worden verdeeld. Het weiland naast [adres 2] ( [perceel 3] ) wordt aan [gedaagde in conventie sub 4] toebedeeld, uitgaande van een waarde van € 170.000,00. Omdat deze toedeling overeenkomt met hetgeen [gedaagde in conventie sub 4] onder 4 heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding nog te beslissen op hetgeen hij onder 5 en 6 heeft gevorderd. Het weiland aan de [weiland 2] ( [weiland 2] ) wordt aan [gedaagde in conventie sub 3] toebedeeld, uitgaande van een waarde van € 115.000,00. Omdat deze toedeling overeenkomt met hetgeen [gedaagde in conventie sub 3] onder 12 heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding nog te beslissen op hetgeen hij onder 13 en 14 heeft gevorderd. De extra vierkante meters grond van circa 20 are en 95 centiare bij de woning [adres 2] ( [perceel 2] gedeeltelijk) worden aan [gedaagde in conventie sub 4] toebedeeld, uitgaande van een waarde van € 40.000,00. Op de hiervoor genoemde stukken grond staan volgens het deskundigenrapport geen opstallen, zodat daarvoor ook geen sloopverplichting geldt. De rechtbank overweegt als volgt over de resterende geschilpunten.
Woning [adres 1]
4.5.
[gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] vorderen toedeling van de woning met tuin en aanhorigheden aan de [adres 1] ( [perceel 1] gedeeltelijk) aan [gedaagde in conventie sub 6] , uitgaande van de resterende waarde na verrekening van de sloopkosten. De rechtbank begrijpt dat zij daarbij willen uitgaan van de taxatiewaarde (€ 625.000,00), verminderd met de sloopkosten van de aanwezige opstallen (geïndiceerd op € 37.000,00). Dat uitgangspunt is onjuist. Bij de taxatie is immers al rekening gehouden met het waardedrukkende effect dat de aanwezigheid van de te slopen opstallen heeft. Dat komt duidelijk tot uitdrukking op pagina 22 van het deskundigenbericht bij de sterkte-zwakteanalyse (“
G.3 SWOT-Analyse”) waarin staat “
Zwaktes:

Achterstallig onderhoud woning.

Sloopverplichting voormalige agrarische bebouwing.

Asbesthoudende bouwmaterialen aanwezig.”
Dit sluit bovendien aan bij de overweging in het vonnis van 2 februari 2022 in r.o. 2.4 “dat de kosten van sloop (…) niet “dubbel” geteld moeten worden” en dat de aan de deskundige gestelde vragen over de sloopkosten dat niet anders maken omdat die zijn gesteld om inzichtelijk te maken voor een partij die een perceel toebedeeld krijgt welke sloopkosten voor zijn rekening komen. Wanneer de taxatiewaarde – die al lager is als gevolg van de aanwezigheid van te slopen opstallen – verminderd zou worden met de (geïndiceerde) sloopkosten, zou tot gevolg hebben dat er twee keer rekening wordt gehouden met het waardedrukkende effect van de sloopverplichting. De rechtbank gaat bij toedeling daarom uit van de taxatiewaarde en zal bepalen dat de woning [adres 1] aan [gedaagde in conventie sub 6] wordt toebedeeld, waarbij de waarde van € 625.000,00 als uitgangspunt geldt en [gedaagde in conventie sub 6] de verplichting heeft de overige erfgenamen te vrijwaren in verband met de sloopverplichting.
Weiland [adres 1]
4.6.
Partijen zijn verdeeld over de vraag wie het weiland [adres 1] ( [perceel 1] gedeeltelijk) toebedeeld dient te krijgen. Zowel [eiser in conventie sub 1] als [gedaagde in conventie sub 6] wil dit weiland toebedeeld krijgen waarbij uitgegaan kan worden van de waarde van € 110.000,00.
[eiser in conventie sub 1] stelt belang bij dit weiland te hebben om het te kunnen gebruiken voor agrarische doeleinden. Hij heeft dat van meet af aan aangegeven en het is volgens hem geen probleem om een toegang tot het weiland te realiseren aan de [straatnaam 2] . Vrijwel alle agrarische percelen aan de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] beschikken over een akkertoegang, zodat er geen enkel bezwaar vanuit te gemeente te verwachten is, aldus [eiser in conventie sub 1] .
