Uitspraak
1.De inhoud van de vordering
2.De procedure
630 +
300 +
50 +
250 +
€ 1.084 -
4.De toegepaste wettelijke bepalingen
5.De beslissing
€ 14.887;
€ 13.398;
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij mensenhandel en seksuele uitbuiting. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de officier is geschat op € 138.818,20. Dit bedrag is gebaseerd op een rapport van 26 oktober 2020 en een proces-verbaal van aanvraag SFO van 1 april 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde en zijn medeveroordeelde gezamenlijk voordeel hebben verkregen uit de prostitutiewerkzaamheden van verschillende slachtoffers over een periode van ruim vier jaar.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en vastgesteld dat de veroordeelde en zijn medeveroordeelde geen inzicht hebben gegeven in de inkomsten die zij uit de prostitutie hebben gegenereerd. De rechtbank heeft daarom de verdiensten uit prostitutie van de slachtoffers [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] berekend op basis van klantgesprekken die door de politie zijn opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelden gezamenlijk een bedrag van € 15.971 hebben verkregen uit de prostitutieverdiensten van beide vrouwen, na aftrek van kosten.
De rechtbank heeft de betalingsverplichting van de veroordeelde vastgesteld op 90% van het wederrechtelijk verkregen voordeel, wat neerkomt op een bedrag van € 13.398. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 101 dagen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.