[gedaagde in conventie sub 6] stelt eveneens belang te hebben bij toedeling van dit weiland omdat hij er naast zal gaan wonen en hij het (samen met [gedaagde in conventie sub 3] ) nu ook al in gebruik heeft voor agrarische activiteiten. [gedaagde in conventie sub 6] betwist dat hij eerder geen interesse had in dit weiland. Het is volgens [gedaagde in conventie sub 6] nog maar de vraag of [eiser in conventie sub 1] een toegang tot het weiland zal kunnen realiseren vanaf de [straatnaam 2] en daarmee of [eiser in conventie sub 1] toegang tot het weiland zal hebben omdat [gedaagde in conventie sub 6] en [gedaagde in conventie sub 4] niet verplicht zijn om [eiser in conventie sub 1] via hun percelen toegang tot het weiland te verlenen.
4.7.
De rechtbank overweegt dat niet relevant is wie er als eerste interesse heeft getoond in het weiland. Indien meerdere deelgenoten interesse hebben in toedeling van een vermogensbestanddeel dat tot de gemeenschap behoort, beslist de rechter rekening houdende met zowel de belangen van partijen als met het algemeen belang (artikel 3:185 BW). De rechtbank dient voor de vraag aan wie het weiland [adres 1] wordt toebedeeld dus een belangenafweging te maken en die valt uit in het voordeel van [gedaagde in conventie sub 6] . Daarbij is in aanmerking genomen dat [gedaagde in conventie sub 6] naast het weiland zal gaan wonen en toegang tot het weiland zal hebben via de bestaande toegangsweg over het perceel bij de woning die aan hem wordt toebedeeld. Bovendien is onweersproken gesteld dat [gedaagde in conventie sub 6] het weiland al gebruikt (samen met [gedaagde in conventie sub 3] ). [eiser in conventie sub 1] stelt weliswaar dat hij – net als [gedaagde in conventie sub 6] – ook belang heeft bij het weiland voor de ontplooiing van agrarische activiteiten, maar niet gesteld of gebleken is waarom [eiser in conventie sub 1] juist belang heeft bij dit weiland en niet net zo goed een ander weiland zou kunnen betrekken. Dat geldt temeer nu [gedaagde in conventie sub 6] onweersproken heeft gesteld dat [eiser in conventie sub 1] niet in de buurt woont van het weiland. Daar komt bij dat nog niet vaststaat dat een toegang tot het weiland is te realiseren vanaf de [straatnaam 2] . In het deskundigenbericht staat dat het wellicht mogelijk is door aanvraag van een omgevingsvergunning. [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] stellen dat er vanuit de gemeente geen enkel bezwaar te verwachten valt maar hebben dat niet onderbouwd met bijvoorbeeld informatie (over het beleid) van de gemeente. Dat [eiser in conventie sub 1] toegang tot het weiland zal hebben is derhalve niet zeker. Het voorgaande brengt met zich dat het weiland aan de [adres 1] eveneens aan [gedaagde in conventie sub 6] wordt toebedeeld uitgaande van de waarde in het taxatierapport van € 110.000,00.
4.8.
De rechtbank zal de verdeling gelasten waarbij [adres 1] als geheel – woning met weiland – aan [gedaagde in conventie sub 6] wordt toebedeeld, uitgaande van een totale waarde van € 735.000,00. Dit bedrag is hoger dan het bedrag dat [gedaagde in conventie sub 6] in het onder 7 gevorderde noemt. Voor zover [gedaagde in conventie sub 6] het geheel niet tegen deze waarde toebedeeld kan of wenst te krijgen, zal het weiland [adres 1] aan [eiser in conventie sub 1] worden toebedeeld. [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] hebben voor het geval dat [gedaagde in conventie sub 6] niet binnen twee maanden schriftelijk verklaart het geheel toebedeeld te willen krijgen, gevorderd te bepalen dat [gedaagde in conventie sub 3] de mogelijkheid krijgt om het toebedeeld te krijgen. Daarbij hebben zij niet gesteld dat [gedaagde in conventie sub 3] een bijzonder belang heeft bij die toedeling. Omdat [gedaagde in conventie sub 3] het weiland aan de [weiland 2] wordt toebedeeld en aan [eiser in conventie sub 1] verder geen onroerende zaak wordt toebedeeld, acht de rechtbank bovengenoemde beslissing redelijk.
Woning [adres 2] met strook grond en kelder
4.9.
Over de woning [adres 2] is in het vonnis van 24 november 2021 al beslist dat bij toedeling/levering aan [gedaagde in conventie sub 4] uitgegaan dient te worden van de koopsom van € 150.000,00 die hij destijds met moeder is overeengekomen. [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] stellen dat die waarde niet moet worden verminderd met de (geïndiceerde) sloopkosten van € 17.000,00 omdat destijds bij de bepaling van de koopsom al rekening is gehouden met de sloopverplichting die op het perceel rust, zo blijkt uit het taxatierapport van de heer [naam 1] . [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] stellen zich op het standpunt dat de sloopkosten in mindering moeten worden gebracht op het bedrag van € 150.000,00. Zij stellen daarbij dat één van de achterliggende redenen om de koopovereenkomst destijds aan te gaan was gelegen in het feit dat [gedaagde in conventie sub 4] op die manier zijn mantelzorgwerkzaamheden kon voortzetten. De rechtbank ziet niet in dat en hoe de mantelzorg door [gedaagde in conventie sub 4] van invloed is geweest bij de bepaling van de hoogte van de koopsom. Uit het taxatierapport van [naam 1] van 2 maart 2010 blijkt ook niet dat rekening is gehouden met eventuele invloed van mantelzorg op de waarde. Wél blijkt uit dat taxatierapport dat rekening is gehouden met te slopen agrarische opstallen en dat de bestemmingsplankaart, de doeleindenomschrijving bestemmingsplan en het voorontwerp bestemmingsplan Agrarisch Buitengebied Gemeente [woonplaats] (deels) en de correspondentie van met de gemeente [woonplaats] als bijlage is opgenomen en dus bekend was bij [naam 1] en daarmee rekening is gehouden bij de taxatie. Omdat met het waardedrukkende effect van de te slopen agrarische opstallen rekening is gehouden toen de woning op € 150.000,00 werd getaxeerd moeten de sloopkosten niet nog eens in mindering worden gebracht op die waarde.
4.10.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of [gedaagde in conventie sub 4] investeringen door moeder in de kelder van de woning aan de [adres 2] aan de nalatenschap moet voldoen. Partijen zijn in het vonnis van 24 november 2021 (r.o. 4.17) verzocht zich hier nader over uit te laten. [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] stellen dat [gedaagde in conventie sub 4] die kosten, volgens hun € 83.146,95, aan de nalatenschap moet voldoen omdat hij erdoor is bevoordeeld en die kosten niet zijn meegenomen in de taxatiewaarde van € 150.000,00 die slechts betrekking had op bouwgrond en de tuin. De woning – met kelder – is immers pas gebouwd na de taxatie.
[gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] stellen dat, voor zover moeder kosten van de bouw heeft betaald, dat uitsluitend de kosten van de kelder waren en dat die € 38.139,50 bedroegen.
De rechtbank volgt [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] in hun standpunt dat de taxatiewaarde van € 150.000,00 uitsluitend betrekking heeft gehad op de bouwgrond en tuin en niet op de woning die vervolgens is gebouwd. Ter zitting heeft [gedaagde in conventie sub 4] gesteld dat hij destijds onvoldoende geld had om de woning van een kelder te voorzien en dat moeder de kelder heeft betaald. Bij toedeling van de woning aan [gedaagde in conventie sub 4] is het dan ook redelijk rekening te houden met een vordering van de nalatenschap op [gedaagde in conventie sub 4] in verband met de door moeder betaalde kosten van de kelder. Die kosten zullen daarom bij toedeling van de woning aan [gedaagde in conventie sub 4] worden opgeteld bij de bij toedeling te hanteren waarde van de woning.
Partijen zijn voorts verdeeld over de hoogte van de kosten. [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] stellen dat sprake is van een bedrag van € 83.146,95 aan kosten voor bouw van de kelder en aanvullende kosten. [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] stellen dat de kelder € 38.139,50 heeft gekost. Zij onderbouwen dit bedrag met een als productie 14 van [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] bij hun conclusie van antwoord in reconventie overgelegde lijst van bouwkosten waaruit blijkt van twee facturen van [naam 2] kelder. [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] hebben het bedrag van € 83.146,95 onderbouwd met een brief van hun advocaat aan [gedaagde in conventie sub 4] van 16 juli 2018 (productie 15 van [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] bij akte uitlating na tussenvonnis) waarin hij stelt dat dit bedrag door moeder aan bouwkosten is voldaan. Omdat een verdere onderbouwing bij die brief ontbreekt en dit bedrag kennelijk niet uitsluitend betrekking heeft op kosten van de kelder, zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van het bedrag van € 38.139,50.
4.11.
Het voorgaande brengt met zich dat de woning [adres 2] met tuin en strook grond aan [gedaagde in conventie sub 4] zal worden toebedeeld, uitgaande van een waarde van € 150.000,00, vermeerderd met € 38.139,50 voor kosten kelder en € 40.000,00 voor de strook grond. In totaal wordt voor toedeling van [adres 2] als geheel – woning met gehele tuin – aldus uitgegaan van een waarde van € 228.139,50.
Gebruiksvergoeding
4.12.
[eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] hebben zich in hun akte uitlating na tussenvonnis van 8 december 2021 op het standpunt gesteld dat de rechtbank in rechte dient terug te komen op de beslissing in het vonnis van 24 november 2021 over een door [gedaagde in conventie sub 4] te betalen gebruiksvergoeding voor de woning [adres 2] . Zij stellen dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat nooit aanspraak is gemaakt op een gebruiksvergoeding door [gedaagde in conventie sub 4] . [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] wijzen op de brieven van 17 januari 2017 en 16 juli 2018 die zij als producties 14 en 15 bij hun akte van 8 december 2021 overleggen.
[gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] stellen primair dat er geen plaats meer is voor een heroverweging op dit punt omdat de rechtbank daarover al een bindende eindbeslissing heeft genomen. Subsidiair stellen [gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] dat de gevorderde gebruiksvergoeding moet worden afgewezen. Zij stellen onder meer dat ook andere partijen ( [gedaagde in conventie sub 1] , [gedaagde in conventie sub 6] en [eiser in conventie sub 1] zelf) gebruik hebben gemaakt van tot de nalatenschap behorende grond en dat het niet consequent is dat van die partijen geen gebruiksvergoeding wordt gevorderd. Bovendien is het onredelijk is om na al die jaren nog aanspraak te maken op zo’n vergoeding terwijl [gedaagde in conventie sub 4] sinds het overlijden van moeder alle eigenaarslasten voor zijn rekening heeft genomen.
De rechtbank ziet geen reden om terug te komen op de beslissing in het vonnis van 24 november 2021 dat [gedaagde in conventie sub 4] geen gebruiksvergoeding verschuldigd is. [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] hadden die stukken eerder kunnen en moeten overleggen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zelfs indien die stukken eerder waren overgelegd, op grond van de koopovereenkomst tussen moeder en [gedaagde in conventie sub 4] geoordeeld kan worden dat er een regeling was op grond waarvan [gedaagde in conventie sub 4] bevoegd was tot uitsluitend gebruik van de woning en geen gebruiksvergoeding verschuldigd is.
4.13.
Ten slotte hebben [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] zich op het standpunt gesteld dat het op de weg van [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 3] ligt om inzichtelijk te maken wat de huuropbrengsten van de weilanden zijn geweest. Zij stellen dat de weilanden worden gehuurd door [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 3] maar dat niet duidelijk is wat aan huur in de boedel is gekomen.
[gedaagde in conventie sub 3] , [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 6] voeren ten verwere aan dat [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] geen gewijzigde vordering hebben ingesteld, zodat er geen grondslag is voor vaststelling van de huuropbrengsten die ten goede komen van de nalatenschap. Zij stellen voorts dat alle (netto) opbrengsten uiteindelijk deel uitmaken van de verdeling van de nalatenschap van moeder.
4.14.
De rechtbank stelt vast dat [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] geen vordering hebben ingesteld tot vaststelling van de huuropbrengsten van de nalatenschap en/of tot inzage door [gedaagde in conventie sub 4] en [gedaagde in conventie sub 3] in de huuropbrengsten. Niet (onderbouwd) gesteld of gebleken is van een vordering van de nalatenschap op [gedaagde in conventie sub 4] en/of [gedaagde in conventie sub 3] op grond van huur. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verschuldigde huur is voldaan en als zodanig deel uitmaakt van het tot de nalatenschap te verdelen vermogen. Hieruit vloeit voort dat het op dit punt door [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] gestelde niet tot een afzonderlijke beslissing hoeft te leiden.
4.15.
De rechtbank zal de wijze van verdeling gelasten met inachtneming van het voorgaande. Daarbij zullen de erfdelen van partijen die door toedeling van zaken worden overbedeeld worden verrekend met de vordering uit overbedeling. Omdat de beslissingen grotendeels declaratoir zijn en de verdeling op sommige punten nog onzeker is omdat partijen in onderling overleg mogelijk tot een andere verdeling komen, zal dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.16.
Gelet op de familierechtelijke relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
gelast de wijze van verdeling van de tot de nalatenschap van [erflaatster] behorende onroerende zaken als volgt:
Woning [adres 2] met ondergrond, tuin en de extra grond van circa 20 are en 95 centiare ( [perceel 2] ) wordt toebedeeld aan [gedaagde in conventie sub 4] , uitgaande van een totale waarde van € 228.139,50 en de verplichting voor [gedaagde in conventie sub 4] om de overige partijen te vrijwaren ten aanzien van de sloopverplichting die geldt voor de op dit perceel aanwezige agrarische opstallen;
Weiland nabij [adres 2] ( [perceel 3] ) wordt toebedeeld aan [gedaagde in conventie sub 4] , uitgaande van een waarde van € 170.000,00;
a. bepaalt dat de Woning [adres 1] met ondergrond, tuin en het weiland [weiland 1] ( [perceel 1] ) wordt toebedeeld aan [gedaagde in conventie sub 6] , uitgaande van een totale waarde van € 735.000,00 en de verplichting voor [gedaagde in conventie sub 6] om de overige partijen te vrijwaren ten aanzien van de sloopverplichting die geldt voor de op dit perceel aanwezige agrarische opstallen, tenzij [gedaagde in conventie sub 6] binnen twee maanden na betekening van dit vonnis schriftelijk aan de overige partijen verklaart dat hij de woning [adres 1] niet met weiland erbij toebedeeld wil of kan krijgen onder voornoemde voorwaarden;
b. bepaalt dat indien en voor zover [gedaagde in conventie sub 6] binnen twee maanden na betekening van dit vonnis schriftelijk aan [eiser in conventie sub 1] , [eiser in conventie sub 2] en [eiser in conventie sub 3] heeft verklaard dat hij de woning [adres 1] niet met weiland toebedeeld kan en wil krijgen onder voornoemde voorwaarden, het weiland [weiland 1] aan [eiser in conventie sub 1] wordt toebedeeld uitgaande van een waarde van € 110.000,00 en de woning [adres 1] aan [gedaagde in conventie sub 6] tegen de waarde van € 625.000,00;
4. Weiland [weiland 2] (perceel [weiland 2] ) wordt aan [gedaagde in conventie sub 3] toebedeeld, uitgaande van een waarde van € 115.000,00;
5.2.
beveelt partijen om per partij te berekenen voor welk bedrag hij is overbedeeld als gevolg van de in 5.1 gelaste verdeling aan de hand van de daar genoemde waarden en die bedragen te verrekenen met het erfdeel van partijen;
5.3.
beveelt partijen hun volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering van de in de verdeling betrokken zaken, en de eventueel in verband daarmee noodzakelijke kadastrale splitsing van perceel [perceel 1] ;
5.4.
bepaalt dat wanneer één of meer partijen niet aan het bepaalde in deze uitspraak voldoet of voldoen, deze uitspraak in de plaats treedt van de voor levering vereiste wilsverklaring en medewerking;
5.5.
bepaalt dat de hypotheekschuld van [gedaagde in conventie sub 6] ten bedrage van € 165.000,00 voor zover mogelijk wordt verrekend met zijn erfdeel;
5.6.
bepaalt dat de tot de nalatenschap behorende inboedel in onderling overleg wordt verdeeld, waarbij de kosten van afvoer van de onverdeelde inboedel en overige zaken die zich bij de woning [adres 1] bevinden, ten laste van de nalatenschap komen;
5.7.
bepaalt dat de kosten van verdeling, waaronder de kosten van de deskundige, eventuele kosten van kadastrale splitsing en de kosten van de notaris in verband met het opstellen van een akte van verdeling, voor rekening van de nalatenschap komen;
5.8.
bepaalt dat partijen na voldoening van alle schulden van de nalatenschap en verdeling van alle overige vermogensbestanddelen van de nalatenschap de tot de nalatenschap behorende saldi op de bankrekeningen verdelen conform ieders gerechtigdheid daartoe met inachtneming van de in dit vonnis en in het tussenvonnis verwoorde uitgangspunten en vaststelling van de over/onderbedeling van iedere respectievelijke deelgenoot, waarna partijen dienen mee te werken aan opheffing van de rekeningen;
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022.
JO/MS